Stilstaan bij gedrag
Samenvatting theorietoets
Meervoudig Risico Model
Balansmodel
Visies op gedrag
Ecologisch
Medisch Biologisch
Gedragsmodel: leertheoretisch/cognitief
Interactioneel
Oplossingsgericht
Professional in de Spiegel
Constructpsychologie
, Meervoudig Risico Model (MRM) – Van der Ploeg
Voorbeelden traumatische
gebeurtenissen: overlijden in directe
omgeving, ernstig ongeluk (of getuige),
ouders scheiden, pestgedrag.
Probleemgedrag is wat
School, gezin en vrije
je ziet aan mensen.
tijd zijn van invloed
op de persoon.
De persoon laat vervolgens
bepaald probleemgedrag zien.
Sociale steun zorgt ervoor dat mensen vol blijven houden.
Belangrijk om iemand door negatieve gebeurtenissen heen te slepen
en deze steun ook na deze gebeurtenissen vol te houden. Het gaat
dus niet om eenmalige steun maar blijvende steun.
Figuur 1 Meervoudig Risicomodel - Van der Ploeg
Indeling gedragsproblemen – Van der Ploeg
Problematisch gedrag kan je waarnemen. Dit kan je op twee verschillende manieren
omschrijven, namelijk:
1. Externaliserende gedragsproblemen
Externaliserend gedrag krijgt de meeste aandacht omdat het wordt opgemerkt door
anderen en het gedrag kan andere personen storen.
- Agressief (verbaal of fysiek)
- Hyperactief
- Oppositioneel gedrag (verzettend of tegenstaand gedrag)
2. Internaliserende gedragsproblemen
Wanneer personen meer in zichzelf probleemgedrag vertonen is dit lastiger te zien,
dit krijgt minder snel de aandacht.
- Angstig
- Depressief
- Fobieën
, Meervoudig Risico Model – Van der Ploeg MRM is een ecologisch model.
Het MRM biedt inzicht in risico’s. Er zijn verschillende risicofactoren in de persoon zelf en in
de omgeving van de persoon. Er wordt onderscheid gemaakt in vier risicofactoren in de
persoon zelf en 5 risicofactoren in de omgeving van de persoon.
Risicofactoren in de persoon zelf
1. Zelfbeeld Het zelfbeeld is een belangrijke factor in de persoon.
De indruk van jezelf, houding t.o.v. jezelf, het oordeel over jezelf. Gekoppeld aan
eigen gedrag, prestaties, emoties, fysieke mogelijkheden.
2. Zelfhandhaving (coping)
De wijze waarop iemand omgaat met stressvolle omstandigheden (gedrag, cognitie,
emoties) en de mogelijkheid tot inschatten van situaties.
- De manier van coping (manier waarop je jezelf kan handhaven) verschil per
persoon, bijv.: muziek luisteren, wandelen, sporten of praten.
3. Zelfbeschikking (locus of control) Positief zelfbeeld positieve locus of control.
Causaal verband tussen inspanning en behaalde prestatie.
- Voorbeelden positieve locus of control: Examen behaald omdat je vindt dat je er
hard voor hebt geleerd of examen niet gehaald omdat je er niet goed voor hebt
geleerd.
- Voorbeelden negatieve locus of control: Examen behaald en je zegt dat het komt
doordat het best makkelijk was en je geluk hebt gehad terwijl je er gewoon hard
voor hebt geleerd.
Bij internaliserende gedragsproblemen: negatieve zelfbeschikking
- Succes: externe attributie Attributie betekent toekenning.
- Falen: interne attributie (leven = pech en geluk)
Bij externaliserende gedragsproblemen: positieve zelfbeschikking
- Succes: interne attributie
- Falen: externe attributie (leven = resultaat van mijn inspanning)
4. Zelfcontrole Zelfcontrole is iets wat je aanleert maar je laat jezelf soms toch gaan.
Macht over eigen driften en behoeften, weerstand tegen verleidingen, omgaan met
behoeftebevrediging, beheersen van impulsen.
Risicofactoren buiten de persoon
1. School/opleiding
Schoolbeleving, schooluitval (het niet naar school Schoolfactoren:
gaan), schoolklimaat (komen docenten beloften na, Beschermende factoren: positieve relatie leerkracht- leerling, positief
en voorspelbaar klasse- en schoolklimaat, positieve relatie met
is het veilig, mag je kritiek hebben), groepsgenoten, competenties leerkracht, goede zorg(structuur)
Bedreigende factoren: conflictueuze relatie leerkracht-leerling,
schoolkenmerken (bereikbaarheid ov, criminaliteit, negatieve klasse- en schoolklimaat, afwijzing door groepsgenoten ,
leermoeilijkheden, gebrek aan didactische en pedagogische
is de school opgezet vanuit een geloofsovertuiging competenties leerkracht & klassenmanagement
of een andere overtuiging). Factoren in het gezin:
Beschermende factoren: warme ondersteunende opvoedingsrelatie,
2. Gezin gestructureerd gezinsleven, voldoende inkomen , goede behuizing,
realistische verwachtingen.
Opvoedingsstijl, gezinsinteracties, Risicofactoren: gebrek aan warmte en sensitiviteit, psychosociale of
medische problemen van een ouder, inconsistentie in pedagogische
gezinsfunctioneren, problemen ouders (medisch, relatie, laag inkomen, slechte behuizing, opgroeien in een
éénoudergezin, gehandicapte broer of zus, opgroeien in twee culturen.
psychisch, sociaal, financieel).
3. Vrije tijd
Vrijetijdsbesteding, leefstijl, riskant gedrag, vrienden (kan positief stimulerend zijn of
juist uitdagen om te spijbelen/roken/experimenteren met drugs/conflicten opzoeken
met autoriteit.
4. Trauma’s Veerkracht: mensen die met moeilijke situaties kunnen omgaan hebben veerkracht omdat ze weer uit de situatie komen.
Eenmalig (zeer ernstig, bijv. ernstig ongeluk), repeterend (minder ernstig, bijv.
pestgedrag/mishandeling).