Week 7
Stof
S.J. Mol-Verver e.a., Fiscale behandeling van de DGA, hoofdstuk 9 (de buitenlandse belastingplicht
van de DGA) en hoofdstuk 13 (emigratie, immigratie en remigratie).
F. Sonneveldt, Wegwijs in de Successiewet, 22e druk, editie 2019, hoofdstuk 2 (het belastbare feit),
paragraaf 2.1, 2.2 en 2.3
Aard van de heffing: verkrijgingsbelasting, knoopt aan bij waarde verkrijging. Boedelbelasting: belast
draagkrachtvermeerdering die zich tijdens leven erflater/schenker heeft voorgedaan. Boedel als
zodanig is aanknopingspunt niet de individuele verkrijgingen van begunstigden. Veel toegepast in
Anglo-Amerikaanse jurisdicties.
Erfbelasting: waarde verkrijging door overlijden van iemand die in Nederland woonde. Verkrijgingen
door
- erfgenaam
- legataris
- lastbevoordeelde
Fictiebepalingen art. 6 t/m 17a en art. 33 SW anti-misbruik bepalingen.
Vergunningen/aanspraken of overeenkomst rentevergoeding ook belast erfrecht art. 4.13 lid 4 BW.
Schenkbelasting:
Hoofdstuk 8 (internationale aspecten), met uitzondering van paragraaf 8.3.2.
(https://databases.uba.uva.nl/db/710)
A.E. de Leeuw en T.J.A. Hendriks, ‘Wijzigingen voor de emigrerende ab-houder’, FTV 2016/4.
Tekst artikelen 6, 10 en 13 Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en
België.
Jurisprudentie
HvJ EG 7 september 2006, nr. C470/04,ECLI:EU:C:2006:525,BNB 2007/22 (N-zaak,
conserverende aanslag).
Belanghebbende is geëmigreerd naar VK, was enig aandeelhouder van 3 BV’s waarvan feitelijke
leiding naar Nederlandse Antillen is verplaatst. Conserverende belastingaanslag van 4 miljoen
opgelegd. Uitstel van betaling verleend onder verplichting zekerheidstelling. De navorderingsaanslag,
nu daaraan geen voorbehoud is verbonden wat betreft de werking ervan als grondslag voor - afgezien
van de geldende invorderingstermijn - onmiddellijke invordering van de belasting, heeft een door art.
43 EG niet toegelaten belemmering heeft opgeworpen. Het Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak in
de zaak N alleen de vereiste zekerheidsstelling en het feit dat geen rekening werd gehouden met
waardeverminderingen na de verlegging van de woonplaats als strijdig met het EG-recht beoordeeld,
niet de aanslag als zodanig.
HR 20 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:AZ2232, BNB 2009/260 (Conserverende aanslag).
De Hoge Raad volgt advies HvJ niet en oordeelt (conform de overige door het Hof van Justitie
gewezen jurisprudentie over samenloop en derdelandverhoudingen) dat de maatregel niet aan art. 56
, EG kan worden getoetst, en wel omdat toetsing plaats moet vinden aan art. 43 EG nu belanghebbende
en haar echtgenoot tezamen 100% van de aandelen van de vennootschap bezitten en daarmee de
activiteiten van de vennootschap bepalen. Anders dan A-G Wattel is de Hoge Raad van oordeel dat de
omvang van de activiteiten van E BV niet relevant is voor de vraag of de vrijheid van vestiging van
toepassing is. Daarmee wordt naar het oordeel van de Hoge Raad in deze feitelijke situatie niet
toegekomen aan belemmering van de vrijheid van kapitaalverkeer.
Hoorcollege
Geen hoorcollege in week 7
Werkgroep
Opgave 1
Diederik woont en werkt sinds 2009 in België. In 2010 heeft hij een aandelenpakket van 12%
gekregen in de BV van zijn vader. Deze BV is in Amsterdam gevestigd. De waarde van het
aandelenpakket bedroeg ten tijde van de verkrijging € 25.000. Diederik bezit daarnaast een in
Nederland gelegen pand, dat hij aan de BV verhuurt voor een jaarlijkse zakelijke huur van € 30.000.
In 2015 keert de vennootschap een dividend aan Diederik uit van € 1.200.
a) Analyseer de casus en beschrijf alle relevante (Nederlandse) inkomstenbelastinggevolgen in
2015 voor Diederik. Betrek het voorgeschreven verdrag in uw uitwerking. Hierbij kunt u
ervan uitgaan dat de huurinkomsten en de dividenduitkering ook in België in de heffing van
inkomstenbelasting wordt betrokken.
Binnenlands/buitenlands belastingplichtig
Diederik is geen inwoner van Nederland. Diederik is geen binnenlands belastingplichtige op grond
van artikel 1.1 jo. artikel 2.1, eerste lid, letter a Wet IB 2001. Diederik is buitenlands
belastingplichtig als hij Nederlands inkomen geniet zoals vermeld in artikel 2.1, eerste lid, letter b.
Nederlands inkomen is beschreven in hoofdstuk 7 (artikel 2.1 lid 2).
Buitenlandse belastingplicht en aanmerkelijk belang
De vraag is of hij voor het door hem verkregen AB-pakket belastingplichtig wordt in Nederland. In
artikel 7.5, lid 1 is bepaald dat tot het Nederlandse inkomen behoort het belastbaar inkomen uit een
aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap. Het inkomen wordt berekend
volgens de regels van hoofdstuk 4 met uitzondering van de persoonsgebonden aftrek.
Buitenlandse belastingplicht en tbs
Diederik verhuurt een pand aan een BV waarin hij een aanmerkelijk belang heeft. Op grond van
artikel 7.2, lid 2, onderdeel c behoort tot het Nederlands inkomen het belastbaar resultaat uit overige
werkzaamheid in Nederland. Blijkens artikel 7.2, lid 3, tweede volzin wordt onder werkzaamheid in
Nederland mede verstaan het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen als bedoeld in 3.92
aan een in Nederland gevestigde vennootschap. Vanaf het moment dat hij de aandelen in de BV
verkrijgt, vormt het pand tbs-vermogen. Op de resultaatsbalans wordt het pand geactiveerd tegen de
waarde in het economische verkeer op dat moment.
Dividenduitkering
Het dividend vormt een regulier voordeel (artikel 4.12, onderdeel a Wet IB 2001). Voor Diederik
vormt het ontvangen dividend Nederlands inkomen dat belast is – op basis van de nationale wet – met
25% inkomstenbelasting. België als woonstaat zal – vermoedelijk – heffen over het wereldinkomen
van Diederik. Dit betekent dat zowel Nederland als België over het ontvangen dividend heft en er dus