Samenvatting Artikelen Migratievraagstukken
Explaning migration: a critical view – Joaquin Arango
Pogingen in het theory-building van migratie is niet cumulatief geweest: de relatief korte
geschiedenis van het theoretiseren van migratie neemt vorm aan in een reeks van gescheiden,
meestal niet-verbonden theorieën, modellen of frameworks, i.p.v. een cumulatieve reeks van
bijdragen die voortbouwen op het voorgaande.
Er is niet zoiets als een theorie van migratie.
Maar dit is ook heel lastig omdat het bijna onmogelijk is iets alomvattends te vinden wat past bij de
diversiteit van migratie. Theoretisering zou daarom beter kunnen focussen op facetten, dimensies of
processen van migratie.
Er zijn daarom vele theoretische en praktische benaderingen.
Dit artikel gaat in op de beschrijving en kritische evaluatie van grote huidige verklaringen van
migratie. Theorievorming is hierin pas iets vanaf de 2 e helft van de 20e eeuw.
The neo-classical explanation
In het 3e kwart van de 20e eeuw zorgden snelle en voortdurende economische groei, toenemend
internationalisme van processen van economische activiteit, dekolonisatie en de opkomende
processen van economische ontwikkeling in de 3 e Wereld voor intensivering van migratie, zowel
intern als internationaal.
Nadenken over migratie had toen de neiging om een afspiegeling te zijn van zowel het algemene
klimaat als de karakteristieken van migratiestromen. Grote bijdrage in theorievorming van migratie
kwam daarom ook vanuit de economie.
Algemene idee van economische motivatie in migratie was al decennia duidelijk: slechte of
onderdrukkende wetten, zware taxaties, onaantrekkelijk klimaat, onsympathieke sociale omgeving
en zelfs dwang (slavenhandel, transportatie). Dit heeft geproduceerd en produceert nog steeds
stromen van migratie, maar geen van deze stromen is in volume vergelijkbaar met degenen die
komen door de wens om zichzelf in materieel aspect te verbeteren.
Dit was in het 3e kwart van 20e eeuw, na een hectische periode van enorme hervestigingen van
ontheemde populaties en het vaststellen van nieuwe grenzen na WWII.
De voorganger van de neo-klassieke theorie, en waarschijnlijk de eerste poging tot theoretische
verklaring van migratie, was het ‘Economic Development with Unlimited Supply of Labour’ model
van W. Arthur Lewis. Dit was invloedrijk model in duale economie waarin migratie een draaiende rol
had.
Dual economies zijn economieën in ontwikkeling, meestal in post-koloniale context, waarin de
moderne sector, verbonden met de buitenwereld, bestaat naast een traditionele sector die
afhankelijk is van landbouw.
Als de moderne sector uitbreidt dan trekt het arbeid van de traditionele sector. Lewis schatte in dat
een cliff van 30% zeker moest bestaan tussen de lonen van de twee sectoren en dat de verschillen
voldoende zijn om arbeiders te laten verhuizen.
- Voor de geavanceerde sector maakte het beschikking hebben over een onbeperkt aanbod
van migrantenarbeid het mogelijk om uit te breiden en tegelijk de lonen laag te houden en
dus veel winst te maken.
- Voor de traditionele sector is uitmigratie de enige manier om af te komen van surplus arbeid
en om door te gaan in productiefunctie naar een hogere kapitaal-output ratio en vormt dus
de voorwaarden om mee te gaan in proces van ontwikkeling, uit economische achteruitgang.
Model van Lewis is daarom cruciaal mechanisme voor ontwikkeling van economie als geheel. Het
benut het potentieel van groei inherent aan economische ongelijkheden en beide sectoren, sturend
en ontvangend, kunnen ervan profiteren.
1
,Hij plaatste zichzelf als development economics, maar z’n model was ook aan de basis van
equilibrium modellen over migratie, hoewel het niet direct over migratie ging.
Eerste theorie over migratie, en waarschijnlijk meest invloedrijke, was de theorie van migratie die
voort komt van de neoklassieke economen, gebaseerd op principes als rationele keuze, nuts
maximalisatie, verwachte net return, factormobiliteit en loonsverschillen.
Het combineert een micro-perspectief van individuele besluitvorming en een macro tegenhanger van
structurele determinanten.
Op macro-level gaat de theorie over de ruimtelijke spreiding van productiefactoren die
reageren op verschillende relatieve prijzen. Migratie is resultaat van ongelijke geografische
spreiding van arbeid en kapitaal. Arbeiders gaan van landen/regio’s waar arbeid overvloedig
is en lonen laag naar arbeid-schaarse landen waar lonen hoog zijn. Hiermee dragen
migranten bij aan herschikking van productiefactoren en gelijkmaking van lonen tussen
landen op lange termijn.
Hiermee kan worden geconcludeerd dat in de neoklassieke beeld de oorsprong van migratie
wordt gezocht in verschillen in lonen tussen landen, wat weerspiegeling is van inkomens- en
welvaartsverschillen.
Micro-versie van neoklassieke theorie gaat in op redenen waarom individuen reageren op
structurele verschillen tussen landen/regio’s en migreren. Migratie is resultaat van
individuele beslissingen gemaakt door rationele actoren die hun welzijn willen verbeteren
door te verhuizen naar plekken waar meer beloning is voor hun arbeid in een mate die
voldoende is om tastbare en ontastbare kosten te compenseren.
Het is daarom een individuele, spontane en vrijwillige daad, die rust op de vergelijking tussen
huidige situatie en de verwachte netto winst van verhuizing en de resultaten van een kosten-
baten analyse.
In 3e kwart 20e eeuw was de overheersing van de neoklassieke overtuiging betwist, met beperkt
succes, door een gedachteschool aan de andere kant van het ideologische spectrum. Zij zagen sociale
processen in termen van conflict i.p.v. van equilibrium. In 1960s/70s, deze historisch-structurele
inspiratie met sterke Marxistische toon, werd belichaamd in de dependency theory, die meende dat
de evolutie van kapitalisme weg had vrijgemaakt voor een internationale orde bestaande uit centrum
geïndustrialiseerde landen en perifere agrarische landen, verbonden met ongelijke en asymmetrische
relaties. De voortuitgang van centrum was afhankelijk van exploitatie van periferie, waarvan de
ontwikkeling haperde door de ondergeschikte status. Onderontwikkeling werd gezien als een
bijproduct van ontwikkeling.
Deze theorie had weinig te zeggen over migratie en het ging meer over urbaan-rurale variëteit dan
de internationale tegenhanger.
De relatieve ondergang van de neoklassieke verklaring van migratie werd vooral veroorzaakt door
eigen intrinsieke tekortkomingen versterkt door de diepgaande veranderingen in aard en karakter
van internationale migratie sinds mid-1970s, niet zozeer door dependency theorie.
Migratie is sindsdien meer heterogeen en complex geworden.
The challenge of a changing reality
Migratie wordt steeds ingewikkelder, waardoor neoklassieke migratietheorie in problemen raakt:
- Eerste feit wat tegen de theorie in gaat is de verklaring waarom zo weinig mensen verhuizen,
gezien de enorme verschillen in inkomen, lonen en mate van welvaart tussen landen. Als
migratiestromen tussen landen waren volgens de voorschriften van neoklassieken, dan zou
het aantal internationale migranten veel hoger zijn.
Economische ongelijkheden zijn dus wel van belang maar niet voldoende voor
migratiestromen om plaats te vinden.
2
, - Tweede verbonden probleem van de theorie is de onmogelijkheid om differentiële migratie
te verklaren. Het kan namelijk niet verklaren waarom sommige landen relatief hoge
uitmigratie hebben en anderen, structureel overeenkomstige landen, niet.
Hetzelfde kan worden gezegd van verschillende immigratiescores onder ontvangende
landen.
Deze tekortkomingen kunnen terug worden herleid naar de één-dimensionaliteit van de theorie en
naar de uitsluiting van de politieke dimensie.
Het huidige internationale systeem, waarin vrije circulatie van arbeiders de uitzondering en restrictie
is op de regel, bevestigd nauwelijks het beeld van een ideaal milieu waarin individuen vrij en
spontaan bewegen om hun eigen interesse en nut te maximaliseren.
Restrictief toegangsbeleid reduceren mobiliteit en schikken toekomstige migranten af.
Deze factor kan worden meegenomen in berekening van toekomstige migranten, zowel
meegenomen als extra kosten als van een verergering van de onzekerheid van de investeringen. Dus
van invloed op kosten-baten analyse van het migreren.
Bijna alles kan worden vertaald in kosten en baten en vaak zelfs een bepaalde waarde in geld kan
eraan worden gegeven, maar de prijs van zulke pogingen is vaak praktisch irrelevant van de
bevinding dat mensen verhuizen om hun welzijn te verbeteren.
Kosten om obstakels te overkomen is vaak zo wankelend dat het de meerderheid van zij die willen
migreren alleen weerhoudt als er economische overwegingen zijn. Als zulke belemmeringen niet te
overkomen zijn, zou het niet logisch zijn om de beslissing te maken o.b.v. neoklassieke berekening.
Daarom zijn politieke factoren vandaag de dag veel invloedrijker dan ongelijkheden in loon in het
bepalen (im)mobiliteit en de selectiviteit van migratie kan beter worden verklaard in wettelijke
entitlements of persoonlijke karakteristieken in geval van niet-gedocumenteerde migratie, dan in
termen van loonsverschillen.
De verklaring van interne migratie is dan weer een ander verhaal. Mobiliteit is meestal niet
onbeperkt en de kosten van culturele adaptatie zijn lager.
De Europese Unie en migraties hierin zijn daarbij een speciaal voorbeeld.
Kritiek op neoklassieke migratietheorie:
- Geen focus op niet-economische factoren
- Reduceert mechanisch de determinanten van migratie
- Behandelt migranten en maatschappijen als homogeen
- Het heeft een statisch perspectief
- Het stelt migranten en arbeiders gelijk en negeert alle migratie die niet arbeidsmigratie is
The contemporary mosaic
In het laatste kwart van de 20e eeuw heeft internationale migratie grote veranderingen ondergaan.
Stromen werden mondiaal en heterogeen. Azië, Afrika en LA hebben Europa vervangen als
voornaamste oorsprongsregio.
Zowel relatieve volume als de aard van de arbeidsvraag in ontvangende samenlevingen is
veranderd.
Nieuwe restrictieve toegangsbeleiden kwamen op en nieuwe vormen van migratie gebaseerd
op entitlements kwamen op.
Vooral niet-gedocumenteerde stromen moesten geheimer worden
Sociale integratie in ontvangende landen werd minder
Transnationale ruimtes en gemeenschappen kwamen op
Migratie zou in nieuwe eeuw komen en theorieën volgen vaak deze feiten dus er kwamen nieuwe
theorieën over migratie. Vaak meer focus op internationale migratie, terwijl het in verleden meer
ging over interne migratie.
Door interesse in migratie en steeds complexere en differentiële realiteit ontwikkelde zich reeks aan
conceptuele en theoretische benaderingen. Het zijn vooral modificaties van voorgaande ideeën of
3
, adaptaties van theoretische raamwerken. Ze vormen dus niet een nieuw paradigma, maar een
kleurrijke, afwisselende mozaïek.
The new economics of labour migration
Een van de nieuwe en meest migratie-specifieke theorieën, de new economics of labour migration,
heeft zich ontwikkeld uit de neoklassieke traditie.
Het kan worden gezien als kritiek op de micro versie van neoklassieke theorie of variant die het
verfijnt en verrijkt met een aantal toevoegingen.
Het deelt de basis hoeksteen, namelijk rationele keuze, maar verschilt ervan dat de actor die zijn nut
wil verhogen meer de familie of het huishouden is dat de individuele migrant.
Migratie is een familiestrategie, niet zozeer om inkomen te maximaliseren maar om
inkomensbronnen te diversifiëren, om zo risico’s te minimaliseren.
Voor zover migranten inkomen willen maximaliseren, doen ze dit niet noodzakelijkerwijs in absolute
termen, maar relatief tot andere huishoudens in referentiegroep en nemen hiermee dus het oude
principe van relatieve deprivatie mee. Hoe meer ongelijk de distributie van inkomen in een
gemeenschap, hoe meer de relatieve deprivatie gevoeld wordt en hoe meer prikkels voor migratie.
De theorie heeft ook een aantal verbeteringen van de neoklassieke economie:
Centrale belang van loonsongelijkheden wordt gebagatelliseerd. Ze brengen niet per se
migratie met zich mee en zijn niet onmisbaar voor migratie om plaats te vinden. Het
benadrukt daarentegen de rol van families en huishoudens, onderstreept het belang van
remittances en geeft meer aandacht aan informatie en complexe interdependence tussen
migranten en context.
Toch de vraag of de punten wel genoeg onderling verbonden zijn voor een goede theorie en het niet
meer alleen kritiek is op de neoklassieke theorie. Enkele kritiekpunten:
- Gebrek aan theoretische autonomie en beperkte toepasbaarheid
- De contexten van migratie die het beschrijft zijn vooral bijzondere contexten,
gekarakteriseerd door decennia lange migratierelaties. Inspiratie van slechts klein aantal
voorbeelden.
- Het is niet echt toepasbaar voor verhuizing van gehele huishoudens.
- Het is alleen bezig met oorzaken van migratie vanaf sending kant.
Dual labour market theory
Het tegenovergestelde gebeurt met een andere theorie die bijdraagt aan beter begrip van huidige
realiteit, namelijk de dual labour market theory. Het besteedt aandacht aan zowel de receiving kan
van migratie en plaatst de verklaring op macro level van structurele determinanten.
Internationale migratie wordt volgens deze theorie veroorzaakt door permanente vraag van
buitenlandse arbeid die afstamt van intrinsieke karakteristieken van geavanceerde industriële
samenlevingen die resulteren in segmentatie van arbeidsmarkt.
Hoog ontwikkelde economieën vereisen buitenlandse arbeiders om banen te doen die native
arbeiders niet willen doen of worden ingevuld door vrouwen of jongeren.
Priore (1979) noemt vier factoren die verantwoordelijk zijn voor zulke vraag.
Zowel startpunt van deze theorie (feit dat er in geavanceerde economie permanente vraag is voor
buitenlandse arbeid) en de basic verklaring voor deze vraag (dat native workers deze laag betaalde,
onstabiele, ongeschoolde, gevaarlijke banen niet willen doen) zijn welbekend.
De meerwaarde van deze theorie ligt echter in het verklaren op een complexe en technische manier
waarom dit allemaal gebeurt. De theorie verklaart:
- Waarom er onstabiele en lage productiviteit banen zijn in geavanceerde economieën
- Waarom lokale arbeiders zulke banen vermijden
4