week 1 12-2-2019: goederen en recht op goederen
werkgroep 1
Opdracht 1:
Als objectief recht omvat het rechtsgebied van het vermogensrecht als onderdeel van het
privaatrecht het geheel van bepalingen dat betrekking heeft op vermogensbestanddelen.
subjectief recht geeft bevoegdheden voor handelingen. art 5:2 BW
Opdracht 2
Goed: alle zaken en alle vermogensrechten→ art 3:1 BW
onroerende zaken: de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond
verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de
grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere
gebouwen of werken. → 3:3 lid 1 BW
roerende zaken: alle zaken die niet onroerend zijn. → art 3:3 lid 2 BW
register goed: goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is. → art 3:10 BW
absoluut recht: Absoluut recht is recht van één tegenover allen, dus tegenover
eenieder te handhaven. Absoluut recht is het tegenovergestelde van relatief
recht. Het makkelijkste voorbeeld van een absoluut is het eigendomsrecht. De
eigenaar van een zaak kan zijn recht tegenover eenieder handhaven. → 5:1 BW
relatief recht: Een relatief recht (ook wel persoonlijk recht genoemd) is een vermogensrecht
dat slechts in relatie tot een of meer bepaalde rechtssubjecten kan worden uitgeoefend.
(koop en verkoop fiets, maar 1iemadn recht op betaling
beperkt recht: Naast een volledig recht zijn er ook beperkte rechten. Een beperkt recht is
een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, dat met het beperkte recht is
bezwaard. Bij een zaak heet het volledige recht eigendom. → 3:8 BW
zakelijk recht: Met een zakelijk recht wordt een recht bedoeld dat de titularis ervan een
aanspraak verleent op een zaak of een ander goed.
Opdracht 3:
een vermogensrecht, het is niet stoffelijk dus geen zaak ex art 3:2 BW, wel voor in het
vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, namelijk naar de film, ex art 3:6 BW
Opdracht 4
opdracht 5
vereisten Hoge raad in portacabin arrest zijn geen cumulatieve vereisten.
Werkgroep 2
Zelfstudievragen hoofdstuk 1 Lokin, Prota (worden niet besproken in de
werkgroep)
1. Wat was de oudste geschreven bron van Romeins recht?
,Toen het consulaire bewind was hersteld na de zoveelste afscheiding van de plebs, brachten
de nieuwe consuls de wetsontwerpen der decemviri in de volksvergadering, waarin zij tot
wetten werden verheven. Omdat zij op twaalf tafelen waren geschreven, worden zij de wet
der twaalf tafelen genoemd, lex duodecim tabularum. Op deze ivoren tafelen stond het
gehele romeinse recht te lezen. Zo had rome al in 450 v chr. Een wetgeving, die alle
kenmerken vertoont van wat wij later een codificatie zijn gaan noemen.
1. Leg uit waarom de opkomst van de plebejers een grote invloed had op de
ontwikkeling van het Romeinse recht.
De Plebjers eisten codificatie, dus dat al het bestaande recht op geschrift zou worden gezet.
Hiervoor werden zij namelijk berecht op grond van ongeschreven gewoonterechten. Hierdoor
wist zij nooit waar ze aan toe waren. Voor de codificatie was er geen duidelijkheid en wisten
de plebjers niet waar zij aan toe waren; elke dag veranderde het. (spreekwoordelijkheid)
1. Wat waren de Instituten van Gaius?
Dit zijn de vier oudste romeins rechtelijke leerboeken die nu nog bekend zijn. Opgedeeld in 4
categorieën, namelijk personen, zaken, verbintenissen en procesrecht.
1. Welke onderdelen kende de wetgeving van Justinianus? Beschrijf kort wat de
inhoud was van ieder onderdeel.
1. codex justinianus; keizerlijke wetgeving, alle swat daar niet in stond/ kwam te staan, viel
af.
2. digesten of pandekten; brokstukken van de geschriften der oude (klassieke) juristen
bestaande uit vijftig boeken; rechtsgeleerde adviezen van de romeinse…
3. Instituten van Gaius
4. Novellen: keizerlijke wetten die na de codex van Justinianus werden uitgebracht.
1. Noem een overeenkomst en een verschil tussen ons BW enerzijds en de wetgeving
van Justinianus (hetCorpus Iuris Civilis) anderzijds.
Overeenkomst: beide (bw en wetgeving van justinianus) diende tot het geven van een
uitputtende bron van het recht.
Verschil: ons BW bestaat alleen uit civiel recht, de wetgeving van Justinianus.
Opdracht 1
Lees het voorgeschreven stuk van J.H.M van Erp, 'Europees Goederenrecht'.
a. Kennelijk gaat Van Erp ervan uit dat het goederenrecht Nederlands is. Dat klopt. Maar hoe
kan dat, en waarom zou dat zo zijn?
Dwingend recht. Doel; rechtszekerheid, je kan het tegenover iedereen inroepen maar dan
moet het ook wel voor iedereen duidelijk zijn. Absoluut recht, het moet voorspelbaar zijn.
b. Gaat dat ook op voor het contractenrecht?
Je mag alles afspreken binnen bepaalde grenzen, maar er is zeker wel sprake van
partijautonomie.
c. Wat is de `codificatiebeweging’, en wat is een codificatie?
De 18de-eeuwse codificatiebeweging wilde het destijds vaak heel onoverzichtelijke recht
toegankelijker maken door het in de wetboeken te beschrijven. Het recht zou daardoor, dacht
men, zonder verdere uitleg voor iedereen duidelijk zijn. Codificatie is opname van
rechtsregels die op eenzelfde rechtsgebied betrekking hebben in een systematisch
georganiseerd wetboek.
, d. Sinds wanneer kent Nederland een Burgerlijk Wetboek?
1838 oud Bw, sinds 1992 is het nieuwe burgerlijke wetboek van kracht.
e. Het Burgerlijk Wetboek biedt het geldende burgerlijke recht. Wat is dan de betekenis van
arresten van de Hoge Raad en van het debat in de rechtsgeleerde literatuur?
Kunnen nieuw recht creeëren.
Zij geven invulling aan open normen en kunnen helpen bij het maken van een
belangenafweging.
f. Waar waren de geldende regels te vinden voordat die wetboeken werden uitgevaardigd?
Rechtsgeleerde geschriften
g. Waarom gaan rechtsvergelijking en rechtsgeschiedenis hand in hand?
In het goederenrecht gaan deze twee benaderingen overigens vaak hand in hand, omdat
goedenrechtelijke stelsels in heel veel gevallen alleen maar rechtsvergelijkend goed begrepen
kunnen worden wanneer men hun historie kent.
h. Hoe zouden wij vragen met betrekking tot de kwesties die Van Erp opwerpt moeten
behandelen? Het zijn vragen als: mag de eigenaar speculeren met wat van hem is?; kunnen
eigendomsrechten op virtuele goederen worden geaccepteerd?
Opdracht 2
Om welke redenen zou het goederenrecht dwingendrechtelijk zijn?
De wettelijke begrippen, regels en het systeem waarin de regels zijn geplaats zijn van belang
voor het goede begrip. Het goederenrecht is dwingend omdat het een absolute werking heeft
en ook tegenover derden inroepbaar is. Je kunt met hen van tevoren niets afspreken dus het
moet ergens vastliggen zodat het wel eerlijk blijft en dat er geen onderscheid wordt gemaakt
wanneer het tegenover derden wordt ingeroepen.
Opdracht 1
a. Het goederenrecht is Nederlands omdat er in nederland sprake is van een scheiding
tussen verbintenissen- en goederenrecht. Er zitten verschillen tussen het
goederenrecht zoals we dat in NEderland kennen en het goederenrecht zoals
bekend is andere landen om ons heen. Dit verschil is een gevolg van de codificatie
naar aanleiding van de Franse revolutie. Na afschaffing van het feodale stelsel is het
goederenrecht daar vervangen door een stelsel dat vanuit universiteiten was
ontwikkeld op basis van het Romeinse recht. Dit recht is niet gefragmenteerd, zoals
in het Engelse recht, maar geldt ongeacht het object (onroerende zaken, roerende
zaken, vorderingen).
b. Ja, alleen wordt het contractenrecht wel meer beïnvloed door maatschappelijke
discussies etc.
c. Codificatie (van Latijn codex = 'wetboek' + facere = 'maken', dus letterlijk 'het maken
van een wetboek'), is het zo volledig mogelijk en systematisch op schrift stellen van
recht] waaraan de overheid uitsluitende gelding of exclusieve werking verleent. Door
deze exclusiviteit verkrijgt de codificatie tevens de pretentie van volledigheid.
Codificatie kan betrekking hebben op een bepaald rechtsgebied, bijvoorbeeld het
privaatrecht. De term is afkomstig van Jeremy Bentham (1748-1832).
d. 1838
e. Deze vullen gevallen aan die niet door de wet gedekt worden