De beursvennootschap in het financieel toezichtrecht College 5
Hoorcollege 5 – Publicatieverplichtingen en de verplichting tot
publiceren van voorwetenschap
Literatuur
Melding van zeggenschap en andere belangen in uitgevende instellingen
(Silverentand & Van der Eerden 2018)
In hoofdstuk 5.3 Wft staan bepalingen over melding aan de AFM van
stemmen, kapitaal, zeggenschap en kapitaalbelang in ondernemingen
waarvan de aandelen zijn toegelaten tot de handel op een
gereglementeerde markt. Nadere uitwerking van deze bepalingen kan
worden gevonden in het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang
in uitgevende financiële instellingen Wft.
(Potentiële) aandeelhouders van de uitgevende instellingen wensen
duidelijkheid over de houders van belangen en invloed in de uitgevende
instelling, omdat zo kan worden ingeschat hoe de verhoudingen liggen
binnen deze instelling (bijv. grootaandeelhouderschap of versplinterd?).
Een longpositie is een positie die in waarde toeneemt als de waarde van
de aandelen in de uitgevende instelling stijgt (bijv. aandelenbelang in de
uitgevende instelling). Een shortpositie is een positie waarvan de waarde
toeneemt als de aandelenkoers van de uitgevende instelling daalt (bijv.
inkoop van putopties of het recht om aandelen te verkopen tegen een
vooraf bepaalde koers: het recht neemt in waarde toe als de vooraf
bepaalde koers hoger is dan de actuele koers). Het uitoefenen van
stemrechten door houders van shortposities wordt ‘empty voting’
genoemd.
Sinds 1 juli 2013 moeten longposities en shortopties worden gemeld. De
melding van shortposities op grond van hoofdstuk 5.3 Wft dient als
aanvulling op de Shortsellingverordening.
Hoofdstuk 5.3 Wft bevat drie typen verplichte meldingen: (i) meldingen
door uitgevende instellingen over het kapitaal en de stemmen, (ii)
meldingen door aandeelhouders en andere stemgerechtigden over
wijzigingen in zeggenschap en kapitaalbelang en (iii) meldingen door
bestuurders en commissarissen van de uitgevende instelling over
zeggenschap en kapitaalbelang.
De reikwijdte van de meldingsplichten wordt mede bepaald aan de hand
van definities in art. 5:33 Wft, waarin afwijkende definities zijn
opgenomen ten opzichte van art. 1:1 en/of 5:1 Wft. Zie in dit kader de
definities van ‘uitgevende instelling’ (in Nederland gereglementeerde
markten: Euronext, Euronext Amsterdam, ICE Endex en Nxchange),
‘kapitaal’ en ‘aandelen’ (ook certificaten en andere waardepapieren),
‘stemmen’ (ook bijv. stemovereenkomst en stemmen vruchtgebruiker of
pandrechthouder) en ‘shortpositie’ (niet gedefinieerd, maar art. 5:38 lid
3 en 5:39 lid 2 Wft ziet op bruto shortposities op de shortpositie van
een persoon worden diens eventuele longposities in hetzelfde aandeel niet
in mindering gebracht, anders dan in de Shortsellingverordening, omdat
zo o.a. empty voting inzichtelijk kan worden gemaakt).
Ten aanzien van de drie genoemde meldingsplichten geldt het volgende.
Ad (i): voor meldingen door uitgevende instellingen geldt ex art. 5:34
Wft een plicht tot melding bij de AFM van wijzigingen in het door
uitgevende instellingen geplaatste kapitaal (bijv. bij de uitgifte van
nieuwe aandelen of door intrekking van ingekochte aandelen kapitaal
groeit of krimpt). Het moet gaan om daadwerkelijke en niet enkel
1
,De beursvennootschap in het financieel toezichtrecht College 5
potentiële wijzigingen, zoals wijzigingen die kunnen voortvloeien uit een
optieprogramma. Periodes en termijnen voor melding zijn opgenomen in
het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende
instellingen Wft. Op grond van art. 5:35 Wft geldt een meldingsplicht
indien het aantal stemmen dat op uitstaande aandelen kan worden
uitgebracht, verandert, of indien met de medewerking van de uitgevende
instelling certificaten van aandelen worden uitgegeven of ingetrokken. Op
grond van art. 5:36 Wft moeten bepaalde rechtspersonen op het moment
dat zij een uitgevende instelling worden, de AFM over e.e.a. informeren.
De gegevens die moeten worden vermeld zijn opgenomen in het Besluit
melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen Wft.
Ad (ii): voor meldingen door aandeelhouders en andere stemgerechtigden
geldt art. 5:38 Wft: de houders van aandelen/stemmen/shortposities
moeten dit melden bij de AFM indien drempels van 3, 5, 10, 15, 20, 25,
30, 40, 50, 60, 75 of 95% van het totaal aantal aandelen, het totaal aantal
stemmen of het kapitaal worden bereikt. Dit wordt het ‘actief’
bereiken/overschrijden/onderschrijden van een drempel genoemd; bij
‘passief’ bereiken/overschrijden/onderschrijden kan worden gedacht aan
wijzigingen in het kapitaal/stemmen die de uitgevende instelling zelf
doorvoert (zie hiervoor, denk aan de uitgifte van aandelen waardoor het
belang van een bestaande aandeelhouder verwatert). Let op het bepaalde
in art. 5:45 Wft over de toerekening van aandelen of stemmen: zo kan
een stemovereenkomst worden toegerekend, waardoor een hoger
percentage stemmen wordt bereikt en een meldingsplicht ontstaat. Zie
ook art. 5:40 Wft over het melden van aandelen met bijzondere
statutaire rechten (bijv. prioriteitsaandelen), waarbij geen kwantitatieve
drempel geldt. Op grond van art. 5:41 Wft moeten houders van
substantiële deelneming (minstens 3% van aandelen/stemmen, zie art.
5:33 lid 1 onder f Wft) melding maken van een gewijzigde samenstelling
van de deelneming waarbij meldingsdrempels worden
bereikt/overschreden/onderschreden dit melden bij de AFM (bijv.
uitoefening optie tot koop van een aandeel). Indien een onderneming door
een beursgang een uitgevende instelling wordt kan ex art. 5:43 Wft een
meldingsplicht ontstaan voor aandeelhouders en andere
stemgerechtigden. Indien een meldingsplicht bestaat, moet aan de AFM
worden gemeld en niet aan de uitgevende instelling (AFM doet melding
aan uitgevende instelling).
Ad (iii): voor meldingen door bestuurders en commissarissen van beurs-
NV’s geldt art. 5:48 Wft (melding van alle stemmen en aandelen in de
uitgevende instelling, geen kwantitatieve drempel, aan de AFM). Let op:
bestuurders en commissarissen moeten ook aandelen en stemmen in
‘gelieerde’ uitgevende instellingen melden (i.e. groepsinstelling, al dan
niet met deelneming, mits omzet andere uitgevende instelling minimaal
10% van de geconsolideerde omzet van de uitgevende instelling bedraagt;
of andere uitgevende instellingen die rechtstreeks of middellijk meer dan
25% van het kapitaal van de uitgevende instelling verschaft). Bestuurders
en commissarissen moeten wijzigingen in aandelen/stemmen (ook in
gelieerde instellingen, mits deze uitgevende instellingen worden) melden
bij de AFM. Indien een (rechts)persoon niet langer bestuurder of
commissaris is, moet de uitgevende instelling dit zelf melden bij de AFM.
2
,De beursvennootschap in het financieel toezichtrecht College 5
Zie art. 5:46, 5:46a en 5:47 Wft voor uitzonderingen op de
meldingsplichten.
Indien de uitgevende instelling vermoedt dat een melding onjuist is, moet
zij dit melden aan de AFM (art. 5:50 Wft). In art. 5:51 en 5:52 Wft zijn
de gevolgen van niet of onjuist melden opgenomen. De gevolgen van
civielrechtelijke sancties ex art. 5:52 Wft kunnen verstrekkend zijn: denk
bijvoorbeeld aan het ‘bevriezen’ van mogelijkheden tot uitbreiding van
een belang of de langdurige schorsing van stemrecht, of vernietiging van
een besluit van de AV indien het besluit zonder het uitoefenen van de
stemmen door de meldingsplichtige niet tot stand zou zijn gekomen. (NB:
de uitgevende instelling moet wel een voldoende zwaarwegend belang bij
de sanctie hebben: denk aan het voorkomen of herstellen van verstoring
van transparantie op de effectenmarkt.)
Groene Serie Toezicht Financiële Markten – aantekeningen bij art.
5:25a-5:25d, 5:25h en 5:25m Wft (NB. commentaar bijgewerkt tot 15-6-
2015!)
Art. 5:25a Wft: in dit artikel zijn definities opgenomen die van belang
zijn voor hoofdstuk 5.1.a Wft, als implementatie van de
Transparantierichtlijn. Deze afdeling is bijna volledig gebaseerd op de
Transparantierichtlijn. In een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam
speelde de vraag of een Nederlandse uitgevende instelling die effecten
buiten de EU had genoteerd, Nederland als lidstaat van herkomst kon
hebben in de zin van de Wet toezicht financiële verslaggeving, waarbij
voor de definitie van ‘effectenuitgevende instelling’ werd verwezen naar
art. 1:1 jo. 5:25a onderdeel c Wft. Volgens de rechtbank kon ook
sprake zijn van Nederland als lidstaat van herkomst, ook al had de
uitgevende instelling geen effecten in de EU genoteerd. Dus: het begrip
‘lidstaat van herkomst’ ex art. 5:25a Wft wordt ook buiten de Wft
toegepast, in omstandigheden waarbij de Transparantierichtlijn niet van
toepassing is. De AFM heeft op haar website aangegeven dat zij onder
het begrip ‘aandelen’ niet enkel gewone en preferente aandelen schaart,
maar ‘effecten met een aandelenkarakter’ ex art. 5:1 onderdeel d Wft
ook certificaten van aandelen, verhandelbare deelnemingseffecten in
closed-end beleggingsinstellingen, depository interests en andere
waardebewijzen waarmee aandelen of gelijkwaardige verhandelbare
waardebewijzen kunnen worden verworven (zolang deze zijn uitgegeven
door de instelling/groepsmaatschappij die ook de onderliggende effecten
heeft uitgegeven). Overigens is onduidelijk welk land de lidstaat van
herkomst is indien uitgevende instellingen deze lidstaat mogen kiezen ex
art. 5:25a lid 1 onderdeel c onder 2 Wft, maar dat (nog) niet hebben
gedaan.
Art. 5:25b Wft is een reikwijdtebepaling. Lid 1 regelt dat het
leeuwendeel van afdeling 5.1a.1 Wft (met uitzondering van art. 5:25i
Wft) van toepassing is op uitgevende instellingen waarvan effecten zijn
toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt en waarvan
Nederland lidstaat van herkomst is. Op deze hoofdregel zijn enkele
uitzonderingen geformuleerd. Lid 2 en lid 3 bepalen reikwijdtebepalingen
voor de gehele afdeling 5.1a Wft. Lid 2 regelt dat de verplichtingen van
hoofdstuk 5.1a Wft van toepassing zijn op instellingen die onderliggende
aandelen heeft uitgegeven bij toelating van certificaten tot de handel op
3
, De beursvennootschap in het financieel toezichtrecht College 5
een gereglementeerde markt, indien de certificaten met medewerking van
de eerder uitgevende instelling zijn uitgegeven. Lid 3 regelt dat hoofdstuk
5.1a Wft (met uitzondering van art. 5:25i Wft) niet van toepassing is op
open-end beleggingsinstellingen (en icbe’s, die van nature een open-end
karakter hebben). Hoofdstuk 5.1a Wft is dus wél van toepassing op
closed-end beleggingsinstellingen. Zie voor de gebruikte definities art.
1:1 Wft, tenzij in art. 5:25a Wft, als lex specialis, afwijkende definities
zijn gesteld.
Art. 5:25c Wft regelt de jaarlijkse financiële verslaglegging van
uitgevende instellingen.
Art. 5:25d Wft regelt de halfjaarlijkse financiële verslaglegging van
uitgevende instellingen.
Art. 5:25h Wft bevat publicatievoorschriften voor uitgevende
instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde
markt zijn toegelaten (informatie over wijzigingen in rechten die zijn
verbonden aan aandelen of andere effecten moet algemeen verkrijgbaar
worden gesteld zodra wijziging is geëffectueerd). Uit de publicatie moet
volgen welke rechten zijn gewijzigd of zouden kunnen zijn gewijzigd.
Volgens de AFM vereist dit artikel enkel publicatie indien sprake is van
wijzigingen (negatief/positief) in de rechten van houders van effecten of
(bij andere effecten dan aandelen of rechten op het verwerven van
aandelen) van wijzigingen in de voorwaarden van die effecten die
(indirect) van invloed zouden kunnen zijn op die rechten van houders van
effecten; de publicatieplicht dwingt niet openbaarmaking van alle
wijzigingen in eerder openbaar gemaakte informatie. Ook hier geldt voor
de gebruikte definities art. 1:1 Wft, tenzij in art. 5:25a Wft, als lex
specialis, afwijkende definities zijn gesteld. Bij twijfel over begrippen kan
een richtlijnconforme interpretatie worden gevolgd. Lid 1 regelt de
gevolgen van wijzigingen in rechten die aan (rechten op) aandelen (zie
hiervoor bij art. 5:25a Wft over de definitie van aandelen volgens de
AFM) zijn verbonden (zoals statutaire rechten of wijziging van
referentierente aan de hand waarvan dividend op preferente aandelen
wordt berekend). Lid 2 regelt de gevolgen van wijzigingen in rechten die
aan andere effecten dan aandelen zijn verbonden (waarbij is vereist dat
duidelijk is welke rechten zijn gewijzigd of kunnen worden gewijzigd). In
de literatuur is gediscussieerd over de toepasselijkheid van art. 5:25h
Wft bij wijziging van rechten verbonden aan effecten die niet op een
gereglementeerde markt worden verhandeld. Ten aanzien van aandelen
wordt wel betoogd dat dit het geval is, omdat wijzigingen in rechten
verbonden aan niet-beursgenoteerde aandelen ook gevolgen kunnen
hebben voor de houders van beursgenoteerde aandelen; ten aanzien van
de uitgifte van aandelen in het verleden is eventueel sprake van openbare
koersinformatie ex art. 5:25i Wft (bij een gebrek aan publicatie op grond
van dit artikel ligt niet per se voor de hand om wel een informatieplicht
aan te nemen op grond van art. 5:25h Wft). Art. 5:25h lid 1 Wft vereist
voor toepassing niet dat de rechten op het verwerven van de aandelen op
een gereglementeerde markt worden verhandeld. Ten aanzien van
wijzigingen in rechten tot het verkrijgen van andere klassen (niet-
beursgenoteerde) aandelen kan worden betoogd dat dit geen gevolgen
heeft voor houders van tot de handel op een gereglementeerde markt
4