Samenvatting artikelen Consultancy & Interventie
David, R. J., Sine, W. D., & Haveman, H. A. (2013). Seizing opportunity inemerging fields: How
institutional entrepreneurs legitimated the professional form of management consulting.
Organization Science, 24 (2), 356-377.
Inleiding
De auteurs richten zich op hoe opkomende velden, zoals managementconsultancy, legitimiteit
verkrijgen in een institutionele context waarin weinig gevestigde structuren aanwezig zijn. Ze
onderzoeken specifiek de rol van institutionele ondernemers: individuen of organisaties die
bestaande institutionele arrangementen uitdagen en nieuwe creëren.
Het artikel richt zich op de casus van managementconsultancy in de Verenigde Staten tussen 1900 en
1940, een periode van snelle industrialisatie, organisatievergroting en technologische innovatie. Het
veld moest concurreren met andere gevestigde beroepen, zoals accountants en ingenieurs, die ook
zakelijke diensten aanboden.
Belangrijkste Concepten
De auteurs baseren hun analyse op drie centrale mechanismen voor institutionele legitimatie:
1. Cognitieve framing: Het proces waarbij een beroep of praktijk wordt gepresenteerd als
vanzelfsprekend, noodzakelijk of onmisbaar.
o In de context van managementconsultancy gebeurde dit door het beroep te
positioneren als een rationele, wetenschappelijke benadering van bedrijfsbeheer.
o Consultants benadrukten hun expertise in het oplossen van complexe
managementproblemen met behulp van methodes die bedrijven zelf niet bezaten.
2. Normatieve legitimatie: Het vaststellen van normen, waarden en standaarden die een
beroep definiëren.
o Dit omvatte initiatieven zoals ethische codes en de oprichting van professionele
organisaties (bijv. American Management Association).
o De normen gaven managementconsultancy een geloofwaardig en professioneel
imago.
3. Rationele instrumenten en methodologieën: Het gebruik van wetenschappelijke methoden
en gegevens om objectiviteit en betrouwbaarheid te benadrukken.
o Consultants introduceerden technieken zoals tijd- en bewegingsstudies (geïnspireerd
door Tayloristische principes) om bedrijfsprocessen te analyseren en te verbeteren.
Onderzoeksmethode
De auteurs gebruikten een historische en kwalitatieve benadering, gebaseerd op:
Primaire bronnen zoals industriepublicaties, archieven, en rapporten van
managementconsultancybedrijven.
Secundaire bronnen zoals academische literatuur over de geschiedenis van consultancy.
Door deze aanpak konden ze de interactie tussen institutionele ondernemers, het bredere sociale en
economische landschap, en de strategieën voor legitimatie gedetailleerd in kaart brengen.
Resultaten
1. Legitimatiestrategieën
o Identiteitsvorming: Managementconsultants positioneerden zichzelf als neutrale,
rationele experts die gebruikmaakten van geavanceerde technieken en
methodologieën.
o Institutionele allianties: Consultants werkten samen met universiteiten (voor
educatie en onderzoek), bedrijven (voor casestudies en pilots), en
beroepsorganisaties (voor standaardisering).
, o Narratieven en verhalen: Ze creëerden verhalen over succes en innovatie in
bedrijven die hun methoden gebruikten, wat andere bedrijven overtuigde om deze
diensten ook te gebruiken.
2. Uitdagingen en oplossingen
o Concurrentie: Managementconsultants moesten concurreren met gevestigde
beroepen zoals accountants en ingenieurs. Dit deden ze door hun unieke waarde te
benadrukken: een focus op managementprocessen in plaats van technische of
financiële aspecten.
o Scepticisme: Bedrijven waren aanvankelijk sceptisch over de waarde van
consultancy. Dit overwonnen consultants door resultaten aan te tonen met harde
data en benchmarks.
3. De invloed van context
o De opkomst van managementconsultancy werd vergemakkelijkt door de
economische en technologische veranderingen van die tijd, zoals de schaalvergroting
van bedrijven en de toenemende behoefte aan specialisatie.
o De Grote Depressie (1929-1939) zorgde ook voor een verhoogde vraag naar
efficiënte bedrijfsvoering, wat consultants in staat stelde hun relevantie te vergroten.
Discussie en Implicaties
Het artikel benadrukt dat de legitimatie van nieuwe velden een combinatie van factoren vereist,
waaronder:
Het ontwikkelen van een duidelijke en aantrekkelijke identiteit.
Het vormen van allianties en netwerken met invloedrijke partijen.
Het demonstreren van praktische waarde door het oplossen van tastbare problemen.
Voor hedendaagse opkomende sectoren, zoals duurzame technologie of kunstmatige intelligentie,
bieden de bevindingen belangrijke lessen. De auteurs suggereren dat succes in dergelijke velden niet
alleen afhankelijk is van technologische innovatie, maar ook van strategische inspanningen om
legitimiteit te verkrijgen in de ogen van belanghebbenden.
Conclusie
Managementconsultancy werd succesvol geïnstitutionaliseerd dankzij de inspanningen van
institutionele ondernemers die het veld definieerden, professionaliseerden en legitimeerden. Dit
proces laat zien hoe nieuwe velden kunnen ontstaan en groeien in een competitieve en dynamische
context.
,Shore, C., & Wright, S. (2018). How the Big 4 got big: Audit culture and the metamorphosis of
international accountancy firms. Critique of Anthropology, 38(3), 303-324.
Inleiding
Dit artikel onderzoekt de opkomst en transformatie van de "Big 4" accountancyfirms (PwC, Deloitte,
EY, en KPMG) tot mondiale spelers in een neoliberale economische context. De auteurs richten zich
op hoe een specifieke auditcultuur en strategische praktijken hebben bijgedragen aan hun groei,
invloed, en dominantie.
Shore en Wright plaatsen deze ontwikkelingen in een bredere antropologische en sociologische
context. Ze analyseren hoe accountancyfirms niet alleen een economische rol spelen, maar ook
bijdragen aan de vormgeving van governance, beleid, en maatschappelijke normen.
Centrale Concepten
1. Auditcultuur: Een cultuur waarin meten, beoordelen, en controleren van prestaties centraal
staan, vaak gekoppeld aan management en governance.
o De Big 4 promoten deze cultuur in organisaties, overheden, en samenlevingen.
o Ze maken audit en controle tot noodzakelijke mechanismen voor legitimiteit en
transparantie.
2. Neoliberalisme: Een economische en politieke ideologie die marktmechanismen,
privatisering, en deregulering vooropstelt.
o De auteurs stellen dat de Big 4 actief hebben bijgedragen aan de verspreiding van
neoliberale beleidsnormen wereldwijd.
3. Metamorfose van accountancy: De Big 4 transformeerden van traditionele boekhouders tot
adviesorganisaties die een breed scala aan diensten aanbieden, zoals belastingadvies,
consultancy, en risicomanagement.
Methodologie
De auteurs maken gebruik van:
Etnografische en historische analyse: Ze onderzoeken de ontwikkeling van accountancyfirms
door middel van case studies, beleidsdocumenten, en interne rapporten.
Critique of power dynamics: Ze analyseren hoe macht en invloed van de Big 4 worden
geconsolideerd via netwerken, partnerschappen, en reguleringspraktijken.
Belangrijkste Bevindingen
1. Transformatie naar multidisciplinaire organisaties
o De Big 4 zijn geëvolueerd van gespecialiseerde accountants naar allesomvattende
zakelijke dienstverleners.
o Deze transformatie werd mogelijk gemaakt door fusies, acquisities, en de
strategische uitbreiding van hun dienstverlening.
2. De rol van auditcultuur
o De Big 4 hebben auditcultuur wereldwijd genormaliseerd. Deze cultuur wordt
toegepast in organisaties als een universeel managementinstrument.
o Dit heeft geleid tot de standaardisering van normen, benchmarks, en best practices,
waarbij de Big 4 als onmisbare experts worden gepositioneerd.
3. Beïnvloeding van regelgeving en beleid
o De Big 4 spelen een sleutelrol in de vormgeving van financiële en governance-regels,
vaak via lobbywerk, partnerschappen met overheden, en deelname aan
internationale reguleringsorganisaties.
o Dit creëert een wederzijdse afhankelijkheid: overheden vertrouwen op hun
expertise, terwijl de Big 4 profiteren van beleid dat complexe regelgeving genereert
waarvoor hun diensten nodig zijn.
4. Machtsconcentratie
, o De dominantie van de Big 4 heeft geleid tot monopolistische structuren in de
accountancy- en advieswereld.
o Dit brengt risico’s met zich mee, zoals belangenconflicten en een gebrek aan
diversiteit in perspectieven.
Kritiekpunten
1. Interne tegenstrijdigheden
o Terwijl de Big 4 transparantie en ethiek promoten, zijn ze zelf vaak betrokken bij
schandalen en belangenconflicten.
o Hun winstoogmerk staat soms haaks op hun publieke rol als toezichthouder.
2. Versterking van neoliberale governance
o De auteurs bekritiseren de Big 4 voor het verspreiden van neoliberale principes, zoals
privatisering en deregulering, vaak ten koste van sociale en publieke belangen.
o Dit heeft geleid tot een versterking van bureaucratie en controlemechanismen, wat
negatieve gevolgen kan hebben voor werknemers en organisaties.
3. Ethische dilemma's
o De nauwe relatie tussen adviesdiensten en auditpraktijken roept vragen op over
onafhankelijkheid en objectiviteit.
Discussie
Shore en Wright stellen dat de opkomst van de Big 4 niet alleen economisch gedreven is, maar ook
een diepgaande culturele en politieke dimensie heeft. Ze beschrijven de Big 4 als actieve
institutionele ondernemers die niet alleen economische waarde leveren, maar ook governance- en
beleidskaders herdefiniëren.
De auteurs benadrukken dat auditcultuur meer is dan een neutrale praktijk: het is een
machtsmechanisme dat sociale waarden en normen vormgeeft.
Implicaties
1. Voor beleid en governance
o Overheden en internationale instanties zouden kritisch moeten kijken naar de
invloed van de Big 4 op reguleringsprocessen en beleidsontwikkeling.
o Meer diversiteit en concurrentie in de accountancysector kunnen de dominantie van
de Big 4 verminderen.
2. Voor organisaties
o Organisaties moeten zich bewust zijn van de impact van auditcultuur op hun interne
processen en medewerkers.
o Er is behoefte aan een balans tussen transparantie en vertrouwen, om overmatige
controle en bureaucratie te vermijden.
3. Voor de samenleving
o De Big 4 spelen een rol in het versterken van ongelijkheid door de belangen van
multinationals en elites te dienen.
o De samenleving moet kritisch blijven ten aanzien van hun dubbele rol als adviseur en
toezichthouder.
Conclusie
Shore en Wright benadrukken dat de Big 4 niet alleen groot zijn geworden door hun economische
prestaties, maar ook door hun strategische inzet van auditcultuur en institutionele machtsvorming.
Hun dominantie is verweven met bredere sociale, politieke, en culturele processen, wat vraagt om
een kritische herbeoordeling van hun rol in de maatschappij.