100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Persoonlijkheidspsychologie CIJFER 10, samenvatting + mindmaps €5,99   In winkelwagen

Samenvatting

Persoonlijkheidspsychologie CIJFER 10, samenvatting + mindmaps

 1 keer bekeken  0 keer verkocht

In dit document is een samenvatting te vinden van het boek inleiding in de persoonlijkheidspsychologie. Daarnaast zijn er ook mindmaps toegevoegd. Dit tentamen is gehaald met het cijfer 10.

Voorbeeld 4 van de 54  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1, 3, 4, 5, 6, 8.1.
  • 28 november 2024
  • 54
  • 2023/2024
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)
avatar-seller
mirtevdven5
Inleiding in de
persoonlijkheidspsychologie
Hoofdstuk 1 – Persoonlijkheid: een introductie
1.1 – Wat is persoonlijkheid
Eigenschappen kun je gebruiken om jezelf te beschrijven, eigenschappen die voor jou kenmerkend
zijn, hoeven dat niet te zijn voor iemand anders. De verschillen tussen mensen wordt aangeduid met de
term individuele verschillen, oftewel datgene wat mensen van elkaar onderscheidt. Een aantal
eigenschappen zijn (min of meer) stabiel, zoals oogkleur. Andere verschillen veranderen met de tijd,
zoals leeftijd op interesses. Verder zijn sommige individuele verschillen meer psychologisch van aard
dan andere. Wanneer een eigenschap psychologisch van aard is wil dat zeggen dat deze
eigenschappen te maken hebben met gedrag, de emoties en de gedachten van mensen. De term
persoonlijkheid heeft betrekking op de min of meer stabiele psychologische individuele verschillen
tussen mensen. De persoonlijkheidspsychologie houdt zich bezig met het bestuderen van de
psychologische individuele verschillen.

Algemene definitie persoonlijkheid:
Persoonlijkheid heeft betrekking op de kenmerkende individuele verschillen tussen mensen in de
manier waarop ze zich gedragen, hoe ze zich voelen en hoe ze denken. Deze individuele verschillen zijn
vrij stabiel, deels genetisch bepaald en openbaren zich in verschillende situaties.

Aan deze definitie kan eventueel nog worden toegevoegd dat achter die gedragingen, gedachten en
gevoelens bepaalde psychologische mechanismen schuilgaan, en dat die mechanismen mensen helpen
om zich aan te passen aan hun omgeving. Twee heel belangrijke elementen in de definitie van
persoonlijkheid zijn dat de eigenschappen waar we het over hebben vrij stabiel zijn en deels erfelijk.

Er zijn nog een aantal termen die worden gebruikt om
psychologische verschillen tussen mensen te beschrijven en die
weer onder het domein van de persoonlijkheid vallen, namelijk de
termen temperament en karakter. Karakter heeft vooral
betrekking op het kenmerkende of typerende van een persoon.
Karakterbeschrijvingen hebben vaak wat weg van stereotiepe
beschrijvingen van mensen.

De term temperament
komt uit de Griekse
oudheid, gebaseerd op de
ideeën dat er 4 belangrijke
vloeistoffen in het lichaam
waren, de zogeheten humores: bloed, slijm, gal en
zwart gal. Wanneer iemand te veel of te weinig van een van
deze humores in het lichaam heeft, zou dit bepaald
gedrag en bepaalde emoties van mensen verklaren. De
4 vloeistoffen werden ingedeeld op basis van 2
dimensies, warm vs koud en droog vs nat. Idealiter was er
sprake van een goede verhouding tussen deze 4
humores. Daar komt het woord temperament ook vandaan
(het Latijnse woord temperare betekent onder meer
mengen). Deze theorie is opgesteld door Galenus.

Een teveel Naam Psychologische beschrijving
aan temperament
Bloed Sanguinisch Vrolijk, vriendelijk en grappig
Slijm Flegmatisch Traag, loom en lui
Gal Cholerisch Onstuimig, grootmoedig en onverschrokken
Zwarte gal Melancholisch Somber, zwijgzaam en vasthoudend

,Tegenwoordig wordt de term temperament in de psychologie echter vooral gebruikt om te verwijzen
naar basale persoonlijkheidseigenschappen die al in de kinderjaren aanwezig zijn en die observeerbaar
zijn.

3 temperamenten onder baby’s en kleine kinderen:
 Het moeilijke kind: een dergelijk kind heeft een onregelmatig eet- en slaappatroon, trekt zich
terug bij nieuwe prikkels, heeft veel tijd nodig om zich aan te passen aan nieuwe situaties, huilt
relatief vaak en kan heftig reageren in de vorm van driftbuien als het zich gefrustreerd voelt.
Ongeveer 10% van de kinderen heeft dit temperament.
 Het gemakkelijke kind: de kind laat het tegenovergestelde patroon van reageren zien. Het
heeft een regelmatig levensritme, past zich gemakkelijk aan, is geïnteresseerd in nieuwe
prikkels en is meestal mild of opgewekt gestemd. Ongeveer 40% van de kinderen heeft dit
temperament.
 De langzame starter: dit kind vertoont gedrag dat een mengvorm is van het moeilijke en het
gemakkelijke kind. Het past zich niet zo snel aan en zal vaak op nieuwe prikkels enigszins
negatief reageren. Zijn levensritme is echter veel regelmatiger dan dat van het moeilijke kind.
Ongeveer 15% van de kinderen heeft dit temperament.
De overige 35% heeft niet duidelijk een van deze temperamenten, maar kenmerken van verschillende
temperamenten.
Al met al kunnen karakter en temperament worden opgevat als deelverzamelingen van het bredere
domein van de persoonlijkheid.

1.2 – Stabiliteit van persoonlijkheid
Een belangrijk kenmerk van de persoonlijkheid is dat deze relatief stabiel is. Een vraag die
persoonlijkheidspsychologen bezig houdt is hoe stabiel persoonlijkheid precies is. Er zijn twee vormen
van stabiliteit:
 Rangordestabiliteit: de relatieve positie die iemand in een groep inneemt in de loop van de
tijd. Voorbeeld: is een kind dat nu relatief opstandig is, dat na verloop van tijd nog steeds?
 Mean-levelstabiliteit: heeft betrekking op de mate waarin scores van groepen personen
naarmate ze ouder worden hetzelfde blijven. Voorbeeld: zijn kinderen van 15 jaar gemiddeld
meer of minder recalcitrant dan kinderen van 10 jaar?
Bij baby’s is al een bepaalde mate van stabiliteit van temperamentfactoren gevonden. Deze stabiliteit
van het temperament van baby’s blijkt toe te nemen naarmate de baby’s ouder worden. Ook bij oudere
kinderen zijn duidelijk individuele verschillen in persoonlijkheid waarneembaar die redelijk stabiel in de
tijd blijken te zijn. In de volwassenheid is persoonlijkheid nog stabieler. Persoonlijkheidsstabiliteit is het
sterkst voor vijftigers. Er kan dus gezegd worden dat naarmate mensen ouder worden, de
persoonlijkheid steeds stabieler wordt. Na de leeftijd van 50-60 jaar zou de stabiliteit niet veel meer
veranderen, hoewel ook wel wordt gerapporteerd dat de stabiliteit na die leeftijd juist afneemt.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat persoonlijkheid inderdaad vrij stabiel is, al vanaf jonge
leeftijd, en dat die stabiliteit toeneemt naarmate mensen ouder worden, met een piek rond de 50-60
jaar. Ook zijn er duidelijke aanwijzingen voor de mean level stability van persoonlijkheid, dus het gelijk
blijven van het gemiddelde niveau van eigenschappen op verschillende leeftijden, al worden mensen
naarmate ze ouder worden gemiddeld wel wat stabieler, vriendelijker en zorgvuldiger. Hierbij moet
worden opgemerkt dat de manier waarop persoonlijkheidseigenschappen zich uiten wel kunnen
veranderen met de leeftijd, met name bij kinderen. Kinderen van 9 jaar kunnen bijvoorbeeld dominantie
op een andere manier uiten dan 16-jarigen. Zo geeft een dominante 9-jarige iemand bijvoorbeeld
eerder een klap, terwijl een dominante 16-jarige iemand eerde rond commandeert.

Zelfwaardering betreft de mate waarin mensen positief over zichzelf denken: naarmate de
zelfwaardering hoger is, denken mensen positiever over zichzelf.

1.3 – Erfelijkheid van persoonlijkheid
Het feit dat persoonlijkheid tamelijk stabiel is, betekent dat het vrij fundamentele eigenschappen
betreft, die vermoedelijk een duidelijke genetische basis hebben (met andere woorden: die erfelijk zijn).
De definitie van persoonlijkheid gaat er ook van uit dat persoonlijkheidseigenschappen in elk geval
deels erfelijk zijn.

Erfelijkheid verwijst naar de mate waarin genen overeenkomsten en verschillen tussen mensen
kunnen verklaren. Sommige fysieke kenmerken zijn in sterke mate erfelijk bepaald. De erfelijkheid van
eigenschappen wordt vaak uitgedrukt in een percentage. Het deel van de verschillen en
overeenkomsten tussen personen dat niet erfelijk is, wordt bepaald door de omgeving. Voorbeeld: een
eigenschap is voor 50% erfelijk is, dan betekent dit dat de andere 50% van die eigenschap het gevolg
is van de omgeving waarin iemand is opgegroeid.

,Om te bepalen in welke mate persoonlijkheidskenmerken erfelijk zijn, wordt er onderzoek gedaan
binnen families naar overeenkomsten met betrekking tot persoonlijkheid tussen familieleden. Wanneer
familieleden die meer genen delen (zoals broers en zussen) met betrekking tot een bepaalde
eigenschap meer op elkaar lijken dan familieleden die mindere genen delen (bijvoorbeeld neven en
nichten), kan dit een aanwijzing zijn voor de rol van genen met betrekking tot die eigenschap. Een
probleem met deze methode is dat familieleden vaak in dezelfde omgeving opgroeien, met name de
leden van een gezin.

Een gerelateerd maar net iets andere manier om erfelijkheid van persoonlijkheid te onderzoeken is
gebruikmaken van zogeheten tweelingonderzoek. Eeneiige tweelingen hebben bijna 100% dezelfde
genen. Als overeenkomsten tussen eeneiige tweelingen worden vergeleken met overeenkomsten
tussen twee-eiige tweelingen – die net als ‘gewone’ broers en zussen slechts 50% van hun genen
gemeenschappelijk hebben – kan een schatting worden gemaakt van de erfelijkheid van
eigenschappen. Het verschil tussen die twee correlaties wordt dan gebruikt om de erfelijkheid van die
eigenschap te schatten volgens de volgende formule:

Erfelijkheid = 2(ree – rte)

In deze formule staat ree voor het verband (de correlatie) tussen eeneiige tweelingen en r te voor de
correlatie tussen twee-eiige tweelingen. Als je dit getal vervolgens vermenigvuldigt met 100, krijgt je
het percentage erfelijkheid.

Een heel belangrijk uitgangspunt bij deze tweelingonderzoeken is dat de omgeving waarin de eeneiige
tweelingen opgroeien vergelijkbaar zijn met die waarin de twee-eiige tweelingen opgroeien. Dit wordt
de aanname van gelijke omgevingen genoemd. Als dit namelijk niet het geval is, zouden verschillen
tussen eeneiige en twee-eiige tweelingen met betrekking tot de mate waarin ze op elkaar lijken ook het
gevolg kunnen zijn van verschillen in de omgeving.

Persoonlijkheid is voor ongeveer 40%-60% toe te schrijven aan de omgeving. Die omgeving kan weer
worden opgesplitst in een gedeelde omgeving en een niet-gedeelde omgeving.
 Gedeelde omgeving: de omgeving waar beide tweelingen mee te maken hebben, zoals het
gezin, de manier van opvoeden van ouders.
 Niet-gedeelde omgeving: de omgeving die uniek is voor een individu, zoals de eigen unieke
ervaringen, eigen vrienden, etc.
De gedeelde omgeving heeft vrijwel geen invloed op de ontwikkeling van de persoonlijkheid, onder
normale omstandigheden. In extreme omstandigheden ligt dit anders. Het lijkt vooral de niet-gedeelde
omgeving te zijn die invloed heeft op de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Als het gaat om de
ontwikkeling van persoonlijkheid, lijkt de opvoeding er, onder normale omstandigheden dus eigenlijk
niet zo veel toe te doen.
Perceptie zorgt ervoor dat de gedeelde omgeving nooit 100% hetzelfde is.

Dweck (2017) onderscheidt een zichtbaar en onzichtbaar deel van de persoonlijkheid. In het
onzichtbare deel van de persoonlijkheid speelt een aantal essentiële psychologische behoeften
een centrale rol. Dit zijn de behoefte aan verbondenheid met anderen, de behoefte aan
voorspelbaarheid en de behoefte om je competent te voelen. Mensen ontwikkelen gedurende hun
jeugd, door de ervaringen die ze opdoen, allerlei overtuigingen die te maken hebben met de vervulling
van deze behoeften. Deze overtuigingen zijn globaal in te delen in 2 categorieën:
 Overtuigingen over anderen die te maken hebben met ‘slecht’ en ‘goed’. Deze
overtuigingen gaan over de vraag of de wereld en andere mensen wel te vertrouwen zijn, als het
gaat om jouw behoeften.
 Overtuigingen over controle. Deze overtuigingen hebben betrekking op de vraag hoeveel
grip je hebt op het leven, de omstandigheden waarin je verkeert en je gedrag (onderdeel
hiervan is de growth mindset en de locus of control).
Deze overtuigingen staan niet op zichzelf. Ze gaan gepaard met emoties en de neiging om een bepaald
gedrag te vertonen. Dit geheel aan opvattingen, emoties en gedragsneigingen wordt ook wel BEAT’s
genoemd (als acroniem van de termen beliefs, emotions en action tendencies). Deze BEAT’s
weerspiegelen de optelsom van ervaringen die mensen in hun leven hebben opgedaan in een poging
hun behoeften te vervullen. Ze spelen volgens Dweck een sleutelrol in de vorming en ontwikkeling van
de persoonlijkheid. Het zijn de BEAT’s en de behoeften die eraan ten grondslag liggen die het
onzichtbare deel van de persoonlijkheid vormen en die het zichtbare deel van de persoonlijkheid
aansturen.

Het zichtbare deel van de persoonlijkheid is volgens Dweck wat mensen doen om hun behoeften
te bevredigen, dus de doelen die ze stellen en het gedrag waarmee ze aan deze doelen werken. De

, genetische aanleg beïnvloed hierbij zowel de sterkte van de behoeften die mensen ervaren, als de
BEAT’s die mensen vormen.
De theorie van Dweck suggereert dat de persoonlijkheid ook op volwassen leeftijd nog te beïnvloeden
is en kan veranderen. Worden mensen zich bewust van hun BEAT’s en leren ze die te veranderen, dan
kunnen ze zowel hun onzichtbare als hun zichtbare persoonlijkheid veranderen. Door onvervulde
behoeften of obstakels in de vervulling van behoeften kunnen mensen er nog lang allerlei opvattingen
op nahouden die het ook in de volwassenheid nog belemmeren om doelen te stellen en te behalen, en
daarmee hun behoeften te vervullen. Hebben mensen een verleden met onvervulde behoeften ervaren
en belemmerde BEAT’s ontwikkeld, dan kan dat zelfs nog doorwerken in de generaties daarna.

1.4 – Zelf en identiteit
De term persoonlijkheid heeft betrekking op de kenmerkende individuele verschillen tussen mensen in
hoe ze zich gedragen, hoe ze zich voelen en hoe ze denken. Deels heeft de persoonlijkheid dus te
maken met hoe iemand is, dat wil zeggen hoe iemand zich gedraag en wat hij of zij doet. Dit deel is
objectief waarneembaar. Onderdeel van de persoonlijkheid is ook mensen denken dat ze zijn, oftewel
de percepties die mensen van zichzelf hebben en die tezamen het ‘zelfconcept’ of ‘zelfbeeld’ van
mensen worden genoemd. Het zelfbeeld is per definitie subjectief, want het is gebaseerd op percepties
in plaats van op feiten. Mensen kunnen dan ook heel anders over zichzelf denken dan dat ze in
gedragsmatige termen laten zien of dan anderen vinden dat ze zijn.

Zelfconcept is hoe je jezelf ziet. De mate waarin je tevreden bent over je zelfconcept wordt
weerspiegeld in je zelfwaardering. Weer een ander begrip dat gerelateerd is aan je zelfconcept is
sociale identiteit, dit heeft betrekking op hoe je jezelf presenteert naar anderen toe. Dat hoef niet te
corresponderen met je zelfconcept. Deze opvatting over sociale identiteit wijkt enigszins af van hoe
sociale identiteit in de sociale psychologie doorgaans wordt opgevat. Daarin verwijst sociale identiteit
naar dat deel van het zelfbeeld dat gebaseerd is op het lidmaatschap van een groep.

Naarmate kinderen ouder worden, wordt het zelfconcept steeds verder ingekleurd met psychologische
termen. Op basis van hun gedrag, gevoelens en emoties kunnen ze steeds beter interpreteren wat
bijvoorbeeld hun persoonlijkheidseigenschappen zijn.

Zelfwaardering is het resultaat van de beoordeling van hoe tevreden je bent met je zelfconcept. Het
gemiddelde van alle beoordelingen, in combinatie met hoe belangrijk die verschillende aspecten
worden gevonden, geeft een beeld van de algemene zelfwaardering van mensen. Die zelfwaardering
kan fluctueren, maar blijkt wel redelijk stabiel te zijn (en zelfs voor een belangrijk deel erfelijk).
Personen met een hoge zelfwaardering kunnen beter met kritiek omgaan en gaan beter met
tegenslagen om.

Sociale identiteit is de manier waarop je jezelf presentaart naar anderen toe. Zelfs als je in het bijzijn
van anderen ‘helemaal jezelf bent’, is je sociale identiteit niet gelijk aan je zelfconcept. Je sociale
identiteit heeft namelijk te maken met die zaken die ook observeerbaar zijn voor andere mensen.
Er zijn verschillende momenten in het leven dat iemand met een zogeheten identiteitscrisis te maken
kan krijgen. Volgens Baumeister zijn er 2 soorten identiteitscrises:
 Identiteitstekort: wanneer iemand nog geen duidelijk (nieuwe) identiteit heeft gevormd. In dat
geval hebben mensen vaak moeite om belangrijke beslissingen te nemen, omdat er geen sterke
identiteit is om deze beslissingen te ondersteunen. Een dergelijk identiteitstekort treedt vaak op
tijdens momenten dat mensen oude meningen en waarden overboord gooien en openstaan voor
nieuw. Op het moment dat er sprake is van een identiteitstekort, zijn mensen vaak extra vatbaar
voor beïnvloeding door andere personen.
 Identiteitsconflict: wanneer enkele aspecten van de identiteit moeilijk of niet met elkaar
verenigbaar zijn. Vaak willen mensen die verschillende aspecten van hun identiteit wel
behouden, maar zijn ze moeilijk te combineren.
Mensen ervaren een identiteitscrisis vaak tijdens de adolescentie, maar het kan ook later in het leven
gebeuren (bijvoorbeeld midlifecrisis). Uit onderzoek blijkt dat bij mensen gedurende de midlifeperiode
inderdaad een dip te zien is in hoe ze zich voelen: gemiddeld genomen minder gelukkig dan daarvoor
en daarna. Een psychologische verklaring voor een midlifecrisis is dat mensen ontevreden zijn over
bepaalde aspecten van hun identiteit. Er is dan sprake van een identiteitstekort. Mensen kunnen zich
dan tijdens een midlifecrisis gedragen als adolescenten, die ook vaak te maken krijgen met een
identiteitstekort: er worden nieuwe relaties aangegaan of bestaande relaties verbroken, er wordt
geëxperimenteerd, er worden andere carrièrekeuzes gemaakt, etc. soms is het in het geval van een
dergelijke midlifecrisis echter voldoende om alleen de prioriteiten te verschuiven.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mirtevdven5. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 64438 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99
  • (0)
  Kopen