SWK pedagogisch denken
Hoorcollege 1
Pedagogiek is een multidisciplinair vakgebied die zich richt op het begrijpen en verbeteren van
het onderwijsproces, de ontwikkeling van kinderen en volwassenen en de interacties tussen
leraren, leerlingen, ouders.
Martinus Langeveld (1905 – 1989):
Voorstander van normatieve pedagogiek = de normen en waarden worden
vastgesteld voor het onderwijs en de opvoeding.
Het kind begrijpen zoals het is
Langeveld geloofde dat kinderen zelfstandig moesten leren denken en dat ze ook
niet afhankelijk waren van cultuur alleen (dus niet volledig van nature en nurture)
Hij was aanhanger van de geestwetenschappelijke pedagogiek
Doel: Animal educandum, zelfverantwoordelijk zelfbepaling (mondigheid)
Mondigheid = het vermogen om gebruik te maken van je verstand zonder de
leiding van een ander.
Vormingsprincipe van het kind = samenspel van nature en nurture.
Vier basisdimensies van opvoeding
1. Ondersteuning bieden
2. Instructie geven
3. Controle uitoefenen
4. Grenzen stellen
Drie opvoedingsdoelen:
Zelfstandigheid (individu)
- Wanneer mag je voor het eerst naar school fietsen
Zelfredzaamheid (samenleving)
- Hoe een kind zich weet te houden in de samenleving.
Zelfvertrouwen (toekomst)
- Heb je zelfvertrouwen in de toekomst, wordt het kind hiervoor gestimuleerd?
Joint attention = sociale interactie waardoor cultuur wordt overgedragen en er wordt
geleerd.
- Bij kinderen met autisme gebeurt dit minder.
Contrafactische anticipatie = vooruitlopen op wat nog niet feitelijk het geval is
Waardenpluralisme = er zijn veel verschillende waarden. Bij iedere situatie worden
andere waarden gebruikt.
,Pedagogiek rizoom als metafoor = geen centrale boomstructuur met vertakkingen, een
netwerkstructuur zonder centrale kern, een wortel die horizontaal groeit, pedagogiek verandert
door de tijd, een historisch gegroeide discipline, veelvormigheid, meervoudigheid en diversiteit
Moderne pedagogiek
Twee principes:
1. Het principe van kunnen leren - dus niet deterministisch/ nature of je DNA bepaalt alles
2. Het kind is een vrij en handelend subject - dus wordt niet volledig bepaald door cultuur/
oftewel nurture
Paradox: opvoeding uitnodigen tot wat hij of zij nog niet kan en aanspreken als iemand die hij of
zij nog niet is —> hiermee wordt zelfverantwoordelijk zelfbepaling gestimuleerd.
Contrafactische anticipatie: vooruitlopen op wat nog niet feitelijk het geval is
—> Voordoen, mee laten spelen
Hoorcollege 2
Leah Dasberg (historisch pedagoog) ‘’men kijkt achteruit om vooruit te kunnen zien’’.
Benaderingen pedagogiek:
1. Demografische benadering – demografische gegevens, zoals geboortecijfers en
sterftecijfer
Doel: een beeld vormen van de leef- en opvoedomstandigheden van ouders en kinderen
2. De affectieve benadering – Kwalitatieve bronnen, zoals brieven speelgoed
Doel: inzicht krijgen in menselijk gedrag en persoonlijke beleving
3. Historische maatschappijwetenschappelijke benadering – onderzoek doen naar
sociaaleconomische ontwikkelingen, cultureel-maatschappelijke en technologische
ontwikkelingen en veranderingen in het gezin, zoals effecten van de wetgeving.
Doel: inzicht krijgen in de samenhang tussen gezinsstructuren, individuele gedragingen,
sociale relaties en belevingen.
Klassieke oudheid = er werd veel geschreven over hoe de opvoeding goed moest.
Middeleeuwen = het kind moest zich gedragen als een volwassene (moest later in de
voetsporen van zijn vader treden)
- Oodmoed: rekening houden met je omgeving. Wie goed doet die goed ontmoet.
- Hoogmoed: Tegenovergestelde van oodmoed. Dit is een van de 7 zonden. Je voelt je hoger
dan de ander.
7 zonden
- Hoogmoed, verheven voelen
- hebzucht, gierigheid
- Afgunst, jaloezie
- Wraak, woede
- Wellust, onkuisheid
- Vraatzucht, gulzigheid
- Luiheid, traagheid
,7 deugden
- Voorzichtigheid
- Rechtvaardigheid
- matigheid
- Standvastigheid
- Geloof
- Hoop
- Naasten liefde
7 werken van barmhartigheid
- De hongerige spijzen
- De dorstige laven
- De naakten kleden
- De vreemdelingen herbergen
- De zieken verzorgen
- De gevangenen bezoeken
- De doden begraven
Humanisme en renaissance
Belangrijke kenmerken: reformatie en de klassieke cultuur nieuw leven inblazen
- De humanistische opvoeding had als doel de vorming van een universele mens (homo
universalis).
- Streven naar geleerdheid, beschaafdheid en sportiviteit, kenschetst de humanist
- Latijn was de voertaal en de vrije menselijke wil stond hoog in het vaandel
- Monnikenwerk werd steeds meer overgenomen door de drukpers, kennis werd steeds
toegankelijker
Erasmus:
- Humanist
- Onderwijs het liefst zo vroeg mogelijk om ondeugdzaamheid te voorkomen
- Kenmerken: vrijheid, competitie in plaats van straffen, verhef jezelf door te studeren en het kind
kan gevormd worden.
- kind is van nature niet slecht
Verlichting:
- Rationele mens komt voorop te staan
- De wereld is mede door opkomst wetenschap te verklaren met een reden
- theorie en verstand die om de waarheid te bewijzen
- Van aristocratie naar democratie, onderwijs is voor iedereen!
Locke (verlichting): Tabula rasa = kind als ongeschreven blad (kind vrij en loslaten zodat ze
leren)
Geloofde in de maakbaarheid en opvoedbaarheid van kinderen
Gaat over het verstand
Niet afkomst maar opvoeding telt
Maakbaarheid van de samenleving = veel initiatieven om de samenleving te verbeteren
, Romantiek:
- Staat tegenover de verlichting (gevoel is belangrijker)
- kind is van nature goed
- Hechten waarde aan intuïtie, emotie, spontaniteit ect.
Rousseau (romantiek):
Ontdekken van eigen aard en intrinsieke motivaties
Beperk ouderlijke interventies en volg de natuurlijke ontwikkeling van het kind
Empirisme en inductie
Het empirisme is door middel van inductie waarnemen wat je ziet en waaruit kennis opkomt
vanuit ervaring.
Inductie = hypothese stellen als er genoeg observaties zijn gedaan.
BV: alle raven zijn zwart
Inductief redeneren:
Observatie data verzamelen patroon ontdekken hypothese of theorie formuleren
(generaliseren)
Rationalisme en deductie
Het rationalisme als tegenhanger van het empirisme. Het denken is de meest betrouwbare bron.
De waarheid is niet zintuigelijk, maar intellectueel en deductief afleidbaar.
Deductie = feiten
Moderne tijd
- Het cognitieve/ rationele werd weer belangrijker
Huiselijk ideaal = man zorgt voor het gewin en de vrouw voor de verzorging van het gezin.
Bijzonderheden 1900
1. Kinderwetje van Van Houten (1874): kinderen mogen vanaf 12 jaar werken.
- Kon ook averechts werken, omdat veel gezinnen hierdoor minder inkomen hadden.
2. Leerplicht 1901: meisjes tot 12 mochten ook naar school voor de ontwikkeling.
Discussie 1: Schoolstrijd - openbaar of bijzonder onderwijs (protestants en katholiek)
Discussie 2: dienst onderwijs algemeen vormend of beroepsvoorbereidend te zijn?
Reformpedagogiek = het kind moest centraal staan in het onderwijs en niet de leerstof.
Uitgangspunten:
1. Kindergerichtheid: het kind staat centraal i.p.v. lesstof of opvoedingsdoelen
2. Vertrouwen van opvoeders in natuurlijke ontwikkeling van het kind (geen dwang of
autoriteit)
3. Lichamelijke ontwikkeling en kunstzinnige vorming
Geesteswetenschap = nadruk op belevingswereld (emotie, gevoel en wil) van het kind en
interactie in opvoedingsrelatie.
1. Hermeneutiek: Hypothese – observaties/ literatuur erbij zoeken – daarna weer kijken
naar de hypothese, klopt deze nog?
2. Dialectiek: interesse in tegenstrijdigheden en dan hierover de discussie aan gaan en
nadenken. Zoals is sociale media goed voor een kind?