Samenvatting Nieren & Urinewegen
Elise van Gool; Diergeneeskunde UU, jaar 2, sem. 1
1 THEMA A: MICROSCOPISCHE EN MACROSCOPISCHE BOUW .................................................. 2
2 THEMA B: NIERFUNCTIE ........................................................................................................ 9
3 THEMA C: WATERBALANS .....................................................................................................13
4 THEMA D: ZOUTBALANS .......................................................................................................18
5 THEMA E: AFVOERENDE URINEWEGEN .................................................................................26
6 THEMA F: ZUUR-BASE HOMEOSTASE.....................................................................................31
7 THEMA G: KALIUM HOMEOSTASE ..........................................................................................37
8 THEMA H: ACUTE EN CHRONISCHE NIERINSUFFICIËNTIE ......................................................40
9 LICHAMELIJK ONDERZOEK NIEREN EN URINEWEGEN ............................................................45
10 HISTOLOGIE VAN DE NIEREN EN URINEWEGEN .................................................................47
11 ZIEKTELEERBOEK .............................................................................................................53
12 OVERZICHT CELLEN .........................................................................................................66
Versie 2.0
,Elise van Gool NU.2024
1 THEMA A: MICROSCOPISCHE EN MACROSCOPISCHE BOUW
1.1 EMBRYONALE ONTWIKKELING
1.1.1 Embryonale ontwikkeling van de nieren en ureters
De nieren ontwikkelen zich vanuit het intermediaire mesoderm, dit ligt tussen
het endoderm en het ectoderm (zie afbeelding voor precieze locatie). De
nieren zullen zich ontwikkelen in 3 stadia:
1. Pronephros – voornier
Ontstaat in de nekregio (craniaal) en is nog helemaal niet functioneel in het embryo. Na
een tijdje zal hij in regressie gaan. Afvoerbuis van de pronephros is de ductus
pronephricus, ook deze is rudimentair bij zoogdieren.
2. Mesonephros – oernier
Ontstaat in het thoracolumbale gebied (van thorax tot
lendenwervels) van het embryo. De mesonephros gaat bij de
zoogdieren ook in regressie, maar verdwijnt niet helemaal
want het worden de gonaden. De afvoerbuis van de
mesonephros is de ductus mesonephricus, deze ductus zal
de verlenging vormen van de ductus pronephricus en zal
aansluiten op het allantoïs. De mesonephros is
verantwoordelijk voor de aanmaak van foetale urine, wat
vervolgens in de allantoïs terecht komt. Op het moment dat
de echte nieren (metanephros) ontstaan gaat de ductus
mesonephricus niet altijd in regressie, deze buis zal blijven
bestaan in de mannelijke dieren, namelijk als zaadbuis.
3. Metanephros – echte nier
Bij zoogdieren, vogels en reptielen (amnioten) is de
metanephros de echte nier. Deze ontwikkelt zich in het
bekkengebied. Vanuit de ductus mesonephricus zal de
ureterknop gaan groeien naar het bekkengebied, om daar
een signaal te geven om de afvoerbuis te gaan vormen
(ureter) en aan het einde van die buis zal de metanephros
groeien. Bijzonder is dus dat eerst het afvoersysteem
gevormd wordt en daarna pas de nier (metanephros). De
nieren hebben dus een dichotome oorsprong (deel van de
nier ontstaat uit de ureterknop, het andere deel ontstaat uit
metanephrogeen blasteem): De ureter groeit tot in het
metanephrogeen blasteem, als de ureter daar aankomt
zullen er vertakkingen ontstaan. Uit de ureterknop zal de
collecting duct/verzamelbuis ontstaan; vanuit het
metanephrogeen blasteem ontwikkelen zich de nefronen
(Bowman’s capsule, Lis van Henle, tubuli), interstitium en
kapsel; een deel van de aorta zal de glomerus vormen.
Pagina 2 van 68
, Elise van Gool NU.2024
1.1.2 Embryonale ontwikkeling van de blaas en urethra
De blaas zal ontwikkelen vanuit het allantoïs en bestaat dus voor
het grootste gedeelte uit endoderm. In het trigonum vesicae ligt
mesodermaal weefsel, dit weefsel komt van de ductus
mesonephricus (oernierbuis), die versmelt is met de primitieve
urineblaas. De ductii mesonephrici zullen meegaan met de groei
naar caudaal, terwijl de ureters op hun plaats blijven en zo dus
meer craniaal komen te liggen. De ductii mesonephrici zullen in
mannelijke dieren de spermabuizen vormen. De hals van de
allantoïsbuis zal smaller worden en zo de urethra vormen.
In de blaas wordt urine tijdelijk opgeslagen totdat het wordt
afgevoerd. De aanvoerbuizen van de blaas zijn de ureters, de
afvoerbuis van de blaas is de urethra. De blaas zelf wordt aan de
ventrale lichaamszijde gefixeerd m.b.v. de apex/blaaspunt, wat
een overblijfsel is van de allantoïs.
Bij zoogdieren zal de cloaca splitsen in een urogenitaal deel en een
rectum. Bij vogels zal er geen septum ontstaan, ze houden de cloaca.
1.2 MACROSCOPISCHE BOUW EN LIGGING
1.2.1 Nieren macroscopische bouw
Het oppervlak van de nier bevat door het
vertakkingspatroon nierlobben. Deze zullen in meer of
mindere mate fuseren. Afhankelijk van de diersoort vindt
secundaire fusie van de nierlobben plaats van buiten naar
binnen.
Gelobd, multipapillair:
• Honderden/duizenden lobjes (zeezoogdier)
• 12-25 lobben (rund)
• Druiventros
• Geen (echt) nierbekken
• Calyces-gangensysteem-ureter
Glad, multipapillair:
• Gladde buitenkant
• Papillen niet gefuseerd
• Calyces-nierbekken-ureter
• Varken, mens
Glad, unipapillair:
• Gladde buitenkant
• 1 papil = crista renalis
• Vleeseters, kleine herkauwers, paard
Zeezoogdier Rund Varken Paard Hond Kat
Pagina 3 van 68
, Elise van Gool NU.2024
1.2.2 Nieren ligging
De metanephros zal reloceren, want de nieren liggen uiteindelijk niet in de
bekken maar meer dorsocraniaal en retroperitoneaal. Het is relatieve
verplaatsing t.o.v. andere structuren in het embryo. De nier verplaatst dus niet
letterlijk, maar door caudale aangroei komt de nier steeds meer craniaal te
liggen, dit heet passieve migratie. Als de migratie niet
goed verloopt kan je te maken krijgen met een pelvic
kidney of horseshoe kidney.
Over het algemeen ligt de rechter nier meer onder de ribboog
dan de linker nier. Om deze reden is de linker nier makkelijker
te palperen (bij de hond). Bij de kat zijn beide nieren makkelijk
te palperen.
1.2.3 Blaas ligging
De blaas ligt ventraal in de buikholte, in het hypogastrium. Het grootste deel van de
blaas is intraperitoneaal, omgeven door het buikvlies (peritoneum). Echter, het onderste
deel van de blaas (de nek van de blaas en de urethra) ligt extraperitoneaal, buiten het
peritoneum.
1.3 MICROSCOPISCHE BOUW
1.3.1 Cortex en medulla
De nier kan onderverdeeld worden in 2 gebieden, de cortex/schors en de
medulla/merg. De cortex bevat glomeruli, kapsel van Bowman, proximale tubuli en
distale tubuli. Het merg bevat de Lussen van Henle en verzamelbuizen. Mergstralen
zijn de langwerpige kolommen van nierweefsel die bestaan uit verzamelbuizen en het
bijbehorende niermerg. Ze hebben een duidelijke, stralende of piramidale vorm
(nierpiramide van Malpighi). Een nierpiramide wordt aan weerszijden begrensd door
interlobaire arterien. Calix Minor/nierkelkjes zijn de kleinere bekkenstructuren in de
nier die urine ontvangen van de mergpiramides. Elke mergpiramide, die de urine
produceert en verzamelt, komt uit op een calix minor.
1.3.2 Nefronen
Nefronen zijn de functionele eenheden van de
nieren. Nefronen bestaan uit het nierlichaampje
(glomerulus en kapsel van Bowman), proximale
tubulus (straight en convoluted deel), Lis van
Henle (dalende deel, opstijgende deel
dunwandig, opstijgende deel dikwandig), distale
(convoluted) tubulus en de verzamelbuis
(collecting duct).
Pagina 4 van 68