Samenvatting Verbreding goederenrecht A
Week 1: Overzicht van Boek 5 BW, eigendom algemeen, eigendom van roerende zaken,
kwalificatie van data
Literatuur: Asser/Bartels & Van Velten 5 2017/5-80a
Hoofdstuk 2: Onderverdeling van zakelijke rechten
5. Goederen, zaken en vermogensrechten
Activa van een vermogen: bestaat uit goederen.
Goederen (art. 3:1 BW): categorieën zaken en vermogensrechten omvat.
Zaken: art. 3:2 voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
Vermogensrechten: art. 3:6 subjectieve rechten
Lucht, water, beperkte rechten & appartementsrechten zijn dus niet voor menselijke
beheersing vatbare stoffelijke objecten en dus geen zaken. Lucht/water afgescheiden
(individualisatie en beheersbaarheid)? wel een zaak
Een vermogensrecht is onderdeel van je vermogen, een zaak is dat niet. Een zaak is het
stoffelijk voorwerp van eigendom. Eigendom is het recht dat een persoon op een zaak kan
hebben. Eigendom en een zaak zijn dus niet hetzelfde, maar ze worden in de
literatuur/wetgeving/rechtspraak wel als hetzelfde woord gebruikt. Een beperkt is een
vermogensrechtsrecht en rust dus op de zaak. Eigendom is ook een vermogensrecht.
7. Zakelijke rechten
Zakelijk recht: rust op stoffelijke zaken
Soorten:
- eigendom, rechten van erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal
- vruchtgebruik, pand en hypotheek kunnen ook op vermogensrechten rusten. Als zij
op een zaak rusten dan zijn zij een zakelijk recht.
Eigendom: art. 5:1 meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Is
mogelijk op onroerende/roerende zaken.
Erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal: rust alleen op onroerende zaken
Digitale activa = data en vermogensrechten. Discussie of dit kan worden gezien als een zaak
en dus als voorwerp van eigendomsrechten. Eigendom van data niet wenselijk volgens Tjong
Tjin Tai. Wel een eigendomsrechtelijke benadering: brengt quasirevindicatie met zich mee.
8. Type beperkte rechten
Zakelijke rechten kunnen worden onderscheiden in genotsrechten en zekerheidsrechten.
Genotsrecht: zakelijk recht dat recht van genot op een zaak geeft.
Soorten:
- Eigendom, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en vruchtgebruik
- Erfpacht, opstal en vruchtgebruik: rechthebbende heeft in beginsel volledige genot
van de zaak
- Erfdienstbaarheid: rechthebbende heeft een beperkt recht op het genot van de zaak
van een ander. Hoofdgerechtigde duldt bepaalde handelingen/toestanden van de
, rechthebbende / laat bepaalde handelingen zelf na. Ook soms een verplichting tot
doen (bijv. onderhoud van het dienende erf)
Zekerheidsrecht: rechten van pand en hypotheek. Schaffen zekerheid t.a.v. 3 aspecten:
1. Voorrang bij verhaal door de rechthebbende
2. Absolute karakter/werking: de rechthebbende heeft de bevoegdheid het recht
jegens derden in te roepen, waaruit voortvloeit dat de rechthebbende de aan zijn
recht te ontlenen bevoegdheden kan uitoefenen zonder daarin te worden
belemmerd door een beslag dat door een andere, niet bevoorrechte, schuldeiser is
gelegd of door faillissement. ‘’Alsof er geen faillissement is’’. art. 57 Fw
3. Recht van parate executie: pand- of hypotheekhouder heeft de bevoegdheid zich op
het voorwerp van zijn recht te verhalen zonder tussenkomst van de rechter.
Is pand of hypotheek verleend door de eigenaar van een zaak, dan kan worden gezegd dat
het desbetreffende recht, als gevolg van vereenzelviging van zaak en eigendomsrecht, rust
op de zaak; daarmee is het recht van pand of de hypotheek in deze gevallen een zakelijk
recht. Wordt het recht van vruchtgebruik op een roerende zaak in pand gegeven of wordt
hypotheek gevestigd op erfpacht of op een recht van opstal, dan rust de hypotheek op een
vermogensrecht en is daarmee geen zakelijk recht.
9. Stapeling van beperkte rechten
Zakelijke rechten kunnen worden onderverdeeld in moederrechten en dochterrechten
Een moederrecht is een meer omvattend recht dat met een beperkt recht art. 3:8 is
bezwaard, bijv. eigendom. Het beperkte recht waarmee het is bezwaard noem je het
dochterrecht.
Eigendom (moederrecht) kan dus met een beperkt recht (dochterrecht) worden bezwaard.
Uit dit beperkte recht kan in beginsel zelf een ander beperkt recht worden afgeleid. =
stapeling van rechten.
Een beperkt zakelijk recht kan niet worden bezwaard met een ander zakelijk recht.
Uitzonderingen op het stapelverbod van zakelijke rechten zijn het recht van
erfdienstbaarheid, (art. 5:84 lid 1 BW).en ondererfpacht tenzij de mogelijkheid hiertoe bij de
akte van vestiging van de erfpacht was uitgesloten (art. 5:93 BW).
Voorwaarden stapeling van rechten:
1. Moederrecht is een overdraagbaar vermogensrecht (eigendom, rust op een zaak
dus is een vermogensrecht) art. 3:81 lid 1 BW. Er kan dus geen beperkt recht
worden gevestigd op de afhankelijke rechten van pand, hypotheek en
erfdienstbaarheid en opstal. Ook kan dit niet op het recht van gebruik en bewoning
(art. 3:226 BW)
2. Het gestapelde beperkte recht (dochterrecht) is minder omvattend dan het
beperkte recht dat als moederrecht gaat functioneren
Als er een beperkt recht wordt gevestigd op een eigendomsrecht dan noem je dit beperkte
gevestigde recht een zakelijk recht. Als op dit beperkte zakelijke recht weer een ander
beperkt recht wordt gevestigd dan rust dit laatste beperkte recht niet op een zaak maar op
een vermogensrecht. Het is dan dus geen zakelijk beperkt recht. VB: eigendom van een
onroerende zaak is belast met vruchtgebruik. Dit vruchtgebruik = een zakelijk recht. Is
daarentegen erfpacht belast met vruchtgebruik, dan rust dit laatste recht niet op een zaak,
maar op een vermogensrecht, het vruchtgebruik is daarom in dit geval geen zakelijk recht.
,Het tenietgaan van het moederrecht zorgt voor het tenietgaan van het dochterrecht
(beperkte recht dat eruit is afgeleid) art. 3:81 lid 2 BW
De constructie van Beekhuis: een zakelijk recht (moederrecht, bijv. eigendom dat rust op
een zaak) dat wordt bezwaard met een ander zakelijk beperkt recht (dochterrecht), kan in
principe niet. Onder zakelijke rechten vallen alleen rechten op stoffelijke objecten (zaken).
VB hiervoor: als een erfpachtrecht (dochterrecht, ontstaan uit moederrecht eigendom)
belast is met vruchtgebruik, dan rust dit laatste recht niet op een zaak, maar op een
vermogensrecht, het vruchtgebruik is daarom in dit geval geen zakelijk recht.
Constructie: als er een beperkt recht wordt gevestigd op het recht van erfdienstbaarheid en
ondererfpacht dan rust dit beperkt recht toch op een zaak (en is het toch een zakelijk recht)
ook al is dit volgens de hoofdregel niet zo. zie art. 5:84 lid 1 BW en art. 5:93 BW. Daarmee
wordt de materiële betekenis van het zogenoemde stapelverbod grotendeels weer
weggenomen. De strekking van deze constructie is het stelsel van Boek 5, erop
neerkomende dat daarin alleen zakelijke rechten aan de orde komen, overeind te houden.
Ondersplitsing: de bevoegdheden die hierdoor worden ‘overgedragen’, zijn niet afgeleid uit
het eigendomsrecht, maar uit het beperkte recht. VB: A bezwaard zijn eigendomsrecht
(moederrecht) met een erfpachtrecht (dochterrecht) op zijn huis ten gunste van B.
Dochterrecht is dus een beperkt zakelijk recht. B verstrekt aan C ondererfpacht. B kan C door
middel van een ondererfpachtrecht uitsluitend bevoegdheden verlenen die hijzelf eerst aan
zijn beperkte recht ontleende. De rechten van B worden door de ondersplitsing beperkt. Met
(de inhoud van) het eigendomsrecht van A gebeurt niets. Alleen de
beschikkingsbevoegdheid van B is bij de vraag naar een geldige vestiging van het
ondererfpachtrecht t.b.v. C relevant. Is B failliet, dan kan er geen ondererfpacht gevestigd
worden; is A failliet, dan kan B nog steeds een ondererfpachtrecht vestigen. Er vindt juridisch
en economisch een vermogensverschuiving B-C plaats.
Door de constructie Beekhuis is er bij het vestigen van een beperkt recht op een beperkt
zakelijk recht (dochterrecht) van een erfdienstbaarheid/erfpachtrecht (ondererfpacht) geen
sprake van een echte stapeling en dus niet van het mechanisme van art. 3:82 lid 2 BW
(tenietgaan beperkte rechten). Oplossing: art. 5:84 lid 3 BW en art. 5:93 BW
rechtsgevolgen van het tenietgaan van het recht van B. Het ‘mechanisme’ van art. 3:81 lid 2
jo. lid 3 BW wordt in beide bepalingen nagebootst, met dit verschil dat het door de beperkt
gerechtigde gevestigde beperkte recht blijft voortbestaan indien de eigenaar van de
onroerende zaak heeft aangegeven (door middel van een in de openbare registers
ingeschreven notariële akte) dat hij instemt met de bezwaring van zijn zaak. Geldt niet als
een erfpachtrecht is bezwaard met een recht van vruchtgebruik.
Een appartementsrecht is een aandeel in een gemeenschap en geen beperkt recht. Het
stapelverbod geldt hier niet. Er kan dus een erfpacht, opstal, erfdienstbaarheidsrecht en
vruchtgebruik op het appartementsrecht worden gevestigd.
10 Beperkt recht rust op moederrecht van een ander.
Alle zakelijke rechten zijn beperkte rechten, ontstaan uit het eigendom van een ander of uit
een ander vermogensrecht van een ander (iura in re aliena). Eigendom is dus geen beperkt
recht.
, Beperkte rechten zijn absolute rechten, rechten met absolute werking. Kan worden
ingeroepen tegen een ieder. Beperkte rechten rusten op het recht van een ander. Bijv. jij
hebt een recht van vruchtgebruik op het eigendomsrecht van jouw buurman op zijn huis
(onroerende zaak).
Een beperkt echt gaat tenietgaat wanneer het moederrecht en het beperkte recht in één
hand komen. Dit noem je vermenging art. 3:81 lid 2 onder e BW.
11 Ontstaan beperkte rechten.
Een beperkt recht ontstaat door vestiging, verjaring of zaaksvervanging (art. 3:213/229 BW)
Een beperkt recht vestig je op dezelfde manier als dat je een goed overdraagt art. 3:98
BW: beperkt gerechtigde is beschikkingsbevoegd, titel, vestigingshandeling.
Gedachte: de vestiging van een beperkt recht kan worden gezien als een wijze van
overdracht van bepaalde bevoegdheden van dat recht (afsplitsing).
Levering = de tot overdracht strekkende rechtshandeling
Overdracht = door levering bewerkstelligde rechtsovergang.
Dit onderscheid heb je bij de vestiging van beperkte rechten niet. Je spreekt vaak van een
vestigingshandeling.
11a Voorbehoud van beperkte rechten.
Een beperkt recht kan ook ontstaan doordat een eigenaar (of beperkt gerechtigde) zijn recht
overdraagt onder voorbehoud van een beperkt recht. art. 3:81 lid 1 BW
- Het overgedragen recht wordt bezwaard met een beperkt recht ten behoeve van de
vervreemder. VB: eigendom van een huis wordt overgedragen onder voorbehoudt
van een vruchtgebruik
- De verkrijger verkrijgt slechts de blote eigendom, de bevoegdheden die deel
uitmaken van het beperkte recht hebben nooit tot zijn vermogen behoord; er vindt
namelijk overdracht van de met het beperkte recht bezwaarde eigendom – de ‘blote’
eigendom – plaats bij het overdragen van een recht onder voorbehoud van een
beperkt recht
- Een eerder bij voorbaat op het goed gevestigd beperkt recht komt in rang na het
voorbehouden recht.
- Een faillissement van de verkrijger van het blote eigendomsrecht staat niet aan de
totstandkoming van het beperkte recht in de weg. Het goed komt – als het ware –
bezwaard het vermogen van de failliete verkrijger binnen.
- Bij het voorbehouden van een beperkt recht moeten de voorschriften voor
overdracht van het hoofdrecht en de voorschriften voor vestiging van het beperkte
recht in acht worden genomen. VB: voorbehoud van een stil pandrecht op een
roerende zaak art. 3:90 lid 1 BW j.o. art. 3:237 lid 1 BW
- Registergoed art. 24 Kw (1 akte volstaan)
12 Tenietgaan van beperkte rechten
Art. 3:81 lid 2 BW;
Beperkte rechten gaan teniet door:
a. het tenietgaan van het recht waaruit het beperkte recht is afgeleid;