Quinten van der Riet – Amstel Academie – anesthesiemedewerker
Samenvatting module Environment en emergency binnen de anesthesie
Samenvatting module E
Inhoud
Fysiologie: Pijn....................................................................................................................................... 2
Fysiologie: Ventilatie/ Perfusie................................................................................................................ 5
Pathologie: Zwangere............................................................................................................................. 8
Farmacologie: Analgetica (herhaling uit module 2)...............................................................................13
AZT: ECG Herkennen elevaties, depressies op ritmestrook.................................................................15
AZT: Dubbellumen tube........................................................................................................................ 17
Anesthesiologie: Morbide obesitas....................................................................................................... 19
Anesthesiologie: Buiten het OK-complex..............................................................................................21
Anesthesiologie: Laparoscopieën......................................................................................................... 23
Anesthesiologie: Laparotomieën.......................................................................................................... 25
Anesthesiologie: Bij basis vaatchirurgie................................................................................................ 27
Anesthesiologie: Bij de geriatrische patiënt.......................................................................................... 29
Anesthesiologie: Pijn en pijnbestrijding................................................................................................. 31
Anesthesiologie: Bij oncologie.............................................................................................................. 34
Anesthesiologie: Bij kinderen................................................................................................................ 36
Anesthesiologie: Bij zwangere.............................................................................................................. 47
Anesthesiologie: Bij Sectio Caesarea................................................................................................... 53
Anesthesiologie: Longchirurgie basis................................................................................................... 56
Anesthesiologie: Bij traumatologie basis.............................................................................................. 59
Anesthesiologie: Bij brandwonden........................................................................................................ 61
Kinder ALS theorie................................................................................................................................ 63
Geriatrie................................................................................................................................................ 67
Chirurgie: Vaatchirurgie basis............................................................................................................... 69
Chirurgie: Gynaecologie en obstetrie.................................................................................................... 71
Chirurgie: Longchirurgie VATS............................................................................................................. 75
Chirurgie: Kinderchirurgie..................................................................................................................... 77
Pagina 1 van 79
, Quinten van der Riet – Amstel Academie – anesthesiemedewerker
Samenvatting module Environment en emergency binnen de anesthesie
Fysiologie: Pijn
Definitie van pijn
Pijn is een onplezierige, gevoelsmatige en emotionele beleving die wordt veroorzaakt door
daadwerkelijke of dreigende beschadiging van weefsel, ergens in het lichaam is een verwonding of
dreigt er een te ontstaan. Soms ontstaat pijn echter ook zonder aanwijsbare lichamelijke oorzaak.
Hoe ontstaat een pijnprikkel
1. Ontstaan van een pijnprikkel
Een pijnprikkel ontstaat wanneer nociceptoren worden geactiveerd. Nociceptoren zijn
gespecialiseerde sensorische zenuwuiteinden die reageren op schadelijke prikkels zoals hitte,
chemische stoffen, druk, en mechanische schade. Ze bevinden zich in verschillende weefsels,
waaronder de huid, spieren, gewrichten, en interne organen. Wanneer er weefselschade optreedt,
zoals bij een snee of verbranding, worden de nociceptoren geactiveerd door bepaalde chemische
stoffen die vrijkomen uit de beschadigde cellen, zoals prostaglandinen, histamine, en bradykinine.
2. Transductie van de pijnprikkel
De geactiveerde nociceptoren zetten de schadelijke prikkel om in een elektrisch signaal via een
proces dat transductie wordt genoemd. Dit elektrische signaal wordt gevormd door de instroom van
ionen (zoals natrium en calcium) in de nociceptor, waardoor een actiepotentiaal ontstaat. Dit
actiepotentiaal is het elektrische signaal dat de pijninformatie door de zenuwcel verder zal
transporteren.
3. Overdracht van de pijnprikkel (Transmissie)
De pijnsignalen worden vervolgens via de afferente zenuwvezels (sensorische zenuwvezels) naar
het ruggenmerg geleid. Er zijn twee typen zenuwvezels die hierbij een rol spelen:
A-delta vezels: Dit zijn relatief dikke, gemyeliniseerde vezels die snel geleiden. Ze zijn
verantwoordelijk voor de overdracht van snelle, scherpe en goed gelokaliseerde pijn (zoals bij
een snijwond).
C-vezels: Dit zijn dunne, niet-gemyeliniseerde vezels die langzaam geleiden. Ze dragen bij
aan de trage, doffe en meer diffuse pijnsensatie (zoals een brandende of zeurende pijn).
Deze zenuwvezels sturen het actiepotentiaal naar de achterhoorn van het ruggenmerg, waar de
vezels synapsen vormen met zogenoemde tweede-orde neuronen.
4. Synaptische transmissie in het ruggenmerg
In het ruggenmerg vindt er een synaptische overdracht plaats tussen de eerste-orde neuronen (de
zenuwen die vanuit de nociceptoren komen) en tweede-orde neuronen. Hier spelen verschillende
neurotransmitters zoals glutamaat en substantie P een belangrijke rol in het doorgeven van het
pijnsignaal. Deze neurotransmitters activeren receptoren op de tweede-orde neuronen, waardoor het
signaal verder kan worden geleid naar hogere delen van het zenuwstelsel.
5. Ascenderende banen naar de hersenen
De tweede-orde neuronen in het ruggenmerg sturen hun uitlopers naar de hersenen via verschillende
opstijgende banen, waaronder de spinothalamische baan en de spinoreticulaire baan:
Spinothalamische baan: Deze baan is het belangrijkste pad voor de overdracht van pijn- en
temperatuurprikkels naar de hersenen. De pijnsignalen reizen via de spinothalamische baan
naar de thalamus, een centraal schakelstation in de hersenen. Van daaruit worden de
signalen doorgestuurd naar de somatosensorische cortex, waar de locatie en intensiteit van
de pijn worden waargenomen.
Spinoreticulaire baan: Deze baan loopt naar de formatio reticularis in de hersenstam en is
betrokken bij de emotionele en waarschuwingsaspecten van pijn. De reticulaire formatie helpt
bij de algemene waakzaamheid en arousal die bij een pijnprikkel hoort.
Pagina 2 van 79
, Quinten van der Riet – Amstel Academie – anesthesiemedewerker
Samenvatting module Environment en emergency binnen de anesthesie
6. Perceptie en interpretatie in de hersenen
Zodra de pijnsignalen de thalamus bereiken, worden ze doorgegeven aan verschillende
hersengebieden:
Somatosensorische cortex: Hier vindt de precieze lokalisatie van de pijn plaats, evenals de
beoordeling van de intensiteit.
Limbisch systeem: Dit gebied omvat onder andere de amygdala en de hippocampus en is
verantwoordelijk voor de emotionele en gedragsmatige reactie op pijn.
Prefrontale cortex: Dit gebied is betrokken bij de cognitieve verwerking van pijn, zoals het
interpreteren van de betekenis van de pijnprikkel en het plannen van reacties hierop.
7. Pijnmodulatie en het poortcontrolemechanisme
Het lichaam kan pijnprikkels moduleren via het poortcontroletheorie (gate control theory). Dit
mechanisme vindt vooral plaats in het ruggenmerg en bepaalt hoeveel pijnsignalen er daadwerkelijk
naar de hersenen worden doorgestuurd. Dit mechanisme kan versterkt of verzwakt worden door
andere prikkels en door psychologische factoren zoals emoties en aandacht. Bijvoorbeeld:
Afleidende prikkels, zoals wrijven over de pijnlijke plek, kunnen ervoor zorgen dat de
pijnprikkel minder intens wordt door de 'poort' gedeeltelijk te sluiten.
Endorfines, natuurlijke pijnstillers van het lichaam, kunnen de intensiteit van de pijn verlagen
door in te werken op pijnreceptoren en de pijnoverdracht te verminderen.
De weg van een pijnprikkel
1. Weefselschade
2. Prikkeling nociceptoren
3. Aanvoerende C-vezels
4. Aanvoerende A-vezels
5. Achterhoorn van het ruggenmerg
6. Spinothalamische baan
7. Spinoreticulaire baan
8. Formatio reticularis
9. Thalamus
10. Somatosensorische cortex
11. Limbisch systeem
12. Prefrontale cortex
Fysiologische factoren die invloed hebben op de pijngewaarwording
Pijngewaarwording kan door verschillende fysiologische factoren worden beïnvloed:
Intensiteit van de prikkel: sterkere prikkels leiden vaak tot een intensere pijnervaring.
Pijnmodulatie in het ruggenmerg: het ruggenmerg kan via ‘poortcontrole’-mechanismen
sommige pijnsignalen versterken of verzwakken.
Endorfines en neurotransmitters: stoffen zoals endorfines, dopamine en serotonine kunnen
pijn verlichten door hun pijnstillende werking.
Aanpassingsmechanismen: door langdurige pijn kunnen zenuwbanen gevoeliger worden,
wat leidt tot verhoogde pijnperceptie.
De functie van pijn
Pijn heeft een beschermende functie. Het waarschuwt het lichaam voor potentieel schadelijke situaties
en stimuleert vermijdingsgedrag. Bij acute pijn zorgt de pijn ervoor dat men beschermende
maatregelen neemt, zoals rust nemen bij een verwonding. Chronische pijn kan echter ook een
pathologische vorm aannemen en kan functioneren als een ziekte op zich.
Onderdelen van pijn en de bijbehorende behandelingen
Acute pijn
Definitie: Acute pijn is meestal van korte duur en ontstaat door een directe beschadiging, zoals een
snee of kneuzing. De pijn verdwijnt zodra de onderliggende oorzaak is verholpen. Behandelingen:
Medicatie zoals NSAID’s en paracetamol.
Lokale anesthesie bij medische ingrepen.
Soms opioïden bij hevige, kortdurende pijn.
Pagina 3 van 79
, Quinten van der Riet – Amstel Academie – anesthesiemedewerker
Samenvatting module Environment en emergency binnen de anesthesie
Chronische pijn
Definitie: Pijn die langer dan drie tot zes maanden aanhoudt, ook na genezing van de oorspronkelijke
beschadiging. Behandelingen:
Multidisciplinaire benadering met fysiotherapie, psychologische ondersteuning en
pijneducatie.
Medicijnen, zoals antidepressiva en anticonvulsiva bij neuropathische chronische pijn.
Neuromodulatie technieken, zoals TENS (Transcutane Elektrische Neurostimulatie).
Maligne pijn
Definitie: Pijn geassocieerd met kanker, veroorzaakt door tumorprogressie of behandeling zoals
chemotherapie. Behandelingen:
Opioïden (morfine, fentanyl) voor sterke pijnverlichting.
Pijnpomp of ruggenmerg stimulatie in ernstige gevallen.
Radiotherapie voor het verminderen van tumorgroei die pijn veroorzaakt.
Benigne pijn
Definitie: Niet-kwaadaardige pijn die vaak gerelateerd is aan chronische aandoeningen zoals reuma
of artrose. Behandelingen:
Pijnstilling zoals paracetamol, NSAID’s.
Fysiotherapie en leefstijlveranderingen om belasting te verminderen.
Multimodale therapieën voor pijnmanagement.
Nociceptieve pijn
Definitie: Pijn die ontstaat door weefselbeschadiging, zoals bij verwondingen of ontstekingen.
Behandelingen:
NSAID’s en paracetamol.
Steroïden bij ontstekingsgerelateerde pijn.
Soms opioïden bij hevige pijn, afhankelijk van de oorzaak.
Neuropathische pijn
Definitie: Pijn veroorzaakt door schade of disfunctie in het zenuwstelsel, zoals bij diabetische
neuropathie of hernia. Behandelingen:
Antidepressiva (zoals amitriptyline) en anticonvulsiva (zoals gabapentine) om zenuwpijn te
verminderen.
Capsaïcine-crème of lidocaïnepleisters voor lokale pijnbestrijding.
Neuromodulatie, zoals TENS of ruggenmergstimulatie in ernstige gevallen.
Model van Loeser
Model binnen de pijnwetenschap dat helpt om de complexiteit van pijn te begrijpen. Ontwikkeld door
de Amerikaanse pijnexpert John D. Loeser, verdeelt dit model de pijnervaring in vier lagen, van puur
fysiologische prikkels tot de persoonlijke en emotionele beleving van pijn. Elke laag bouwt voort op de
vorige en maakt duidelijk dat pijn zowel een fysieke als een psychologische component heeft.
Hieronder worden de vier lagen van Loesers model uitgelegd:
1. Nociceptieve: Dit is de eerste laag en verwijst naar de detectie van schadelijke prikkels door
nociceptoren in het lichaam. Dit gaat puur over de fysiologische waarneming van mogelijke
schade, zoals bij weefselschade, zonder dat er op dit niveau al sprake is van bewust ervaren
pijn.
2. Pijngewaarwording (Pain Perception): In deze laag wordt de pijnprikkel bewust
waargenomen door de hersenen. Het gaat hierbij om de zintuiglijke ervaring van pijn: het
fysieke gevoel van pijn dat het brein registreert.
3. Pijnbeleving (Pain Experience): Dit is de subjectieve en emotionele interpretatie van pijn.
Hier komt de psychologische component van pijn naar voren: factoren als emoties, eerdere
ervaringen met pijn, en de mentale toestand beïnvloeden hoe de pijn wordt ervaren.
4. Pijngedrag (Pain Behavior): De buitenste laag betreft het gedrag dat een persoon vertoont
als reactie op pijn, zoals kreunen, het vermijden van bepaalde bewegingen, en het zoeken
van medische hulp. Dit gedrag kan door anderen worden waargenomen en kan van invloed
zijn op hoe mensen in de omgeving reageren.
Het model van Loeser benadrukt dat pijn een meerlagig fenomeen is dat verder gaat dan alleen een
lichamelijke gewaarwording. Begrip van al deze lagen helpt zorgverleners om pijn holistisch te
benaderen en te behandelen.
Pagina 4 van 79