Samenvatting literatuur Globalisering:
Economische en sociale geschiedenis
H1: Globalisering en de moeite om globalisering te
kunnen analyseren.
Globalisering komt steeds meer op in de wereld. Zowel links als rechts zijn er tegen.
Links: Het dient niet in de belangen van de overgrote meerderheid
Rechts: Het zorgt ervoor dat de nationale identiteit niet behouden wordt en zorgt ervoor dat
terrosime er blijft.
Het wordt op dit moment bestrijdt met een nieuw nationalistisch en radicaal geluid
Wat is globalisering?
Globalisering is simpelweg de intensivering van de contacten tussen verschillende delen van de
wereld en het creëren van netwerken die, in combinatie met meer lokale factoren, het menselijk
leven steeds meer vormgeven. Het proces is een combinatie van economische, technologische,
sociaal-culturele en politieke krachten, hoewel globalisering terminologie vaak wordt gebruikt
om zich voornamelijk te concentreren op economie: De integratie van nationale economieën in
een internationale economie door middel van handel, directe buitenlandse investeringen,
kapitaalstromen, migratie en de verspreiding van technologie.
De term globalisering is eigenlijk best nieuw (1960) en is bedacht door economen en
wetenschappers. Het brengt gevolgen met zich mee die we nog niet eerder in de mensheid
gezien hadden. Globalisering heeft altijd een definitie gehad die weinig te maken had met het
verleden. Daarom kunnen we nu de vraag stellen: Hoe nieuw is globalisering in vergelijking met
vroegere patronen van contact tussen samenlevingen in verschillende regio's van de wereld?
Iedereen kan zeggen dat globalisering nu anders is dan vroeg, want nu is er internet, maar
mensen hun beweringen moeten afhangen van een analyse van globalisering nu tegenover dat
van vroeger stelt dit boek.
Onderzoeken globalisering:
Een manier om de oorsprong van globalisering te bepalen is in feite het punt waarop de
Mensheid wilde zo graag wereldwijde uitwisseling, dat verdere uitbreiding van daadwerkelijke
contacten vrijwel zeker was.
Het doel om geschiedenis te gebruiken bij globalisering:
Door de geschiedenis weten we wanneer de eerste patronen voorkwamen. We kunnen dus aan
de hand van de geschiedenis vaststellen wat werkelijk nieuw is aan ontwikkelingen of wat juist
een versnelling is van ervaringen van dingen die mensen al deden. Je kan dus meten of iets
heel onverwachts was, of juist heel verwacht is.
,Groepen historici hebben discussie met elkaar:
De een zegt dat de globalisering best snel gegaan is (new global history) en dat het een grote
verandering was, terwijl de ander zegt dat globalisering al lang bezig is (world historians).
Dit boek:
Dit boek gaat in op de vraag of globalisatie echt een grote verandering is geweest voor de
mensheid, al wel niet de grootste verandering. Dit doet het door te kijken naar het verleden en
de verschillende fases van het verleden te koppelen aan het heden. Kunnen we dan misschien
daarna kijken naar de winnaars en verliezers van globalisering? En wat zijn de voor en
nadelen? Globalisering is het gevolg van dingen die vroeger zijn gedaan, zonder dat de mensen
van vroeger weten wat ze nu bereikt hebben.
Vroegere globalisering
De jagers en verzamelaars hebben de basis gelegd voor de multiculturele samenleving en
migratie, omdat ze de hele wereld zijn over getrokken. De homo sapiens in afrika waren
ongeveer overal, behalve op eilanden als hawai en nieuw zeeland. Ook de bermuda driehoek
was nog niet ontdekt. Dit zorgde ervoor dat overal verschillende stammen met eigen gebruiken
waren. Hoe meer onttrokken van andere stammen je zat hoe meer eigen je stam was. Ook was
het probleem dat mensen alleen hun voeten hadden om te verplaatsen, wat connecties lastiger
maakt. Ook had iedereen een eigen taal en cultuur wat communiceren lastig maakte. De
agrarische cultuur stimuleerde ook totaal niet de globalisering, omdat ze op 1 plek gingen
wonen en ze hier hun huis bouwden en dit van generatie op generatie doorgegeven. Er is geen
reden om weg te gaan uit je dorp of stad, dus wordt connecties maken lastig.
Het gebeurde wel dat er contact was. Bijvoorbeeld voor tin en koper, daarvoor moest je wel
handelen. Ook toen ze erachter kwamen dat er specerijen elders te koop waren, vonden
mensen het waard om te gaan handelen met elkaar en dus was er globalisering. Ook konden ze
kennis met elkaar delen over voedsel en het domesticeren van dieren. Dit was ten voordele van
de lokale bevolking. Er werd dus kennis toegevoegd aan de bevolking met een goede invloed
op de bevolking. Er waren ook mensen die er voor hun lol op uit gingen, maar dit waren er
weinig, omdat het idee bestond dat er naast hun dorp allemaal beesten en wezens leefden.
Lokale omstandigheden als: te weinig eten, te grote groep mensen en militaire ambities konden
er wel voor zorgen dat groepen connecties gingen maken, dus deden ze aan globalisering.
Contacten kunnen wel helpen aan het ontwikkelen van de wereld, maar omdat mensen er geen
belang bij hebben gaan ze het ook niet doen. De ontwikkeling gaat daarom traag. Het lokalisme
overheerst hele lange tijd.
,H2: Opkomende patronen van contacten, 1200 - 1000:
Een voorbereidende fase
Historici vinden veel bewijs dat dingen waarvan wij denken dat ze net nieuw zijn, eigenlijk al een
stuk eerder voorkwamen. Dit komt doordat ze een andere visie krijgen op het verleden en
anders denken over grote veranderingen. Het is wel te makkelijk om te zeggen dat als er 1 keer
gehandeld is in het verleden, er sprake is van globalisering, daarvoor is echt onderling contact
nodig, ook buiten de handel. Er is dus een probleem: Er waren tot aan 1000 CE wel
handelscontacten, maar als we dat globalisering gaan noemen verliest deze term al zijn
waarde. Je kan dus zeggen dat als we kijken naar de geschiedenis, we zeggen dat we
aanvullende innovaties nodig hebben naast alleen het handelen om iets globalisering te
noemen. Onderzoekers hebben onderzoek gedaan naar het handelen van vroeger en
ontdekten de silk road, een zijderoute. Deze hebben samen met andere routes de basis gelegd
voor de connecties later. De grote uitdaging voor 1000 CE was voor kleine stammen om
connecties te krijgen binnen grote rijken. Hadden ze dit eenmaal voor elkaar, dan stopten ze
met connecties maken. Er kan dus gesteld worden dat vanaf 1000 CE globalisering
onvermijdelijk was geworden.
Migratie is de eerste manier om elkaar te ontmoeten, maar zelfs dit leidde niet tot uitwisseling
van kennis, technologie en handel. Dit komt doordat migranten vaak niet terugkeren naar hun
thuisland en zo op die manier de cultuur doorgeven, maar er dus geen blijvend contact ontstaat
tussen bepaalde stammen, het is eenmalig.
Handel over verdere afstand, zoals de zeeschelpen uit de Indische Oceaan die naar Syrië ging
in 5000 BCE, zorgen wel voor contact. Het is vaak alleen wel lokaal contact, omdat:
- De schelpen gingen van kleine plaats naar kleine plaats, dus de Syriërs en de Indische
Oceaan hadden geen contact met elkaar. Dit geldt voor meer lange afstandswandelen
- Het is niet duidelijk of het meerdere keren contact was of 1x voor bijvoorbeeld een gift.
- Ook is het niet duidelijk of 1 persoon de schelpen doorgeeft of een hele groep het
doorgeeft, dus de mate van contact is niet duidelijk.
Handel over een kortere afstand van 100 of 200 mijl ontwikkelde zich in oost en centraal Europa
voor vuurstenen. De meest gedurfde vroege handel was in Zuidoost Azië, waar ze boten
ontwikkelden (primitieve scheepvaart) waarmee ze de Indische Oceaan bereikten. Ook in
Perzië was er deze primitieve scheepvaart met als doel India te bereiken. Cruciale
ontwikkelingen in het ontstaan van handelsroutes is het domesticeren van dieren, waardoor je
dus met een ezel of een kameel kan reizen. Handel kreeg ook een literair thema, zo was er het
gilgamesj, dat een reis thema bevat. Een heerser reist op zoek naar hout en beleeft onderweg
heel veel avonturen. Dit verhaal verspreidde zich door middel van de handel. Ook de riga veda,
een verhaal over piraten die een indiaas schip aanvallen, waarbij de indiaanse heersers
schepen sturen om wraak te nemen is zo’n verhaal. Dit soort verhalen stimuleerden ook andere
avonturiers om dit soort dingen te doen.
, De handel ging vaak met buurlanden en omdat er heel veel tussenwegen waren, wist de
eindbestemming vaak niet waar de goederen vandaan kwamen. Ook konden de
tussenpersonen lulverhalen vertellen, omdat je toch niet weet of dingen waar zijn of juist niet. Je
kan het toch niet checken. Dit zorgde ervoor dat effectief contact en kennis slecht waren. Er
waren veel misidentificaties.
Weinig steden deden in het algemeen maar aan handel, omdat ze vonden dat de handelaar
commercieel gericht was en omdat ze niet leken op de veelgeprezen functionarissen uit hun
dorp. Ze wilden ook niet te afhankelijk worden van connecties van buiten hun eigen stam. Dit
speelt nog steeds een rol: aan de ene kant willen landen zelfvoorzienend zijn en aan de andere
kant willen ze graag meer connecties. Zonder al te veel ruzie tussen de lokale identiteiten van
de groepen. Het gevolg van het feit dat weinig steden aan handel wilden doen is dat
veelbelovende projecten heel weinig resultaat hadden.
Aan de andere kant begon de handel een vraag te creëren naar meer handel. Verschillende
groepen kregen goederen die niet lokaal worden geproduceerd en wilden daar meer van en zo
moesten ze dus wel handelen. Ook andere nieuwigheden, zoals apen en olifanten die van
Afrika naar Mesopotamië werden ingevoerd trokken de aandacht. De overheid speelde toen al
een belangrijke rol. Ze zorgden ervoor dat er meer handel was en dat de etnische cultuur werd
gewaarborgd. Hun uiteindelijke doel was wel om daar ook weer belasting op te heffen. Ook de
handelaren wilden graag handelen, omdat ze daardoor zelf winst konden maken. De overheid
werkte hard om handelsroutes te verbeteren en uit te breiden, zelfs als het moest gaan ze
oorlog voeren. Deze motieven legden de basis voor het handelen van later.
De opkomst van grote klassieke rijken zorgde voor problemen. Dit zorgde ervoor dat
beschavingen zich uitstrekten over een enorm gebied, met heel veel verschillende talen en
culturen. Ze probeerden 1 rijk te creëren door 1 taal in te voeren (mandarijn) en door handel te
bevorderen door middel van het bouwen van kanalen. Deze grote rijken streefden naar
efficiëntie en welvaart. De inspanningen die ze deden waren eeuwenlang heel succesvol. Dit
kostte wel heel veel kracht en inspanning, waardoor het leggen van connecties met andere
landen totaal niet aan de orde was. Ze zagen, omdat ze zelf zo goed waren, de rest als
barbaren. Aan de andere kant bevorderen deze rijken wel de interregionale agenda, al kreeg
deze nooit prioriteit 1. De nieuwe rijken betrokken namelijk landen die vroeger geen onderdeel
waren van uitwisselingspatronenen. Zo ging het Romeinse rijk Noord-Afrikaanse landen
betrekken bij de handel met Zuid en centraal Europa.
Elke beschaving was nog steeds regionaal en contacten waren ook nog vooral regionaal, maar
al wel op een iets grotere schaal dan voorheen, wat dus kwam door die klassieke rijken.
Daarom worden deze rijken gezien als de voorlopers van globalisering. Dit idee kwam mede
doordat er ook toerisme was binnen de rijken. Zo gingen er mensen voor hun lol naar Egypte
om beroemde dingen te bekijken. Dit zegt iets over de globalisering in die tijd.