Week 1
A.
4 takken van filosofie:
1. Epistemologie
- Weten
- Empirisch
- Kan je soorten kennis vergelijken?
- Kan je zeggen dat de ene soort kennis beter is dan de ander?
2. Ontologie
- Bestaan
- Bestaanstatus van en oordelen over dingen
- In hoeverre dingen, dingen zijn
3. Logica
- Redeneren
- Argumentaties
4. Ethiek
- Geweten
- Normatief en evaluatief
- Wat doen we als we voor de vraag staan met wat we moeten doen?
- Geweten maakt constant afwegingen
- Wat is waardevol?
- Wat is rechtvaardig?
- Wat hoor ik te kiezen?
Voorbeeld epistemologie
Schoolkeuze Bram: vmbo-niveau
- In hoeverre kan/mag opa iets zeggen over de schoolkeuze van Bram?
- Waarom is wat opa weet meer waar/waard (als pedagogisch wetenschapper) dan de
kennis van moeder of Bram zelf?
- Epistemologische filosofische vraag
Vragen in ontologie:
- Bestaat hoogbegaafdheid?
- Het is niet iets wat bestaat, maar een construct om iets aan te geven aan
anderen
- Bestaan ADHD, ASS, dyslexie, etc?
Voorbeeld ontologie
Discussie tussen vrouw en dochter over uitspraak: ‘Jij was vroeger echt een tomboy, mam’
- Definitie tomboy: mannelijke trekjes bij een vrouw
- Bestaat een tomboy wel?
, - Vooroordeel over wat mannen en vrouwen doen en hoe ze zich horen te
gedragen
Voorbeeld logica
Discussie vader en dochter over geslacht van baby: dochter zou het al weten sinds haar 8e
- Doordat een naald en draad een bepaalde vorm maakte, zou het betekenen dat dochter
een meisje zou krijgen later
- Geen goede redenatie
- Op latere leeftijd bij tarotkaartlegger, die zei ook dat ze een meisje zou krijgen
- Reactie van dochter: nu is de waarschijnlijkheid groter, omdat het nu op twee
momenten is gezegd i.p.v. één
- Dit gaat over logica, maar het is geen bewezen argument
- Toen ze dochter kreeg zei ze: ‘ik wist het’
- Hoe wist ze dit? Wist ze dit echt of dacht ze het?
- Logica zegt/doet denken: twee zwakke bronnen vormen samen een iets sterkere bron
Voorbeeld ethiek/geweten
Huilend jongetje op perron is moeder kwijt en Piet ziet dat de moeder een aantal meters
verderop een stuk harder loopt, naar de trein toe
- Piet pakt hand van het jongetje en roept naar de moeder dat ze moet stoppen, hij wil
helpen
- Moeder wordt boos op Piet, omdat het jongetje moet leren dat hij moet opletten en nu
heeft hij geleerd dat hij vanzelf wel bij mama komt als hij stil gaat staan en begint met
huilen
- Dubbel gewetensprobleem
- Moet je een kind laten staan, zodat je niet tegen het opvoedbeleid van moeder in
gaat?
- Moet je het kind helpen en moeder roepen, zodat zo’n jong kindje niet verdwaald
is op het station?
- Mag Piet zich hiermee bemoeien? Is het zijn verantwoordelijkheid
Onderscheid maken tussen verschillende soorten normatief en evaluatief:
- Nodig om ethische theorieën te begrijpen
- Allemaal te maken met ‘wat mag ik doen?’ en ‘wat hoor ik te doen?’
Soorten normatief en evaluatief
1. Functioneel
- Doelmatigheid
- Empirisch is bepalend
- Vb. kiezen tussen lift of trap
- Trap nemen is gezonder, maar als ik de lift neem, ga ik niet zo zweten
2. Juridisch
- Wetten, regels
- Empirisch is bepalend
, - Vb bordje ‘alleen voor docenten’ bij de lift
- Kiezen voor de trap omdat het de regel is
3. Conventioneel
- Gebruik, traditie
- Empirisch is bepalend
- Vb. strenge en fysieke opvoeding van vader
- Toen Piet vroeg waarom vader hun zo heeft opgevoed, was de reactie ‘zo
deed iedereen het in die tijd en bovendien zijn jullie hartstikke goed
terecht gekomen’
4. Esthetisch
- Smaak
- Empirisch kan een rol spelen, maar niet cruciaal
- Vb. film op Netflix
- Mensen kunnen het een goede film vinden: goede overlopen beelden,
mooie muziek, sterk script, goede verhaallijn
- Mensen kunnen het een slechte film vinden: moreel slecht, slechte
voorbeeld wordt gegeven
- Voorbeeld biologische koffie:
- Vieze smaak, maar wel goed voor het milieu (vegan en biologisch)
5. Moreel
- Principes
- Empirisch cruciaal, maar niet doorslaggevend
- Vb. strenge en fysieke opvoeding van vader
- Ondanks dat Piet goed terecht is gekomen, kan je je afvragen of er geen
andere mogelijkheden waren om op te voeden
- Liever, vrijer, moreel verantwoord
2 functies van ethische theorieën
Empirisch: verklarend
- Waarom een morele afweging wordt gemaakt
Normatief: voorschrijvend
- Geweten hoort iets op een bepaalde manier te doen
4 ethische/morele theorieën
1. Utilisme
- Gevolgen
2. Egoïsme
- Gevolgen
3. Plichttheorie
- Gezindheid/geloof
4. Rechtentheorie
- Gezindheid/geloof
Utilisme