Hoorcollege 1. Introductie risicotaxatie
Wat is risicotaxatie?
• Kemshall: ‘Berekening van de waarschijnlijkheid dat schadelijk gedrag of een schadelijke
gebeurtenis zich zal voordoen, en het houdt een beoordeling in van de frequentie van het gedrag (of
de gebeurtenis), de waarschijnlijke gevolgen en wie erdoor zal worden getroffen.’
• Brown & Singh: ‘De poging om de waarschijnlijkheid van toekomstige overtredingen te voorspellen
om zo individuen te identificeren die behandeling nodig hebben.’
• Maar het is ook risicomanagement.
Waarom doen we risicotaxatie? Voor de veiligheid voor personeel, medebewoners en de samenleving,
voor het maatschappelijk belang, het etnisch belang (geen willekeur), het therapeutisch belang en voor
communicatie.
Geschiedenis risicotaxatie
• Lombroso: criminelen hebben bepaalde uiterlijke kenmerken.
• Eerste risicotaxatie instrument → Burgess 1928: risico op recidive bepalen van daders die worden
vrijgelaten uit de gevangenis.
- Actuarieel instrument.
• Zaak Baxstrom v. Herold (1966): gevaarlijke psychiatrische patiënten werden overgeplaatst naar
reguliere psychiatrische ziekenhuizen, en sommige zelfs vrijgelaten in de maatschappij. Uiteindelijk
zijn er niet veel gerecidiveerd.
• Conclusie anno ’70-’80: in het overgrote deel van de gevallen is risicotaxatie niet betrouwbaar. Kop-
of-munt is vaak zelfs nog een betere voorspeller.
• Jaren ’90: Martien Philipse → geprezen voor de innoverende aanpak van forensische patiënten.
- Echter was er nog steeds totaal geen verband tussen de klinische inschatting van recidive en de
feitelijke recidive.
Risk, Need and Responsivity model (Andrews & Bonta, 1990)
• Evidence Based Practice: interventies moeten gebaseerd zijn op resultaten die afkomstig zijn van
het wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van die interventies.
• Risk-principe: wie moet worden behandeld en hoe intensief moet die behandeling zijn?
• Need-principe: welke criminogene behoeften (dynamische risicofactoren) moeten worden
behandeld?
- De Big Four (geschiedenis van antisociaal gedrag, antisociaal persoonlijkheidspatroon,
antisociale cognities en antisociale netwerkcontacten) hebben een grote invloed op recidive.
- De Moderate Four (opleiding/werk, vrijetijdsbesteding, middelenmisbruik en familiale/
huwelijksomstandigheden) hebben een kleinere invloed op recidive.
→ Niet-criminogene behoeften (bijv. zelfwaardering, emotionele problemen, psychiatrische
aandoening, gezondheid, afname negatieve emoties en succesvol behandelproces vanuit de cliënt)
staan niet in directe relatie tot recidivevermindering, maar kunnen hier indirect wel aan bijdragen.
• Responsivity-principe: hoe moeten we behandelen?
- Externe responsiviteit: vorm van behandeling, kenmerken van de therapeut, mogelijkheden die
de behandelomgeving biedt (stabiliteit, kwaliteit van leven, mobiliteit) etc.
- Interne responsiviteit: houdt rekening met de individuele kenmerken van een cliënt.
Brown & Singh (2014). Forensic Risk Assessment: A Beginner’s Guide
Dit artikel is een introductie tot het proces van risicobeoordeling in de forensische setting. Het biedt een
overzicht van verschillende risicofactoren die verband houden met crimineel gedrag en introduceert
methoden en instrumenten voor het beoordelen van deze risico's. Het benadrukt het belang van het
gebruik van gestructureerde benaderingen en het integreren van verschillende informatiebronnen om
,nauwkeurige beoordelingen te maken. Het artikel richt zich op het ontwikkelen van vaardigheden voor
beginners in het veld, met praktische tips en voorbeelden om het begrip en de toepassing van
risicobeoordeling te verbeteren.
Ook worden in het artikel drie methoden besproken voor het identificeren van risico- en
beschermende factoren: 1) de empirische methode (gebaseerd op onderzoek), 2) de theoretische
methode (geleid door theoretische oriëntaties), en 3) de klinische methode (gebaseerd op individueel
veranderbare kenmerken). Daarnaast worden de verschillende hedendaagse benaderingen van
risicotaxatie besproken: ongestructureerde klinische beoordeling, actuariële beoordeling en
gestructureerd professioneel oordeel. In de zaak Tarasoff v. Regents of the University of California
(1972) kregen de zorgverleners de plicht om potentiële slachtoffers te beschermen tegen geweld
wanneer een patiënt als gevaarlijk wordt beschouwd.
Hoorcollege 2. Generaties risicotaxatie instrumenten, risicofactoren
Base rate: de statistische prevalentie van bepaald gedrag in een bepaalde groep over een bepaalde tijd.
Retrospectieve maten
• Dit wordt achteraf gemeten; er heeft al recidive plaatsgevonden. Had het voorkomen kunnen
worden?
→ Niet base rate gevoelig.
• Area Under the Curve (AUC): de kans dat een willekeurige recidivist een hogere score krijgt dan een
willekeurige niet-recidivist.
- Afweging tussen de sensitiviteit (proportie recidivisten die voordien als hoog risico werd
beoordeeld) en de specificiteit (proportie niet-recidivisten die voordien als laag risico werd
beoordeeld).
- Uitkomsten:
Klein Matig Sterk
.56 - .64 .64 - .71 .71 - .99
Prospectieve maten
• Dit wordt van tevoren gemeten; gaat iemand in de toekomst hervallen?
→ Base rate gevoelig.
• Negative Predictive Value (NPV): proportie delinquenten die werden ingeschat als laag risico, en
die later ook niet recidiveerden.
• Positive Predictive Value (PPV): proportie delinquenten die werden ingeschat als hoog risico, en
ook daadwerkelijk recidiveerden.
• Number Safely Discharged (NSD): aantal laag risico patiënten die ontslagen kunnen worden
vooraleer een recidivefeit gebeurt.
• Number Needed to Detain (NND): aantal hoog risico patiënten die opgesloten moeten worden om
één recidivefeit te vermijden.
→ NSD en NND zijn klinisch relevanter.
Generaties van risicotaxatie instrumenten
1. Ongestructureerd professioneel oordeel: geen onderliggend beoordelingsinstrument; gewoon
gebaseerd eigen ervaring en kennis.
2. Actuariële instrumenten: een empirisch onderbouwde checklist, meestal bestaande uit statische
items.
→ Bevat geen beschermende factoren.
- Static Risk of Recidivism (StatRec; Wartna et al., 2009): bevat zes statische items en heeft
een goede voorspellende waarde.
- Static99-R: instrument voor zedendelinquenten en bevat tien statische items.
, 3. Gestructureerd klinisch oordeel (GKO): een combinatie van de actuariële en de klinische
methode.
4. 2e/3e generatie + Casemanagement: actuariële instrumenten/GKO, inclusief casusplanning en
interventie.
- Level of Service/Case Management Inventory (LS/CMI; Andrews, Bonta & Wormith, 2004):
gebaseerd op het RNR-model, met als voorloper de LSI.
Soorten factoren in risicotaxatie
• Statische risicofactoren: niet veranderbaar, geven een beeld van het basisrisico.
• Dynamische risicofactoren: veranderbaar, criminogene behoeften:
- Stabiele dynamische risicofactoren: zal waarschijnlijk niet veranderen, zoals tekortkomingen
in persoonlijke vaardigheden en aangeleerd gedrag.
→ Stable-2000 & Stable-2007 (Hanson & Harris): seksuele recidive.
- Acute dynamische risicofactoren: zal waarschijnlijk wel veranderen, zoals dronkenschap en
negatieve stemming.
→ ACUTE-2007 (Hanson et al.): seksuele recidive.
• Beschermende factoren: prosociale middelen of strategieën om een of meer primaire menselijke
doelen te bereiken, ook wel algemene levensdoelen genoemd.
→ Komt overeen met het Good Lives Model (Ward, 2002).
DRAOR; Dynamic Risk Assessment for Offender Re-Entry (Serin, 2007/2012)
• Vierde generatie → actuarieel.
• Stabiele + acute dynamische risicofactoren & beschermende factoren.
• Risico op recidive in de gemeenschap.
• Doel: hoe intensief moet toezicht zijn na vrijlating?
• Doet goed zijn werk.
SAPROF; Structured Assessment of Protective Factors for violence risk (de Vogel et al.,
2009/2011/2012)
• Derde generatie.
• Statische + dynamische risicofactoren & beschermende factoren.
• Gebruiken in combinatie met HCR-20/HKT-30/HCR-v3.
• Drie subschalen: 1) Interne items, 2) Motivationele items, 3) Externe items.
• Codering op 3-puntsschaal: 0-2.
→ Eindoordeel: laag/matig/hoog.
• Richtlijn is vier key-items en vier doel-items.
• Timeframe: laatste zes maanden en met het oog op de nabije toekomst.
• Predictieve validiteit: als actuarieel instrument een goede voorspellende waarde.
→ Als GKO minder goed voorspellend, maar nog steeds goed.
Robbé & Willis (2017). Assessment of protective factors in clinical practice
Dit artikel biedt een overzicht van het belang van het identificeren en benutten van beschermende
factoren bij de behandeling van psychische problemen. Het benadrukt het belang van het integreren van
positieve elementen in therapeutische interventies om veerkracht en welzijn te bevorderen, naast het
verminderen van symptomen. De auteurs bieden praktische richtlijnen voor het implementeren van
deze benadering in klinische settingen, met de nadruk op het creëren van een ondersteunende en
collaboratieve therapeutische relatie.