Aantekeningen hoorcollege staats- en bestuursrecht
hoorcollege 3-9:
● remindo
● kennisclips kijken
● vrouw wil vergiet op pasfoto id op basis van religieuze gronden, raad van
state zegt dat dit niet als verplicht wordt beschreven. hoger beroep → raad
van state erkent geloof niet meer, want geen samenhang, coherentie, en
dit is toch wel nodig voor een religie. belangrijke vragen die nu aan de
oppervlakte verschijnen:
- Beslist een rechter of iets een geloof is of niet?
- Wie is de overheid om ons te dwingen een paspoort aan te vragen of om
ons te verbieden op onze manier de foto te gaan?
- Waar staat dat de overheid het hierboven beschreven mag doen?
- Scheiding tussen kerk en staat?
- Hadden we geen godsdienstvrijheid
● Wat is de staat?
- De staat als gemeenschap → natie
- De staat als grondgebied → land
- De staat als overheid
- De staat als rijksoverheid
- De nationale laag, vertegenwoordigd door de koning tegenover de lagere
overheden
● wanneer een staat?
- Bevolking
- Grondgebied
- Een overheid met effectief gezag uitoefenen, anders dan effectieve macht. macht
wordt gezag als de overheid erkent wordt door het volk, als ze geloven in de ideeën
van de overheid, vertrouwen hebben in het sociaal contract.
-Democratie legitimeert in theorie de overheid.
-De rechtsstaat is motor achter het legitimeren van de overheid, net als
grondrechten.
- wetten moeten gecontroleerd worden.
macht is feitelijk: de mogelijkheid om anderen te dwingen.
Gezag is gelegitimeerde macht: gezag wordt uitgeoefend door personen of instanties die
macht hebben gekregen via een bepaalde procedure (of, een enkele keer, vanwege
bepaalde kwaliteiten). Vooral die procedure ‘legitimeert’ de verkregen macht.
Legaliteit: overheden handelen alleen op basis van de wet
Democratie: Wetten worden vastgesteld door regering én parlement (art. 81 Grondwet)
Grondrechten als uitzonderingen: Ook de wetgever mag niet alles…
Machtenscheiding en checks & balances:Niet alle macht in één hand
,Trias Politica
hoorcollege 7-9:
VERHOUDING REGERING-PARLEMENT
klassiek: regering bestaat uit ministers en (koning) tegenover het parlement
maar… ministers worden eigenlijk gesteund door de partijen die het regeerakkoord hebben
gevormd(coalitie) en deze staan tegenover de oppositie. Dus gecompliceerder dan klassiek
gedacht.
Regeerakkoord is niet juridisch bindend, want de leden stemmen zonder last, geen bindende
opdracht. Regeerakkoord toch politiek heel belangrijk
De Grondwet gaat uit van verschillende organen, die met elkaar samenwerken, maar soms
tegenover elkaar staan.
In de politieke praktijk is een meerderheid van de Tweede Kamer sterk verbonden aan het
kabinet.
Dat is tegenwoordig in de Eerste Kamer geen vanzelfsprekendheid meer.
presidentieel stelsel
● Hoofd van de regering heeft een meerderheid in de samenleving
● Volk kiest president en parlement
● President benoemd ministers
● Machtenscheiding, doel om het volk te beschermen tegen de staat, machtsdeling
zorgt ervoor dat macht niet wordt misbruikt
● Niet mogelijk dat de president en het parlement elkaar wegsturen
parlementair stelsel
● Volk kiest parlement
● Regering eigen democratisch mandaat
● Link tussen parlement en de ministers
● Vertrouwen tussen parlement en ministers
● Parlement kans ministers naar huis sturen
● Gaat veel meer uit van machtsdeling→ machtsorganen verplicht steeds
meer en beter met elkaar samen te werken→ creëren van wederzijdse
afhankelijkheid→ wetgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid
ontwikkeling parlementair stelsel
, ● 1814/1815→ eerste grondwet na franse bezetting→ koning ontslaat en
benoemd ministers, tweede kamer mocht eigenlijk niks, alleen
begrotingsrecht(een keer in de 10 jaar)
● 1840: strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid→ als de koning
een strafbaar feit pleegt tijdens de uitoefening van zijn ambt, zijn de
ministers daarvoor verantwoordelijk→ positie van de koning werd
zwakker→ contraseign, besluit pas geldig als de handtekening van de
koning en van de tenminste één minister onder het besluit stond, minister
kin dus bepalen of besluit werd aangenomen of niet. koning kon minister
ontslaan, maar had daar dus wel handtekening van een ander minster
nodig.
● 1848: politieke ministeriële verantwoordelijkheid→ grondwet van
thorbecke→ parlement krijgt stevigere positie(rechtstreeks gekozen, maar
mochten ook ontslagen worden door de ministers)→ parlement krijgt de
bevoegdheid om de ministers tot politieke verantwoording te dwingen.
Parlement kans ministers echter niet naar huis sturen.
Verantwoordelijkheid is gekoppeld aan het orgaan, niet aan de minister
persoonlijk. Begrotingsrecht niet voor 10 maar voor 1 jaar→ nieuwe
onderhandelingspositie.
● 1866: kwestie Mijer→ minister van koloniën, gaf belangrijkste plannen
door→ wordt door koning gouverneur-generaal in nederlands
indië(onderkoning als het ware). Parlement was het er niet helemaal mee
eens… Ging minister ter verantwoording roepen→ parlement verwierp
begroting van het ministerie van koloniën→ minister ontbinden Tweede
Kamer→ nieuwe verkiezingen en nieuwe (mildere) kamer.
● 1868: kwestie luxemburg→ personele unie→ hetzelfde staatshoofd. Koning
willem III tekende verdrag dat Luxemburg neutraal zal blijven en dat de
grenzen bewaakt zouden worden, maar met welk leger? parlement was
het niet eens met de inzet van de nederlandse leger, verwerpen begroting
buitenlandse zaken, worden ontbonden,komen terug, verwerpen opnieuw,
weer ontbonden→ vertrouwensregel in het leven geroepen→ ministers
kunnen ontslagen worden middels een motie van wantrouwen. ministers
gaan zich onafhankelijk opstellen van de koning en meer luisteren naar de
kamer→ koning steeds meer een ceremoniële staat
kabinetsformatie: twee fasen
Koning kan in feite alleen ministers benoemen die steun hebben van de Tweede
kamer→ anders gelijk weggestuurd.
Fase o.l.v. informateur
● TK-fracties die een coalitie willen vormen onderhandelen en sluiten compromissen
● compromissen worden vastgelegd in een regeerakkoord
● NB: kan ook mislukken
● soms een voorfase o.l.v. een ‘verkenner’ o.i.d.
Fase o.l.v.formateur
● Er wordt gezocht naar ministers en staatssecretarissen