Positieve psychologie, als toevoeging op
traditionele cognitieve gedragstherapie voor het
faciliteren van posttraumatische groei
Joery van Gemert
460180
Erasmus universiteit Rotterdam
Supervisor: Dr. G.J. Kloens
21 juni 2019
Abstract
Een veelgebruikte behandeling voor traumaverwerking is cognitieve
gedragstherapie. De laatste jaren is binnen het onderzoek de positieve
psychologie erg in opkomst, waar traditionele cognitieve gedragstherapie al
sinds de jaren ’80 wordt toegepast. De vraag is welke therapie(en) kunnen leiden
tot de meeste groei na een trauma. In deze literatuurstudie is gekeken naar in
welke mate positieve psychologische therapieën kunnen bijdragen aan het
concept posttraumatische groei, in vergelijking met traditionele cognitieve
gedragstherapie. Traditionele cognitieve gedragstherapie lijkt allereerst een
positief effect te hebben op posttraumatische groei, al is onderzoek hiernaar
schaars. Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat positieve
psychologische therapieën zoals mindfulness, positieve psychotherapie en
solution-focused brief therapy, posttraumatische groei kunnen faciliteren. Toch
zijn er punten van kritiek te plaatsen op de gevonden onderzoeken, zoals:
steekproefgrootte, gebrek aan randomisatie of zelfrapportages. De suggestie
wordt gedaan dat positieve psychologische therapieën een nuttige toevoeging
kunnen zijn, aan de al bestaande kennis over traditionele cognitieve
gedragstherapie
1
,Vervolgonderzoek zou zich moeten richten op het verbreden van het empirisch
bewijs over de relatie tussen positieve psychologische therapieën en
posttraumatische groei.
Introductie
Het komt vaak voor dat mensen iets in hun leven meemaken dat ze als
traumatische gebeurtenis beschouwen. Zo blijkt uit onderzoek dat de kans op het
meemaken van een ingrijpende, mogelijk traumatische ervaring op een bepaald
moment in het leven 80,7% is. In 7,4% van deze gevallen loopt dit zelfs uit tot
een posttraumatische stressstoornis, die psychologische behandeling vereist (de
Vries & Olff, 2009). Men spreekt van een trauma als er een bepaalde situatie
heeft plaatsgevonden die mogelijk levensbedreigend is of kan leiden tot serieuze
verwondingen of seksueel geweld (American Psychiatric Association, 2014). De
persoon kan deze gebeurtenis zelf hebben meegemaakt, hebben zien gebeuren
bij iemand anders of hebben gehoord van bijvoorbeeld een naaste. Men spreekt
van een posttraumatische stressstoornis wanneer de persoon persisterende
symptomen van intrusie (wanen) ervaart waarin men het trauma steeds op een
bepaalde manier herbeleeft. Daarnaast ondervindt de persoon hier negatieve
gevolgen van in stemming of cognitie en leidt dit met andere woorden tot een
significante hoeveelheid stress (American Psychiatric Association, 2014). De
gevolgen van een trauma en de bijbehorende stresssymptomen kunnen groot
zijn. Zo laat onderzoek zien dat PTSS significant geassocieerd wordt met een
verhoogde kans op verschillende consequenties gedurende het leven, zoals: het
niet halen van een opleiding, instabiliteit tijdens het huwelijk en het niet hebben
van een baan (Brunello et al., 2001). Ook blijkt dat mensen met PTSS een dys
regulatie hebben van enkele neurotransmitters in het brein, zoals dopamine en
serotonine (Brunello et al., 2001). Een ander onderzoek laat zien dat er een
significante negatieve associatie is tussen de hevigheid van de PTSS symptomen
en de kwaliteit van leven (Morrill et al., 2008).
Er is dus veel onderzoek gedaan naar behandelingen voor traumatische
ervaringen en PTSS. Een veelgebruikte behandeling voor een posttraumatische
stressstoornis is cognitieve gedragstherapie. Er zijn veel verschillende vormen
van cognitieve therapie, de meest gebruikte is de traditionele cognitieve
gedragstherapie (CBT), die verder zal worden toegelicht in de resultatensectie.
Verschillende onderzoeken tonen aan dat traditionele cognitieve gedragstherapie
een effectieve behandeling is bij symptomen van PTSS (Fecteau & Nicki, 1999;
2
,Grey, Young & Holmes, 2002; Smith et al., 2007). Als het gaat over de
effectiviteit van een behandeling bij patiënten met traumatische ervaring of
PTSS, wordt het concept posttraumatische groei vaak genoemd.
Posttraumatische groei wordt gedefinieerd als de positieve psychologische
verandering, als gevolg van zeer uitdagende nadelige gebeurtenissen in het
leven (Tedeschi & Calhoun, 1996). Naast dat gesteld wordt dat traditionele
cognitieve gedragstherapie een effectieve behandeling is, komt ook naar voren
dat er nog altijd ruimte is voor verbetering, vooral wanneer men kijkt naar de
effectiviteit van de behandeling op de langere termijn (Bannink, 2014).
De laatste jaren is er onderzoek gedaan naar manieren om de traditionele
cognitieve gedragstherapie te verbeteren, dit heeft tot nieuwe inzichten geleid.
Traditionele cognitieve behandelingen leggen de focus op het oplossen van het
probleem en lijken zich meer te richten op deficiënties dan op waar de patiënt
wel toe in staat is, terwijl er juist gekeken zou moeten worden naar de krachten
en vaardigheden die iemand bezit (Bannink, 2014). Deze verandering in
denkwijze, richten op wat goed gaat en niet op de problemen, vormt een basis
voor een nieuwe stroming: de positieve psychologie. Zo stelt Seligman (2011) dat
wanneer mensen zich goed willen voelen, ze hun problemen en ellendige
ervaringen dienen te beperken en juist positieve emoties, relaties en prestaties
benadrukken. Er is bewijs dat het vergroten van het positieve effectiever zou zijn
dan het verkleinen van het negatieve (Geschwind, Arntzt, Bannink, & Peeters,
2019). Positieve psychologie zou dus mogelijk een goede toevoeging kunnen zijn,
als het gaat om het verbeteren van de traditionele cognitieve gedragstherapie.
Echter, positieve psychologie is een vrij nieuwe stroming en het is nog niet
geheel duidelijk hoe positieve psychologische therapie precies kan bijdragen aan
traditionele CBT (t-CBT). Vormt het een nuttige aanvulling of uitbreiding voor de
cognitieve gedragstherapie? Deze literatuurstudie zal zich richten op het maken
van een vergelijking tussen traditioneel en positief en zal trachten in kaart te
brengen in hoeverre positieve psychologie kan fungeren als additief om de
traditionele CBT te verbeteren. De onderzoeksvraag luidt: in welke mate kan het
gebruik van positieve psychologische therapieën bijdragen aan het concept
posttraumatische groei, in additie tot traditionele cognitieve gedragstherapie? In
dit literatuuronderzoek zal eerst het begrip posttraumatische groei nader worden
beschreven, vervolgens wordt er gekeken naar de traditionele cognitieve
gedragstherapie en de effectiviteit op (symptomen van) PTSS. Hiermee wordt het
opstapje gemaakt naar in hoeverre de therapie kan leiden tot posttraumatische
3
, groei. Vervolgens zal hetzelfde worden gedaan, maar in dit geval voor positieve
psychologie. Tot slot zal er een vergelijking worden gemaakt, waarbij wordt
besproken hoe en welke onderdelen van positieve psychologie als toevoeging
kunnen dienen voor t-CBT, met betrekking op het beschreven concept
posttraumatische groei.
Methode
De literatuur die gebruikt is in dit onderzoek, is verkregen vanuit
verschillende databases, zoals: Scopus, Springer, Ovid en de zoekmachine
Google Scholar. Hiervoor zijn steeds de volgende, of een combinatie van,
zoektermen gebruikt: traditional, cognitive behavioural therapy, posttraumatic,
growth, positive psychology, trauma, posttraumatic stress disorder (PTSD),
prevalence, definition, consequences, effectivity, positive psychology and
traditional cognitive behavioural therapy comparison, randomised controlled
trial, DSM V, solution-focused therapy, mindfulness. Er is in de zoektocht vooral
gebruik gemaakt van de databank Scopus en de zoekmachine Google Scholar,
hier was vrij veel literatuur te vinden. Ook is het zogenoemde sneeuwbaleffect
toegepast. Dit houdt in dat er bij relevante artikelen door de referentielijst is
gescand en daar zo nu en dan ook artikelen uit zijn gebruikt, voor aanvullende
informatie. Tot slot waren er een aantal artikelen online gezet (canvas) door de
supervisor, hier zijn ook twee artikelen van gebruikt, gezien hun relevantie voor
het onderwerp. Bij het selecteren van literatuur, werd in eerste instantie de titel
en de abstract zorgvuldig gelezen, vaak was hier de relevantie voor het
onderzoek al uit te halen. Bij twijfel werd de introductie en de methodesectie
gelezen, om in kaart te brengen hoe het onderzoek precies was uitgevoerd. Deze
stappen vormden de eerste selectieronde. Vervolgens is er een tweede
selectieronde uitgevoerd, waarbij van alle artikelen de introductie, methodesectie
en discussie globaal maar intensief werd gelezen, om te bepalen of het artikel
daadwerkelijk relevant genoeg was. Hierna was het aantal artikelen gereduceerd
tot relevante informatie en zijn de artikelen in zijn geheel intensief gelezen,
alvorens de informatie te verwerken in dit literatuuronderzoek.
4