Body Of Knowledge
WEEK 37
2.1
Beroep sportleraar en wettelijke kaders en regelgeving
Beroep belangrijk
Maatschappelijke opgaven op bewegen en gezondheid
Motoriek van kinderen neemt af
Sociale problemen extra goed aanpakken in dit vak
Maar lukt niet altijd om verbetering te krijgen
Een van de grote uitgangen is dat kinderen twee uur verplicht per week gym krijgen, zou fijn zijn als
dat door profs gegeven wordt. Door ruimte en tijd geven om met kinderen aan de slag te gaan en
voortgang krijgen
Formele doelstelling
Beter leren bewegen!! Vanuit pedagogisch perspectief
Beter leren bewegen gebeurt in context van maatschappij. (Sportschool in de buurt en vereniging in
de buurt)
Vanuit docent kijken hoe je kinderen leert beter te leren bewegen. ‘Wat wil ik binnen deze context
aanleren?’
Hoe werken ze samen? Hoe gaan ze met elkaar om? Aspecten binnen ons beroep.
Aanleren om erover na te denken om het te organiseren en te coachen – dus groter dan alleen maar
meedoen met de activiteit. Dit maakt het leuker. Maar voor iedereen anders. We willen dat ze
bekwaam en enthousiast worden.
We hebben ons werk goed gedaan als de kinderen buiten de gymzaal gaan sporten.
Je bent pedagoog docent. We willen kinderen niet goed leren voetballen, maar een betere sporter
worden. Intentioneel leren – jij bedenkt van tevoren, wat wil ik ze hieruit laten halen.
We zijn bezig alle kinderen iets bij te laten brengen.
Binnen die doelstelling meer nuance nodig:
Whats in the name.
De naam is het gevolg van hoe je kijkt naar het beroep. Het gaat om kinderen lichamelijk fit maken.
Maar andere kant: het bewegen doet er niet toe, het sociale perspectief is belangrijk: hoe ze omgaan
met winst en verlies en het ontvangen en geven van feedback.
Eigen visie: waar kan jij het verschil maken. Andere leerlingen hebben daar een ander beeld bij. Maar
alles gaat binnen de doelstelling: altijd om leren en ontwikkeling
Wat moet je kunnen als sportleraar?
Werk en kunnen leren
Werk: beroepsprofiel: beschreven wat anderen sportleraren verwachten van een sportleraar die al
vijf jaar aan het werk is.
Landelijk opleidingsprofiel: document van alle alo’s. Net iets minder wat je moet kunnen van het
beroepsprofiel – weer uitbreiden na opleiding (zelf bij leren in praktijk als docent).
Beschrijvend opleidingsprofiel: Binnen opleiding is de visie van Hanze met landelijke profiel
samengevoegd. Dit verschilt een klein beetje met het landelijke profiel: goed om te lezen wat er van
je verwacht wordt.
Visie model opleidingsprofiel (week 37, 2.1) bekwaamheden
,Leeruitkomsten. Op elke zes gebieden
Professionele identiteit: weet welke normen en waarden van jou van belang zijn. Ethisch verantwoord
handelen. In elke organisatie kunnen handhaven. Hoe werk ik in deze organisatie? jezelf goed kennen.
Tweede cirkel: samenwerken. Je werkt niet alleen. Denk aan collega, psychologen en dieëtisten. Als
leraar breder kijken dan alleen gymzaal. Kinderen leren opgroeien.
Goed samenwerken: zelfkennis, vaardigheden, weten hoe anderen op jou reageren. Dan pas effectief
samenwerken
Onderzoekend vermogen: opzoek naar variatie in docenten (lessen varieren, niet hoe anderen
docenten dat voor jou deden), docenten die kinderen willen helpen ontwikkelen. Uitdagingen
oplossen door middel van oudere kwalen die collega’s gekregen hebben. Overleggen met elkaar, hoe
ga je de oudere kwalen van kinderen in jouw kwaal verhelpen. In eigen praktijk kijken hoe je jouw
situatie verbeterd. In elke situatie kijken hoe het gebeurt en wat er verbeterd kan worden.
Derde cirkel:
Vakinhoudelijk bekwaam: deze collega weet alles van het beroep: op hoogte van elke ontwikkeling,
motorische vaardigheden, kent regels van de spellen, kent alle trucjes, bereidt lessen goed voor.
Heeft het vak in de vingers. -> aka de autentieke gymleraar
Je moet laten zien dat je wetenschappelijke literatuur kan toepassen in gymlessen
Pedagogisch bekwaam: gaat over jouw interactie met het kind. Waar je rekening houdt met
diversiteit van kinderen en sociaal emotionele ontwikkeling van het kind. Mede opvoeder van het
kind. Vanuit modellen en theorieën inzichten gebruiken in praktijk
Vakdidactisch bekwaam: beweeg programma’s in realiteit gebruiken, Kun je dat? Kun je zorgen dat jij
ten opzichte van de klas instructie kan geven en hun dan beter laten bewegen. Helpen ontwikkelen
door vak inhoud. Zorgen dat wat jij wil bereiken in de les, ook bereikt wordt.
2.2 Rollen en doelen van de sportleraar
Rollen en doelen van de sportleraar
Belangrijk voor individuele betekenis van kinderen en maatschappelijk concept
Linkerplaatje: hoe slecht nederland het doen aan bewegen.
In de maatschappij is bewegen steeds belangrijker.
Docent: vakdidactisch (methodisch (volgorde) dicactisch (manier van werken)), pedagogisch
(opvoeder (aandacht hebben voor ontwikkeling van kinderen)) vakinhoudelijk (verstand hebben van
je vak) en algemene bekwaamheden (onderzoeksvaardigheden en samenwerken om een programma
te ontwikkelen)
Vakdoelen: doelstellingen in ieder vak: toerusten (kinderen goed leren deelnemen aan maatschappij),
socialisatie functie (gedrag in groepen en acceptatie daarvan, kinderen moeten accepteren hoe
andere kinderen in hun sport staan) en ontplooien (door sport jezelf leren kennen. Sportmotief)
LO en bewegen draagt bij aan cognitie, niet alleen maar als ontspanningsuurtje.
Algemeen doel: leren deelnemen aan bewegingssituaties.
Sleutelvragen LO: belangrijke: beginsituatie (wat kunnen kinderen al.) wat ga je doen? (Sport of
beweegactiviteit?) hoe? (Begeleidend of coachend?) evaluatie (richting kinderen evalueren? Eigen
programma evalueren? Gaat het om het proces of prestatie?)
Les is pas gelukt als er problemen en oplossingen (door de kinderen) zijn ontstaan.
Rol als docent:
Letterlijke gedrag wordt nagedaan door kinderen.
, Je bent filter, gids en grenzensteller. Filter- wat er in de lessen naar voren komt.
Coach, begeleider, aanspreekpunt, spiegel, inleider, beschermer, uitdager
Pas op voor leerstofdiarree: breng diepgang, gaat niet om leerstof maar hoe je de les in elkaar zet.
2.3 wettelijke kaders
Geloofsovertuiging mag meespelen in sporten. Wettelijke voldoen is niet te bepalen.
Kerndoelen: beschrijving van leerdoelen voor alle leerlingen in Nederland. Iedereen moet dit halen.
Eindtermen: meer in vervolgonderwijs
Onderwijsinspectie komt op scholen langs om te kijken of de bekostiging mits voldoen aan eisen.
Bijzonder en speciaal: speciale behoeften bij kinderen – methyl school. Bijzonder: op basis van
geloofsovertuiging kan je hier ook terecht. Christelijke school is ook bijzonder onderwijs.
BG: kerndoelen: zes naast onderwijsdoelen.
VO: kerndoelen:
Eindtermen:
Mbo: door middel van kwalificatiedociers
LO1 verplicht voor iedereen. LO2 en BSM zijn keuze vakken.
Voorbeeld kern doel in basisonderwjs: 57: de leerlingen leren op een verantwoorde manier
deelnemen aan de omringeendr bewegingscultuur en de hoofdbeginselen van de belangrijkste
bewegingsspelvormen ervaren en uitvoeren -> op basis van bewegen.
57: de leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringde bewegingscultuur
en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren.
58: de leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten
deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden
inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden. (wat we doen KVLO, z.d.)
Mogelijkheden profileren: LO2 als eindexamen vak. LOOT school, Gezonde school, sportactieve school
(Johan Cruijff academie)
Vakleerplan: vakgroep bewegen en sport. Leerpan geeft aan wat je belangrijk vindt en hoe je dit
meteologisch ophangt.
Wss nieuwe kerndoelen wanneer je van school af bent.
2.4 onderwijsconcepten
Via vakken of thema’s of in groepen of individueel, aanhankelijk van school.
Vernieuwend onderwijs: TRADITIONEEL ONDERWIJS: sinds 20 e eeuw
- Daltonscholen
- Jenaplansscholen
- Montessorischolen
- Vrije scholen
Nemen afstand van klassieke onderwijs. Ze richten zich op de ontwikkelingsmogelijkheden van het
individuele kind.
Dalton