Personeel en organisatie
Hoorcollege
1
Management:
Plannen
Organiseren (middel en taken effectief inzetten)
Leidinggeven
Coördineren (verschillende activiteiten, taken en medewerkers
worden afgestemd op elkaar)
Controleren (nagaan of de doelen behaald worden)
Innoveren (ontwikkelen en implementeren van nieuwe ideeën)
Representeren
Organisatie soorten:
Profitorganisatie -> doel is winst maken door producten of
diensten
Non-profitorganisatie -> Maatschappelijke doelen, winst wordt in
de organisatie gestopt om maatschappelijk doel verder
(overheidsinstelling)
Not-for-profitorganisatie -> Maatschappelijke doelen, winst
wordt gebruikt om extra diensten of producten aan te bieden
(ziekenhuis en onderwijsinstellingen)
Het 7s-model:
1. Strategy -> Hoe doelen bereikt worden (wat is de missie)
2. Structure -> Hoe zijn de taken verdeeld
3. Systems -> pedagogisch methodes, beloningssystemen,
werktijden
4. Staff -> Personeel, niveau en leeftijd
5. Style -> Leidinggevende stijl
6. Shared values -> ID van organisatie, gemeenschappelijke
waarden, trots
7. Skills -> Sterke punten van de organisatie
8. Surroundings -> Omgevingsinvloed in impact heeft op de
organisatie
Swot-analyse:
Geeft inzicht in de kansen, bedreigingen, sterktes en zwaktes
van de organisatie
Belangrijke wetgeving voor pedagoog:
Jeugdwet
Benutten en versterken eigen kracht
De-medicaliseren
Zo snel, dichtbij en effectief mogelijk hulp
1 gezin, 1 plan
Meer beslissingsruimte voor professionals
WMO (Maatschappelijke ondersteuning)
Participatie (bv. Wajong)
1
, SKJ en tuchtrecht:
SKJ -> Vereist dat medewerker bijschoolt om te voldoen aan
kwaliteitsnorm
Tuchtrecht -> toetst of er is afgewogen in normen en waarden,
hoe gewerkt?
Hoorcollege
2
Organiseren van organisaties:
Interne afstemming -> onderling werkzaamheden afstemmen
Externe afstemming -> afstemmen op omgeving
Structurering -> wie doet wat
Bedrijfsprocessen – interne afstemming:
Primaire proces -> Alles wat rechtstreeks bijdraagt aan doelen
(bv. Pm-er)
Secundaire proces -> Administratie
De organisatie als sociaal systeem:
Input -> middelen die nodig zijn (personeel, geld, richtlijnen)
Throughput -> Taakverdeling, coördinatie, communicatie
Output -> resultaat (producten, diensten)
Feedback -> Zijn de doelen voldoende behaald
Organisatie structuren:
Organisatiestructuur -> verdelen van taken en functies
(organogram)
Divisiestructuur -> organisatie wordt onderverdeeld in divisies
(afdelingen)
F-structuur -> divies zijn verdeeld op functie (bv. zagen, schaven,
monteren)
P-structuur -> divies zijn verdeeld op product (bv. stoelen, tafels,
kasten)
M-structuur -> divisies zijn verdeeld op doelgroep (bv. Peuter,
kleuter)
Horizontale structuur -> plat, zonder hiërarchie, personeel heeft
inspraak
Verticale structuur -> hiërarchisch, duidelijke afbakende rollen
Lijnstructuur -> beslissingen van boven
Lijnstafstructuur -> lijnstructuur maar staf geeft advies aan
directeur
Matrix- of projectstructuur -> medewerkers uit verschillende
divisies werken samen aan één project.
Organisatie structuur volgens Mintzberg:
Strategische top -> leiding verantwoordelijk voor strategie
Middenkader -> geeft bevelen vanuit leiding door naar
operationele kern
Operationele kern -> medewerkers die strategie uitvoeren
Techno structuur -> geven advies om werk inhoudelijk te
verbeteren
2