Effectiveness of Early Educational Intervention – W. S. Barnett
Vroege educatieve interventies hebben blijvende effecten op cognitieve, sociale en
schoolresultaten
Vroege educatieve interventies zijn er om vroegtijdig in te kunnen grijpen in het onderwijs om
gevolgen van armoede gedeeltelijk te compenseren
Lange termijn effecten; de volgende geven hierin belangrijke inzichten:
o Randomized trials met longitudinaal follow up, van zowel intensieve kleinschalige
programma’s als grootschalige openbare programma’s
Landen met een lager inkomen hebben vergelijkbare resultaten als de hieronder genoemde
effecten bij experiment en de abecdarian study
Studie 1: Perry
123 Afrikaans-Amerikaanse kinderen
Perry pre-school programma (meeste kinderen 2 jaar bijgewoond, vanaf 3 jaar)
Controlegroep op 5-jarige leeftijd naar kleuterschool
Experimentele groep + controle groep verschilden in begin niet in IQ, maar aan het eind was het
IQ hoger bij de experimentele pre-school groep.
o Deze IQ winst verdween bij 8 jarige leeftijd
Effecten pre-school groep
o Positieve effecten op prestatietests bij 27 jaar
o Beter persoonlijk gedrag gerapporteerd door leraren
o Minder wangedrag en criminaliteit onder jongeren
o Minder jaren speciaal onderwijs
o Hoger diploma voor de middelbare school
Volwassen uitkomsten:
o Hogere inkomsten
o Verminderde afhankelijkheid van sociale welzijnsprogramma’s
o Minder arrestaties
o Verbeterd gezondheidsgedrag
Studie 2: Abecedarian study
Evalueert effecten van educatieve kinderopvang vanaf ongeveer 4 maanden in Noord Carolina
Preschool programma
Uitkomsten pre-school groep
o Stijging in IQ vanaf 18 tot 54 maanden, maar nam af na school binnenkomst
o Lezen en wiskundige prestaties bleven constant van 8 tot 21 jaar
o Hoefde minder te herkansen en minder speciaal onderwijs volgen
o Hoger opleidingsniveau
o Positieve effecten voor gezondheid gerelateerd gedrag en depressie symptomen
Studie 3: Head Start (HS)
Amerikaans voorschools programma voor kinderen in armoede die onderwijs en bredere
diensten krijgen
Na 1 jaar op 3- of 4-jarige leeftijd waren 13 van de 22 maatstaven voor taal-, alfabetisering- en
wiskunde effecten significant
, Aan het einde van de kleuterschool en grade one, werden geen significante verschillen gevonden
op cognitief vlak of blijven zitten in dezelfde groep.
Geen positieve effecten gevonden voor sociaal-emotionele ontwikkeling of gedrag
(Studie 4) Early Head Start
Voor baby’s en peuters vergelijkbare resultanten met Head Start
Op 2- en 3 jarige leeftijd wat cognitieve- en sociaalemotionele voordelen gevonden
5-jarige leeftijd bleven alleen sociaal emotionele voordelen bestaan (minder agressie)
Grade 5 waren geen effecten gevonden
HS en EHS effectgroottes beginnen klein en verdwijnen kort na schooltoetreding
Perry en Abecedarian relatief grote en langdurige effecten
Er is gesuggereerd dat HS en andere interventieprogramma's "slapereffecten" kunnen
veroorzaken of vertraagde effecten die later in het leven verschijnen ondanks het wegebben van
aanvankelijke cognitieve winsten
Het cognitieve effect van 0,35 SD lijkt veel op de follow-up
resultaten uit hoogwaardige onderzoeken in de VS
Effectgroottes voor cognitie en schoolvooruitgang verschilde niet
tussen landen met hogere en lagere inkomen
Het starten van educatieve interventies voor je 3 e jaar lijkt
geengrote bijdrage te leveren. Gezondheid en vroege
voedingscomponenten wel
Directe instructie werd geassocieerd met groter cognitieve winst
in de CPC-studie en de Amerikaanse meta-analyse
Directe instructie leraar-gericht, gericht op specifieke
vaardigheden. Het is een type van intentioneel lesgeven
Perry en Abecdarian maakten gebruik van intentioneel lesgeven
en directe instructie
Effectief intentioneel onderwijs is niet klassikaal, maar 1-op-1 en
in kleine groepen
Conclusies
Vroege educatieve interventies kunnen korte- en lange termijn effecten hebben op cognitie,
sociaalemotionele ontwikkeling, schoolvoortgang, antisociaal gedrag en criminaliteit
Lange termijn effecten kunnen kleiner zijn dan de initiële effecten, maar ze zijn niet onaanzienlijk
Educatieve interventie kan de ontwikkeling verbeteren en volwassen succes van kansarme
kinderen in de ontwikkelingslanden en in geavanceerde economieën (zoals de westerse wereld)
Niet elk programma is effectief geweest, en sommige hebben wel cognitieve voordelen
opgeleverd, maar geen andere belangrijke effecten, zoals vermindering van de criminaliteit.
Gerandomiseerde onderzoeken roepen vragen op over de doeltreffendheid van openbare
programma 's in de VS: HS en EHS
Nonparental care and infant health: Do number of hours and number of concurrent arrangements
matter? – Beijers & Hansen & Riksen-Walraven
,Abstract
Objectief:
Kinderopvang is gerelateerd aan meer ziekte in het vroege leven (aandoeningen van luchtwegen,
otitis media en diarree) voornamelijk <2 jaar
Het doel van deze longitudinale studie is om te bepalen of de gezondheid van zuigelingen in het
1ste levensjaar ook verband houdt met de hoeveelheid tijd doorgebracht in niet-ouderlijke zorg
en het aantal gelijktijdige niet-ouderlijke zorgregelingen
Methode:
Baby’s maandelijks gevolg vanaf de geboorte tot de leeftijd van 12 maanden
Interviews over gezondheid van zuigelingen en niet-ouderlijke zorg gedurende het eerste
levensjaar.
Afhankelijke variabelen: optreden van luchtweg-, spijsverterings-, algemene en
huidaandoeningen en klachten
Voorspeller: Aantal uren en aantal regelingen per week
Resultaten:
Baby's die meer uren in de niet-ouderlijke zorg doorbrachten, hadden meer ademhalings- en
algemene aandoeningen
Baby’s die in meer gelijktijdige regelingen werden verzorgd, hadden minder luchtwegen en
algemene, maar meer huidziekten.
Deze resultaten waren alleen van toepassing op baby's die centrumgerichte kinderopvang in hun
arrangementen hadden.
Baby’s die niet naar centrumgerichte kinderopvang gingen, was de gezondheid niet gerelateerd
aan het aantal kinderen uren of het aantal arrangementen
Conclusie:
Het aantal uren en het aantal regelingen is van belang in verband met de gezondheid van jonge
kinderen in het vroege leven, maar alleen voor baby’s die naar de centrumgerichte kinderopvang
gaan.
Hoewel meer uren verband hielden met meer ziekten, meer regelingen hielden verband met
zowel minder als meer ziekten, afhankelijk van het soort ziekte.
Introductie
NICHD-studie vond weinig aanwijzingen dat het aantal uur per week opvang is ontstaan in een
verhoogd ziektecijfer – sommige andere studies van dit wel
Het risico op acute luchtweginfecties was het hoogst binnen de eerste periode van inschrijving
voor een nieuwe kinderopvangregeling en weer toegenomen met een verschuiving naar een
nieuwe kinderopvangvoorziening
Onvoorspelbare, onregelmatige overgangen kunnen stressvol zijn voor de baby, maar
regelmatige, dagelijkse of wekelijkse overgangen tussen arrangementen kunnen snel een routine
worden voor ouders en verzorgers.
Frequente overgangen, van opvang naar opvang, kunnen de aanpassing verhinderen of vertragen
aan de verschillende zorgsituaties, vorming van voedings- en slaaproutines, wat op zijn beurt kan
leiden tot meer gezondheidsproblemen
Overgangen tussen zorginstellingen kunnen extra belastend zijn als er verschillen zijn in
groepsgrootte, routine en fysieke instelling
Baby’s hebben hogere niveaus cortisol op dagen dat ze in een centrumgerichte kinderopvang zijn
vergeleken met dagen dat ze thuis zijn
Methode
, Niet-ouderlijke zorg gedefinieerd als elke vorm van zorg door andere zorgverleners dan de
ouders voor minimaal 4 uur per week en duurt minimaal een maand
9 typen niet-ouderlijke zorg:
o Grootouders vallen niet onder familielid
Centrumgerichte kinderopvang Opvang thuis door een niet-familielid
Grootouders van moederskant in huis van kind Zorg door een niet-familielid ergens anders (Vb.
kindertehuis)
Grootouders van moederskant ergens anders Grootouders van vaderskant in huis van kind
Grootouders van vaderskant ergens anders Familielid zorgt in huis van kind
Familielid past ergens anders op
Voor elke maand het totaal aantal uren per week + aantal niet-ouderlijke zorgarrangementen per
week werden opgeteld
Baby’s die zes maanden of meer misten, werden uitgesloten van de studie
Resultaten
% baby’s in een of meer zorgarrangementen + %
baby’s dat 10 of meer uren besteedt in niet-
ouderlijke zorg, is sterk gestegen tussen twee en
vier maanden oud
Vanaf vier maanden woonden ongeveer 35% van
de baby’s twee of meer regelingen bij
De correlaties tussen de verschillende
ziekteklassen en gezondheidsklachten zijn
klein tot matig
Huidaandoeningen en klachten zijn het minst
waarschijnlijk samen te komen met andere
gezondheidsvariabelen
De stabiliteit bij leeftijd is binnen een klasse van
ziekten en gezondheidsklachten laag tot matig
voor alle klassen
Er zijn geen significante verschillen gevonden
tussen de centrumgerichte en niet-
centrumgerichte kinderopvanggroep
Baby’s in de centrumgerichte kinderopvanggroep
hebben meer ademhalings-, spijsverterings- en
algemene ziekten en klachten, maar geen
huidziekten en klachten
Baby’s in de centrumgerichte kinderopvanggroep
brachten meer uren door in de niet-ouderlijke zorg
gedurende hun eerste levensjaar, terwijl er geen
significant verschil werd gevonden tussen de twee
groepen in hun gemiddeld aantal arrangementen
Meer uren in niet-ouderlijke zorg hebben verband
met meer aandoeningen van de luchtwegen en algemene aandoeningen en klachten
Meer arrangementen houden verband met minder aandoeningen van de luchtwegen en
algemene aandoeningen
Meer arrangementen zijn gerelateerd aan meer huidziekten en klachten