SWK 8
Hoorcollege 1
De gouden regel ‘Behandel de ander zoals jezelf behandeld wilt worden’
Het kwaad wordt meestal gezien als gedrag dat anderen schade toebrengt en opzettelijk wordt
uitgevoerd, vaak met gebruikmaking van macht om deze schade te veroorzaken
Over slecht gedrag: het kwaad
Experimenteren & geschiedenis laten zien dat de overgrote meerderheid, als de omstandigheden
daar zijn, in staat is om kwade dingen te doen
Deze 7 sociale processen spelen een rol bij het ontstaan van slecht gedrag:
1. Gedachteloos de eerste kleine stap nemen (maakt de volgende makkelijker)
wennen aan iets waar je eigenlijk helemaal niet aan moet wennen
2. Ontmenselijken van anderen (o.a stigmatiseren)
3. Afstand nemen van jezelf als individu (anonimiteit ipv identiteit)
voorbeeld: uniform dragen, schminken in het leger
4. Afstand nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid (sociale norm)
iedereen accepteert de norm om mensen uit te schelden
5. Blind gehoorzamen aan autoriteit
6. Conformeren aan groepsnormen
7. Passieve tolerantie van slecht gedrag
We zeggen: Oh, het zijn een paar rotte appels. Maar zo bezien zijn de verantwoordelijken in
belangrijke mate degenen die verantwoordelijk zijn voor het systeem waar het handelende individu
in gevangen zit (gaat dus om macht)
1.1 Normatieve professionaliteit
Waarom is dit alles voor pedagogen belangrijk?
-je kunt letterlijk jezelf verliezen
-je moet kunnen oordelen over de vraag in hoeverre het streven naar effectiviteit & efficiency
aansluit op de ruimere bedoeling van opvoeden, namelijk de oriëntatie op de eigenstandigheid
-de pedagoog reflecteert ook op de ‘waartoe’ vraag en is daarmee normatief professioneel
je integreert steeds je technisch-instrumentele professionaliteit (= kennis en kunde) met je
normatieve professionaliteit (= vermogen om na te denken over vragen wat is goed en wat is
slecht) en met je persoonlijke competenties (met je persoonlijke professionaliteit)
Dat alles samen = professionele wijsheid (= je bent in staat om goede afwegingen te maken om
iemand verder te helpen)
Nog meer redenen waarom het belangrijk is om je normatief persoonlijk te ontwikkelen:
• Kwetsbare mensen - met onvermogens het eigen leven vorm te geven of in een situatie zitten dat
het vormgeven van het eigen leven belemmert
• Werken met gevoelig informatie
• De machtspositie die je als hulpverlener hebt: gegeven de positie van de pedagoog tov de
kwetsbaren & ook gegeven zijn deskundigheid
• Het krachtenveld van verschillende belangen: van de cliënt en van de organisatie en van de
overheid
Om je normatieve professionaliteit te ontwikkelen is het verder relevant te weten dat morele
problemen op verschillende niveaus plaatsvinden
Morele vraagstukken hebben verschillende niveaus:
• Micro niveau
voorbeeld: een therapeut staat voor de keuze om vertrouwelijkheid te behouden of de autoriteit te
waarschuwen bij zelfmoordgedachten van een cliënt (veiligheid cliënt in het geding)
1
,• Meso-niveau
voorbeeld: hulpverleners in een verslavingskliniek overwegen de behandeling van een cliënt te
stoppen wegens het negeren van regels (autonomie cliënt) wat de veiligheid in gevaar kan
brengen
• Macroniveau
voorbeeld: beleidsmakers moeten geestelijke gezondheidszorg betaalbaar houden
(kostenbeheersing), met een juiste balans tussen kosten en kwaliteit (van de zorg)
Deze niveaus staan met elkaar in verbinding
De professional kan gezien worden als hoeder van waarden (= idealen), omdat men o.a zich kan
beroepen op de universele verklaring van de rechten van de mens. Dus iets wat op macroniveau
besloten is (zoals universele mensenrechten), kan op microniveau worden toegepast
1.2 Signaleren van morele problemen
omdat je als hulpverlener zoveel invloed kunt hebben op het leven van anderen, moet je je kunnen
verantwoorden
Maar ‘t is aanlokkelijk zijn om je eigen verantwoordelijkheid (& geweten) te ontlopen:
1. ‘Ik deed slechts wat mij werd opgedragen’
2. ‘Iedereen deed het’
3. ‘Ik wist nergens van’
Volgens filosofe Hannah Arendt houden ons liever met banale dingen bezig dan dat we ons druk
maken om de moraal - de banaliteit van het kwaad (= oppervlakkigheid)
voorbeeld: je niet in de spiegel kritisch durven aankijken en dat uit de weg te gaan
Dus, wie niet wil nadenken, kan zich niettemin aan het kwade overgeven (omdat hij/zij simpel doet
wat de rest ook doet)
Om dit te voorkomen, is het van belang om wel verantwoordelijkheid te nemen - ook omdat morele
problemen complex kunnen zijn
1.3 Moraal & 1.4 Waarden, normen & deugden
Moraal = afgeleid van het latijnse ‘mos’ dat regel of gewoonte betekent. Moraal is het geheel van
handelingen die als sociaal wenselijk of maatschappelijke als gewenst wordt gezien
• Waarden = abstracte begrippen wat we waardevol vinden en waarnaar we streven, idealen
• Normen = handelingsvoorschriften, hoe je moet handelen (waarden worden vertaald in normen)
• Normen & waarden (en dus de moraal) zijn niet statisch (zijn veranderbaar)
• Deugd = een min of meer goede eigenschap (door het verinnerlijken van waarden) die ertoe leidt
dat de persoon goed handelt
voorbeeld: waarden; eerlijkheid & deugd; integriteit
• Ethiek = de systematische reflectie op morele vragen, op basis van rationele argumenten
• Moreel probleem = als waarden botsen
voorbeeld: cliënt met zelfmoordgedachten, aan de ene kant privacy en aan de andere kant de
veiligheid van de cliënt
een app die informatie opslaat over de gezondheid van de gebruiker, maar kan ook een inbreuk
betekenen op de privacy
moreel probleem is niet ernstig, een moreel dilemma zijn botsende waarden waarbij er altijd iets
ten koste gaat van iets
• De meest gecompliceerde morele problemen noemen we ethische dilemma’s, waarbij welke
keus je ook maakt; er geen perfecte oplossing is
voorbeeld: het filmpje trolleyprobleem over de treinrails
2
,1.5 Intuïtieve moraal
Mensen kunnen rationeel nadenken over morele vragen. Maar mensen kunnen ook moreel
handelen op basis van intuïtie en emoties - men spreekt dan over de intuïtieve moraal
1. Hechtingsmoraal: het is goed om voor je naasten te zorgen
voorbeeld: Vincent redt twee kinderen uit brandende auto
2. Geweldmoraal: het is goed om jezelf en naasten te beschermen tegen levensbedreigingen
(overlevingsinstinct)
3. Reinigingsmoraal: het is goed om je wereld zuiver te houden (zondebok)
4. Samenwerkingsmoraal: het is goed om constructief samen te werken (vertrouwen)
voorbeeld: dat je je vertrouwen voelt om in slaap te vallen in een menigte
1.6 Ethiek
Ethiek = ‘ethos’, zede, gewoonte, gemeenplaats
Als mensen afstand nemen van hun instinctieve gedrag op een redelijke manier het verschil
tussen goed en kwaad beargumenteren. De normatieve pedagoog is hiertoe instaat
3 soorten ethiek:
1. Descriptieve (beschrijvende) ethiek: hoe mensen zich gedragen (feiten)
voorbeeld: hoe vroeger werd gedacht over vreemdgaan
2. Prescriptieve of normatieve (voorschrijvende) ethiek: hoe mensen zich zouden moeten
gedragen (waarden)
voorbeeld: beroepscode, normatieve theorieën zoals zorgethiek
3. Meta-ethiek (bestudeert fundamentele morele vraagstukken) zoals; kunenn waarden
universeel zijn? wat verstaan we onder vrijheid? wat verstaan we onder sociale
rechtvaardigheid?
1.7 Morele ontwikkeling
Wat zegt de wetenschap ons over de ontwikkeling van onze morele vermogens?
Normen en waarden zijn begrippen die buiten de individuele mens bestaan. Pas als mensen zich
die normen en waarden eigen maken, als ze die internaliseren is er sprake van een geweten.
Daarbij helpen de volgende twee sociale (en culturele) bepaalde emoties;
1. Schaamte (18 maanden - 2 jaar)
de emotie hoort bij de neiging dat mensen liever niet door de gemeenschap veroordeeld
willen worden
2. Schuld (vanaf 3/4 jaar)
als iemand normen en waarden geïnternaliseerd heeft. Dan kan hij van zichzelf vinden dat
hij een norm verbroken heeft. Iemand probeert in overeenstemming met zijn geweten te
handelen. Anders ontstaan schuldgevoelens
Aan zowel schuld (het veroordelen van jezelf) als schaamte (het veroordelen van anderen) zitten
schaduwkanten
Freud als kind van zijn tijd
• Eind 19e begin 20e eeuw raakten onderzoeken van het onderbewuste om hysterie, obsessies en
neursone te genezen in dwang. Verschillende wetenschappers experimenteren met hypnose en
drugs
• Freud was de eerste die min of meer sluitende, zeer uitgebreide, theorie bood om afwijkend
gedrag te verklaren en te behandelen
• Hij openbaarde de onzichtbare dynamiek van de menselijke psyche, sex en agressie als
drijvende krachten van de beschaafde mens
3
, Wat zei hij over goed en slecht?
• Kracht in het bewustzijn:
-Super Ego (Über-Ich)
hoe het hoort te zijn, controle
het stemmetje van je ouders ‘gedraag je je wel netjes?’
ego ideaal
-Ego (Ich)
regulerende functie, bewuste
het evenwicht
-Id (Es)
instincten en onbewuste wensen
het gedeelte van jezelf dat je nog niet ‘in bezit’ hebt
Er kwam een tegenbeweging op Freud → Behavioristen
De behavioristen wilde de exact wetenschappelijke benadering die werd toegepast in de
natuurwetenschappen, gebruiken in de psychologie
• Behavioristen stellen dat de mens objectief bestudeerd kan worden door zijn waarneembare
gedrag te onderzoeken. Al het niet-waarneembare viel volgens hen buiten de wetenschap:
• Morele ontwikkeling kwam volgens hen door:
-Straf & beloning (conditionering)
-Observeren (rolmodellen)
Andere psychologen verzetten zich tegen dit idee dat morele ontwikkelen tot stand komt door
uitwendige prikkels
Kohlberg’s theorie van morele ontwikkeling
Niveau 1: Pre Conventionele moraal (stadia 1 en 2) - what’s in it for me?
Uit de weg gaan van belonen en straffen
-goed is wat niet bestraft wordt
-voor wat, hoort wat-principe
Niveau 2: Conventionele moraal (stadia 3 en 4)
-goed is wat het systeem/de groep van je vraagt
-goed is gehoorzaamheid aan de wet
Niveau 3: Postconventioneel niveau (stadia 5 en 6)
-oriëntatie op het sociale contract/mensenrechten
-universele ethische principes & het eigen geweten
Waarom is ‘normatieve professionaliteit’ een belangrijk begrip voor pedagogisch professionals?
Het draagt bij aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid en het zelfbewustzijn van de
professional
Leerling van Kohlberg → Carol Gilligan had kritiek op de morele ontwikkeling en zei dat er
onderscheid wordt gemaakt in sekse
• Alleen jongens deden mee aan onderzoek Kohlberg, resultaten gelden dus niet voor ‘mensen’ in
het algemeen
• Jongens (meer gefocust op abstracte principes) kijken anders tegen ethiek aan dan meisjes
(meer gericht op zorg verlenen in een concrete situatie)
• De overgangen tussen stadia worden niet zoals bij Kohlberg bepaald door cognitieve
ontwikkeling, maar door de ontwikkeling van ‘het zelf’, de eigen identiteit
• Gilligan gaat uit van de verbondenheid tussen mensen & staat hiermee aan de basis van de
zorgethiek
4