Sociologie
● Sociologie = de sociale omgeving van een persoon, sociaal handelen van mensen
en hoe de samenleving daar een invloed op heeft.
→ bestudeert het ontstaan, voortbestaan en veranderen van maatschappelijke
patronen/ structuren
→ sociaal handelen van mensen in die patronen en structuren
vb. mannelijke leerkrachten gaan minder snel lesgeven in korte broek
Hoofdstuk 1: Een mens leeft nooit alleen
1.1 de mens maakt de samenleving
Begrippenlijst
● Civil inattention = wanneer we ergens zijn waar we mensen niet kennen, gaan we
deze mensen beschaafd negeren. Het is een gedeeld gedragspatroon.
● Thomas theorema = wanneer mensen een situatie zien als echt, handelen ze er
ook naar.
vb. iemand roept ‘brand’, ook al is er geen brand, iedereen loopt wel weg.
vb. filmpje over ‘biologisch’ eten dat eigenlijk mcdonald's is.
● Groep = een verzameling van twee of meer personen die met elkaar omgaan. Dit
kan zijn omdat zij zich met elkaar identificeren of omdat zij een gezamenlijk doel
hebben.
● Peergroup = een groep mensen uit de samenleving, die een vergelijkbare leeftijd,
status, belang of belangstelling hebben en gemeenschappelijke gedragscodes.
● Doelgroep = niet echt een groep want er is geen samenhang, maar het is een groep
met dezelfde kenmerken waaraan men een aanbod wil doen, wil beïnvloeden
● Organisatie = een doelgerichte samenbundeling van kennis, vaardigheden en kracht
tussen enkele (meestal drie of meer) personen die primair middelen en activiteiten
aanwendt om te voorzien in de behoefte aan producten en/of diensten in haar
omgeving.
● Institutie = een voorgemaakt gedrag dat heel veel mensen in een samenleving
stellen
● Gestandaardiseerd gedrag = wanneer men een vast gedrag stelt in de hele
samenleving
● Harde solidariteit = Solidariteit is pas een institutie als het een recht is, van
toepassing is op de hele samenleving en afdwingbaar is.
● Zachte solidariteit = hulp is een gunst, het is willekeurig, niet geïnstitutionaliseerd en
er zijn geen rechten aan verbonden.
1
, ● Welvaartsstaat = een staat waarbij de sociale zekerheid en solidariteit
geïnstitutionaliseerd is. Mensen hebben sociale rechten en we zorgen dat er
solidariteit is.
● Functionalistische visie = samenleving is een lichaam, elk ‘orgaan’ heeft
functie voor het geheel, orde → iedere categorie vervult zijn functie
● Conflictsociologie = structuur samenleving is ongelijk, ongelijkheid, verschillende
kansen in het leven
● Cultuur = kennis, waarden, doelen en normen die ontstaan zijn en geëvolueerd zijn
in de samenleving. Culturen hebben handleiding voor interacties die worden
aangeleerd en doorgegeven.
● Waarden = datgene dat we willen nastreven, idee over wat goed/ wenselijk is
● Normen = richtlijn ‘zo hoort het’ → niet aan de norm houden? = sanctie
1.1.1 Mensen maken de samenleving
Interactie is slecht mogelijk door gedeelde betekenis aan situatie + mensen gaan
gedeeltelijke betekenissen maken
→ ontstaan voorspelbaar gedrag zorgt voor orde
Hoe komt het dat we kunnen samen-leven?
Hoe maken we samen-leving mogelijk?
Interactie (actie en reactie)
invloed uitoefenen én ondergaan (communicatie)
⇒ de ander interpreteren!
● gelijke interpretatie = een samen-leven/samenleving is pas mogelijk wanneer
mensen aan dezelfde situatie dezelfde betekenis geven
Waarom is die gelijke interpretatie van de situatie belangrijk?
→ geeft voorspelbaarheid, rust en routine
⇒ voorspelbare gedragspatronen en ORDE in de samenleving
vb. civil inattention, ongeschreven regels thuis, afschuiving in rij,...
Hoe maakt de mens de samenleving (met gedeelde betekenissen en bijhorende
interactiepatronen)?
⇒ in interactie, de mens creert zijn eigen sociale realiteit
Thomas Theorema:
If men (people) define situations as real, they are real in their consequences
wanneer mensen een situatie zien als echt, handelen ze er ook naar.
vb. iemand roept ‘brand’, ook al is er geen brand, iedereen loopt wel weg.
vb. filmpje over ‘biologisch’ eten dat eigenlijk mcdonald's is.
2
,1.1.2 Groepen en organisaties maken de samenleving
wat is een groep?
kenmerken:
- duurzame interacties (van gezamenlijke betekenissen)
- gevoel van samenhorigheid
- spontaan ontstaan van groepsregels die bepalen gedrag en maken het voorspelbaar
- leden hebben een positie in de groep
● groep = een verzameling van twee of meer personen die met elkaar omgaan. Dit kan
zijn omdat zij zich met elkaar identificeren of omdat zij een gezamenlijk doel hebben.
verschillende soorten groepen
1. Primaire groep
interacties zijn frequent, intensief en emotioneel verbonden
vb. gezin, ‘family of choice’ = groep van lgbtq+ persoon die kiezen om als gezin samen te leven, …
2. Peergroup
gelijke leeftijd, gelijke situatie en langdurige contacten
vb. klasgenoten, kotgenoten
3. Secundaire groep
= grotere groep, interacties zijn minder intens, minder frequent en minder emotionele
verbondenheid (onpersoonlijker)
vb. monitoren ploeg, collega’s, summer bash cherso groep
4. Doelgroep
= niet echt een groep want er is geen samenhang
= groep met dezelfde kenmerken waaraan men een aanbod wil doen, wil
beïnvloeden
vb. reclame, marketing, hulpverlening
! men identificeert zich niet altijd met een doelgroep waarbij je iemand zet (bv. verslaafde zal
zich niet snel in de doelgroep voor verslaafden zetten)
RELATIVEREN: onderscheid is moeilijk te maken in de praktijk, grijze vakken tss
verschillende groepen
● organisatie = een doelgerichte samenbundeling van kennis, vaardigheden en kracht
tussen enkele (meestal drie of meer) personen die primair middelen en activiteiten
aanwendt om te voorzien in de behoefte aan producten en/of diensten in haar
omgeving.
Kenmerken van ‘organisatie’:
- mensen die samenWERKEN
- gemeenschappelijk doel
- vanuit duidelijk omschreven posities
- herkenbaar als geheel
- interageert met andere organisaties
3
, 1.1.3 Instituties maken de samenleving
1.1.3.1 Wat is een institutie?
● institutie = een voorgemaakt gedrag dat heel veel mensen in een samenleving
stellen
→ gestandaardiseerd gedrag = wanneer men een vast gedrag stelt in de
hele samenleving
kenmerken institutie
- zorgt voor gestandaardiseerd gedrag
- stabiel, maar kan veranderen
- geeft routine, orde en voorspelbaarheid
- is een antwoord op levensnoodzakelijke vragen
1.1.3.2 Voorbeelden van instituties
vb. 1 arbeid: iedereen gaat er gewoon naartoe, het idee is door mensen gecreëerd, stabiel en
veranderlijk, geeft orde en routine en is een antwoord op levensnoodzakelijke vragen.
vb. 2 kledij: iedereen draagt kledij, door mensen gecreëerd, veranderlijk in tijd en ruimte
vb. 3 onderwijs: stil zijn, in de rij gaan staan, op tijd zijn (gestandaardiseerd gedrag)
de bel, kan veranderen: studierichtingen veranderen, meer opties voor vrouwen, vroeger
formeler (interactiepatronen), lessenrooster, geeft structuur aan de dag, maakt samenleven
mogelijk want het geeft rust en orde (routine, voorspelbaarheid), hoe bereiden we mensen
voor op de samenleving? (antwoord op levensnoodzakelijke vragen)
andere vb: religie, taal, huwelijk,...
1.1.3.3 Is solidariteit een institutie?
● solidariteit = rekening houden, zorgdragen voor de medemens.
antwoord: Ja en nee
Harde solidariteit
vb. sociale zekerheid = systeem waarbij men een deel van het loon afgeven voor degene die het niet
kan betalen. Het is een recht.
● harde solidariteit = Solidariteit is pas een institutie als het een recht is, van
toepassing is op de hele samenleving en afdwingbaar is.
● welvaartsstaat = een staat waarbij de sociale zekerheid en solidariteit
geïnstitutionaliseerd is. Mensen hebben sociale rechten en we zorgen dat er
solidariteit is.
Zachte solidariteit
vb. music for life
● zachte solidariteit = hulp is een gunst, het is willekeurig, niet geïnstitutionaliseerd en
er zijn geen rechten aan verbonden.
1.1.3.4 Institutionalisering
● institutionalisering = tot institutie worden van een gedragspatroon
→ interacties tussen individuen, groepen en organisaties
→ gestandaardiseerde gedragspatronen in de hele samenleving (instituties)
→ routine, voorspelbaarheid en orde
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anthonissenmyrthe. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,36. Je zit daarna nergens aan vast.