Colleges Beweegzorg in de wijk
13-02-20 College 2: Fysiologie van
leefstijldeterminanten voor gezondheid
Leerdoelen:
- Wat de verschillende determinanten van gezondheid zijn en inhouden
- Het verschil is tussen risicofactor en prognostische factor
- Prevalentie en incidentie inhouden.
- De relaties tussen verschillende determinanten van gezondheid
- Wat de (fysiologische) samenhang is van leefstijl relateerde determinanten met
(on)gezondheid
- Wat de fysiologie van (in)activiteit positief dan wel een negatief invloed op (on)gezondheid
heeft.
Gezondheid is een toestand van compleet welbevinden op fysiek, mentaal en sociaal gebied. Dus niet
meer alleen de absentie van ziekte.
Gezondheid is de mogelijkheid om je aan te passen en zelfmanagement uit te voeren; op sociaal,
fysiek en emotioneel vlak.
Verschillende modellen gebruikt om gezondheid te “definiëren”:
- Spinnenweb van Machteld Huber
- ICF-model
- Biopsychosociale model
In Nederland vindt er vergrijzing plaats, hierdoor neemt het aantal personen met een chronische
aandoening toe.
De gemiddelde levensverwachting in 2014 was 81,6 jaar. Dit lag destijds boven het gemiddelde van
de EU.
Risicofactoren:
- Lichamelijke activiteit
- Roken
1
, - Alcoholgebruik
- Overgewicht/obesitas
- Opleidingsniveau à voorspelt welke zorg je gebruikt.
Mensen met een hoger opleidingsniveau gaan sneller naar een fysiotherapeut, tandarts,
gespecialiseerde zorg. Terwijl lager opgeleiden eerder gebruik maken van ziekenhuis en
griepvaccinatie. Daarnaast gaan ze vaker naar de huisarts (niet significant).
De zorgkosten zijn in Nederland erg hoog. Dit gaat wel de mortaliteit tegen.
Op dit moment komen de volgende aandoeningen veel voor, de verwachting is ook dat dit in de
toekomst mede door de vergrijzing nog verder toe zal nemen:
- Hart- en vaatziekten
- Diabetes
- Chronische nierschade
- Overgewicht/obesitas
- Metabool syndroom
Deze aandoeningen zijn veelal het gevolg van een inadequate leefstijl.
Roken en diabetes sterkere risico voor cardiale ziekten bij vrouwen.
In 2013 had 56,4% van de mannen overgewicht en 18,1% van de mannen obesitas. Bij de vrouwen
was dit 48,7% overgewicht en 19,5% obesitas.
Sedentair is ≤1,5 MET, houdt zitten in.
Inactief is <3 MET, <30 min/dag
Rustig zitten kost evenveel MET als slapen.
Sedentair gedrag neemt steeds meer toe, ook door het beroep dat veel mensen uitoefenen.
Gemiddeld zitten Nederlandse werknemers in het weekend 8,3 uur per dag en op een doordeweekse
dag 10,1 uur.
1 op de 7 Nederlanders loopt nooit meer dan 10 minuten per dag.
In Europa zitten Nederlanders het meest, 65,5% zit meer dan 5,5 uur per dag.
Kenmerken van mensen die veel zitten:
- Mannen
- Kinderen van 12 tot 17 jaar
- Hoger onderwijs
- Studenten. Scholieren
- Ervaren gezondheid goed
- Zittijd hangt samen met: TV kijken, gamen,
roken, BMI, smartphonegebruik, stress,
vermoeidheid en snackgedrag.
Sedentair gedrag leidt tot 10-20% verlies van
spiermassa per week, 1-3% per dag en 1 week
inactiviteit zorgt voor een vermindering van 50%
spierkracht.
Bouw van het bloedvat:
- Tunica intima
2
, o Dekweefsel (endotheel)
o Lekvrij
o Regulering stoffen vanuit het bloed en terug
- Tunica media
o Glad spierweefsel
o Elastisch bindweefsel
o Regelt bloedvatstijfheid
- Tunica adventitia
o Losmazig bindweefsel
o Stevigheid en verankering in het weefsel
o Zenuwen en bloedvaten à voorziening van het bloedvat
- Lumen
Endotheel beschadiging à LDL-cholesterol intima in à monocytenactivatie à schuimcel vorming à
schuimcellen à ontstekingsmediatoren à proliferatie en migratie gladde spiercellen à
bindweefselmatrix à fibreuze kap, evt. verkalking.
Als de verstopping de coronaire arterie blokkeert dan kan het spierweefsel wat onder die blokkade
zit afsterven. Een bloedpropje (trombose) vormt aan de kant van de plaque ruptuur.
Bij meer dan 75% vernauwing van het bloedvat ontstaan er klachten, zuurstofaanbod en vraag zijn
dan niet in balans. Dat leidt tot ischemie (zuurstoftekort), wat zorgt voor pijn.
Kleine scheurtjes of ruptuur in plaque kan zorgen voor spontane stolling (trombose), hierdoor sluit de
arterie af en kan er necrose (afsterving) plaatsvinden.
Behandeling artherosclerose:
- Leefstijl
- Motivatie
o Om meer te bewegen
o Te stoppen met roken
o Gedragstherapeutisch/cognitief
- Basis lichamelijke functies voor ADL
o Uithoudingsvermogen
o Kracht
o Mobiliteit
- Gezondheidsvaardigheden
- Zelfredzaamheid en zelfmanagement
Prevalentie = hoe vaak een ziekte voorkomt
Incidentie = het aantal nieuwe gevallen
Prognostische factoren = determinanten die, zodra de ziekte eenmaal in gang is gezet, van invloed
zijn op het verloop van het ziekteproces
Determinanten = factoren die de volksgezondheid beïnvloeden. Het gaat om zowel risicofactoren
voor ongezondheid (pathogenese) als om factoren die de gezondheid positief beïnvloeden
(salutogenese).
Digitaal college: Diversiteit in samenleving
Leerdoelen:
- Herkennen en erkennen van diversiteit in de wijk/samenleving
Bij diversiteit wordt er vaak gekeken naar wat we kunnen zien, dus:
3
, - Geslacht
- Etniciteit
- Huidskleur
Diversiteit is daarentegen veel meer dan dat. Iedereen is verschillend en iedereen heeft
overeenkomsten.
Hoe kan je ervoor zorgen dat je meer diverse gaat denken?
- A = awareness
- B = be yourself
- C = check your bias
- D = DNA dive
- E = eat out more
- F = focus op vrouwenproblemen
- G = GLAAD matters LGTHB matters
- H = hidden handicap mensen kunnen soms een handicap hebben die niet zichtbaar is,
houd hier rekening mee.
- I = inspire en insights inspireer mensen en geef anderen ook inzicht over dit probleem
Digitaal college: Metabool syndroom en overgewicht
Leerdoelen:
- De relatie uitleggen tussen het metabool syndroom en diabetes mellitus type 2
- Uitleggen wat de invloed van bewegen is op het metabool syndroom en op diabetes mellitus
type 2
Bloedsuiker niveau mag niet te laag of te hoog worden. Dit moet dus nauw gereguleerd worden. Je
krijgt bloedsuiker in je bloed door resorptie vanuit de darm. Daarnaast vindt er glycogenolyse en
gluconeogenese plaats in de lever waardoor er ook glucose gevormd kan worden.
Wanneer je eet dan vindt er resorptie van glucose plaats door de darmen à glucose bloedspiegel
gaat omhoog à glucose receptor in de pancreas meet dit à eilandjes van Langerhans bètacellen
zorgen voor de productie en secretie van insuline.
Pancreas heeft een hormonaal gedeelte, de eilandjes van Langerhans, bestaan uit bètacellen en
alphacellen. De bètacellen doen de insuline productie en de alphacellen de glucagonproductie.
Insuline is nodig voor opname van glucose in de cel; bijvoorbeeld spiercel, vetcel en levercel. Met
uitzondering van neuronen, neuronen kunnen glucose opnemen zonder insuline. Deze cellen kunnen
alleen glucose gebruiken als brandstof. Dit merk je wanneer je bloedsuikerspiegel te laag wordt =
hypoglycaemie. Je kan dan ook in een coma raken, je hersenen krijgen dan namelijk geen glucose
meer.
Insuline gaat zitten op de insulinereceptor. Hierdoor worden een reeks van activiteiten in gang
gebracht met als resultaat dat GLUT 4 in het celmembraan wordt gebouwd. GLUT4 is een
transporteiwit waardoor glucose de cel in kan. Glucose is een wateroplosbare stof terwijl het
celmembraan bestaat uit fosfolipiden (vetten). Glucose kan dus niet zomaar door het celmembraan
heen, hiervoor is dus GLUT4 nodig.
De glucose wordt in de cel opgeslagen in de vorm van glycogeen. Op deze manier heeft de spier een
voorraad van glucose in de cel. De voorraad die in de spiercel zit is voor eigen gebruik. Insuline
bevordert de omzetting van glucose naar glycogeen.
4