Sociologie en de stad
Rotterdam
Notulen
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 – Het terrein van de sociologie.....................................................3
Hoofdstuk 2 – Economische bindingen.............................................................5
Hoofdstuk 3 – Politieke bindingen...................................................................6
Hoofdstuk 4 – Affectieve bindingen.................................................................7
Hoofdstuk 5 – Cognitieve bindingen................................................................8
Hoofdstuk 6 – Sociale stratificatie...................................................................9
Hoofdstuk 7 – Mannen, vrouwen en kinderen.................................................10
,Hoofdstuk 1 – Het terrein van de sociologie
Sociologie is de wetenschap van de manieren waarop mensen met elkaar
samenleven, het is de basiswetenschap van maatschappijleer.
Sociale netwerken zijn individuen of groepen die met elkaar verbonden
zijn.
Sociale positie is een bepaalde zeggenschap hebben of juist niks te
zeggen hebben.
Waardevrijheid is dat je zelf geen partij kiest en waardegebondenheid
is dat je wel een partij kiest voor jezelf.
Interactie is als je met elkaar praat, ook zonder woorden, reageren op
elkaar.
Je hebt twee vormen van interactie. Direct is dat je elkaar kan aankijken.
Indirect is wanneer je elkaar niet in het echt ziet, alle andere vormen van
interactie.
Door gedragsregels en normen maken we de interacties voorspelbaar.
Maar dit blijft beperkt, want je weet nooit precies hoe iemand gaat
reageren, dit is onvoorspelbaar.
Institutionalisering is dat de regels algemeen geaccepteerd wordt.
Cultuur is het aangeleerde gedragsrepertoire dat mensen behorend tot
een bepaalde groep of samenleving gemeenschappelijk hebben. Het
geheel van aangeleerd gedrag. Bijvoorbeeld sinterklaas, vroeg eten,
tompoes eten op koningsdag, koffiedrinken.
Socialisatie is al het leren, bedoeld en onbedoeld, door mensen aan en
van andere mensen. Dus jongs af aan tanden poetsen, alles wat we
kennen en kunnen.
Nature is aangeboren gedrag. Nurture is aangeleerd gedrag.
Subculturen zijn kleinere groepjes van de dominante cultuur, ze wijken af
van de dominante cultuur. Bijvoorbeeld: hangjongeren, gamers, skaters.
Interdependentie is de onderlinge afhankelijkheid tussen mensen.
Kernwoord van het hele boek, ook wel de samenvatting van het boek.
Interdependentie is zichtbaar in de 4 bindingen.
Contract theorieën is dat mensen eerst autonoom waren en daarna een
contract afsluiten met de overheid om vrijheid terug te krijgen. Dit is
verworpen, dus niet waar.
De ene heeft meer macht dan de ander. Asymmetrie is onvermijdelijke
afhankelijkheid van mensen van elkaar.
Economische bindingen zijn afhankelijkheden tussen mensen voor zover
deze voortvloeien uit de productie en distributie van schaarse middelen
ter bevrediging van behoeften. In de woestijn heb je absolute schaarste
van water, maar dit is relatieve schaarste en dat is de spanning tussen
behoefte en middelen om in die middelen te voorzien. Iedereen wil een
woning, maar niet iedereen kan dat betalen. Het gaat om het voorzien in
je levensonderhoud. Nog duidelijker: Je betaald collegegeld om het
,schaarse goed ‘diploma’ te kunnen behalen. Niet iedereen kan het
collegegeld betalen, als jij dat wel kan heb je een economische binding.
Politieke bindingen zijn afhankelijkheden die betrekking hebben op de
fysieke dwang die mensen op andere mensen kunnen uitoefenen. Politie
kan deze dwang uitoefenen, want hij heeft macht daarover. De overheid is
de enige die geweld mag uitoefenen, heeft dus geweldsmonopolie.
Politieke partij, democratie valt ook hieronder. We moeten ons aan de
wetten houden, als we daar niet aan houden hebben we een probleem, je
kan opgepakt worden of boetes krijgen, waardoor je politiek gebonden
wordt.
Affectieve bindingen zijn afhankelijkheden tussen mensen die
voortvloeien uit de positieve en negatieve gevoelens die zij voor elkaar
koesteren. Docenten, klasgenoten, familieleden, vrienden. Wij-zij groepen.
Wij als Nederlanders, zij als Belgen of Duitsers. Sociale leven die je hebt.
Cognitieve bindingen zijn afhankelijkheden tussen mensen die
voortvloeien uit processen van kennisvorming en kennisoverdracht. De
docent-leerling binding. De ouder-kind binding.
Wat is het verband tussen affectieve en cognitieve bindingen met
cultuur?
Ze verbinden met elkaar. Affectief en cognitief is eigenlijk cultuur. Cultuur
bestaat uit gevoelens en kennis.
Als je een leraar mag dan kan je beter zijn in het vak. Dus je hebt een
affectieve binding met de docent, waardoor je cognitieve binding sterker
wordt. Je hebt een goeie band en positieve gevoelens met je docent,
waardoor de kennisoverdracht beter gaat.
Langetermijnontwikkelingen is een vertakking van twee delen.
Systeemdifferentiatie/ institutionele differentiatie en arbeidsdeling.
Functionele differentiatie hoort bij de arbeidsdeling; Delingen in het
werk. Dus docentschap valt uiteen, maatschappijleer, wiskunde,
nederlands. Of het ICT, je hebt verschillende takkingen in dit beroep.
Mensen deden alles zelf op de boerderij, dus werken, wonen en leven.
Later kwamen ze in de fabriek, je kreeg een splitsing van wonen in de
boerderij en werken in de fabriek. Onderwijs, zorg, politiek zijn allemaal
andere dingen, dus andere vertakkingen.
Uitbreiding interdependentienetwerken wereldwijde nieuws.
Wereldhandel. Medicijnen tekorten, die komen uit het buitenland, je bent
afhankelijk
Basiscondities van menselijk samenleven;
Biologisch (leven) zijn de verschillen in sekse en leeftijd. Man en vrouw
verschillen. Jonge mensen en oude mensen.
, Demografisch (volk) is de bevolkingsomvang en bevolkingsdichtheid.
Woningtekort en vergrijzing is een probleem.
Geografisch (aarde) is afhankelijkheid van fysieke omgeving. De planten,
regen, vruchtbare grond, natuurlijke omgeving.
Omgaan met samenlevingsvraagstukken;
Sociale zorg is een ouder die voor een kind zorgt, invoering AOW,
pensioen. Zonder dat je tegenprestatie verwacht. We zorgen voor de
samenleving.
Sociale controle is dat je andere mensen dwingt om aan gedragsregels
te houden.
Als ze niet aan de regels houden, straf je ze (sancties). Als ze wel aan de
regels houden, beloon je ze (compliment).
Hoofdstuk 2 – Economische bindingen
Jachtsamenlevingen (de begrippen noemen per vier type bindingen)
Tijdsperiode: 200 000 v.g.j. / v. Chr.
Economische binding; geografisch mobiel, zelfvoorzienend, weinig
materieel bezit, geringe arbeidsdeling
Politieke binding; stamhoofd, geen centraal politiek gezag, staatloos
Affectieve binding; verbondenheid met lokale groep, verbondenheid met
stam, huwelijksregels, verwantschap
Cognitieve binding; orale traditie, praktische vaardigheden, imitatie
>> Agrarische revolutie >>
Agrarische samenlevingen (de begrippen noemen per vier type
bindingen)
Tijdsperiode: 8000 v.g.j. / v. Chr.
Economische binding; landbouw en veeteelt, ruilhandel, sedentatie,
markten, surplus
Politieke binding; imperium/rijk, elite,
Affectieve binding; verbondenheid met de inwoners van de stad
Cognitieve binding; schrift, verstand hebben van werking van
gereedschappen
>> Industriële revolutie >>
Industriële samenlevingen
Tijdsperiode: 1750
Economische binding; mechanisering van de productie, fossiele
brandstoffen
Politieke binding; bureaucratisering, centralisering, democratisering
Affectieve binding; nationalisme, differentiatie gezin en bedrijf
Cognitieve binding; opkomst van wetenschap en technologie
>> Postindustriële revolutie >>
Postindustriële samenlevingen