100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
AM: zenuwstelsel en farmacologie (samenvatting) €5,92
In winkelwagen

Samenvatting

AM: zenuwstelsel en farmacologie (samenvatting)

 8 keer bekeken  0 keer verkocht

Alles wat je moet weten voor het tentamen van zenuwstelsel en farmacologie HBO-V jaar 3 minor anesthesiemedewerker

Voorbeeld 4 van de 32  pagina's

  • 6 december 2024
  • 32
  • 2024/2025
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (2)
avatar-seller
lisavandenhoven1
AM: MEDISCHE KENNIS ZENUWSTELSEL/ FARMACOLOGIE
Bijeenkomst 1:
Als er neuronen doodgaan, komen ze niet terug, omdat neuronen geen stamcellen hebben en kunnen daardoor niet delen ⟶
kunnen na afsterven geen nieuwe zenuwcellen meer vormen.

Er zijn zo’n 100 miljard zenuwcellen in 1 paar hersenen aanwezig.

De 4 hoofdfuncties van het zenuwstelsel zijn:
1. Perceptie (waarneming)
2. Actie (aansturen van de spieren; bewust of onbewust)
3. Homeostase (evenwicht)
4. Abstract denken (in de prefrontale cortex)

De zenuwcellen geven informatie door middel van de dendrieten. Een zenuwcel heeft gemiddeld 7 dendrieten.

De belangrijkste cellen binnen het zenuwstelsel, de neuronen, communiceren met elkaar via actiepotentialen die door de
uitlopers van deze cellen voorgeleid worden. In exciteerbare (elektrisch stimuleerbaar) cellen (zenuwcellen en spiercellen)
kunnen actiepotentialen voorkomen. De voorgeleiding van de actiepotentiaal over de uitlopers van het neuron wordt ook wel
impulsgeleiding genoemd.

Het zenuwstelsel voert drie belangrijke functies uit:
1. Het interne en externe milieu meten
2. Informatie zintuigen integreren
3. Gewilde en ongewilde reacties van vele organenstelsels coördineren

Het zenuwstelsel kan verdeeld worden in twee grote gedeelten:
1. Het centrale zenuwstelsel (CZS)
Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg en integreren en coördineren de verwerking van sensorische informatie en
het doorgeven van impulsen aan de spieren. Hier liggen ook de hogere functies zoals intelligentie, het geheugen en
emoties.
2. Het perifere zenuwstelsel (PZS)
Alle communicatie tussen het CZS en de rest van het lichaam gaat via het perifere zenuwstelsel. Het perifere
zenuwstelsel omvat al het zenuwweefsel buiten het CZS. Het perifere zenuwstelsel bestaat ook weer uit twee delen:
a. Het afferente deel geleidt sensorische informatie vanuit receptoren in weefsels en organen naar het centrale
zenuwstelsel. Receptoren zijn sensorische structuren die veranderingen in de omgeving detecteren (intern of
extern).
b. Het efferente deel geleidt motorische opdrachten vanuit het centrale zenuwstelsel naar spieren en klieren. Deze
doelorganen en weefsels reageren door iets te doen en worden effectoren genoemd. Het efferente deel van het
perifere zenuwstelsel heeft twee delen:
→ Het somatische zenuwstelsel reguleert skeletspiercontracties.
Willekeurige contracties staan onder bewuste controle.
Onwillekeurige contracties zijn eenvoudige of complexe bewegingen die op een onbewust niveau
worden gereguleerd (reflex).
→ Het autonome zenuwstelsel reguleert automatisch het gladde spierweefsel, hartspierweefsel,
kliersecretie en vetweefsel, op onbewust niveau. Het autonome zenuwstelsel bestaat uit drie delen:
1. Het sympathische gedeelte (‘fight or flight’- reactie) ⟶ animaal
2. Het parasympatische gedeelte (‘rest and digest’- rectie) ⟶ vegetatief
3. Het enterische zenuwstelsel (netwerk van zenuwweefsel in de wanden van het
spijsverteringskanaal)

Neuronen zijn de basis functionele eenheden van het zenuwstelsel.
Neuroglia is het steunweefsel van het zenuwstelsel bestaande uit een fijn ondersteunend reticulum of netwerk waarin zich
typisch vertakte cellen, de neurogliacellen (ook wel gliacellen), bevinden.

CENTRALE ZENUWSTELSEL PERIFERE ZENUWSTELSEL
• Neuronen • Neuronen
• Gliacellen • Gliacellen
→ Oligodendrocyten → Schwann cellen
→ Ependymcellen → Satelliet cellen
→ Astrocyten
→ Microgliacellen

,Er zijn drie verschillende soorten bouw van een neuron:
1. Een multipel neuron: twee of meer dendrieten en één axon (meest voorkomend, aanwezig bij motorische zenuwcellen
die skeletspieren aansturen).




2. Een unipolair neuron: de dendrieten en het axon lopen in elkaar over en het cellichaam zit aan één zijde
(actiepotentiaal begint bij het uiteinde van de dendrieten en de rest van de uitlopers wordt als een axon beschouwd,
meeste sensibele neuronen van het PZS zijn unipolair).




3. Een bipolair neuron: één dendriet en één axon met het cellichaam daartussenin (klein en zeldzaam, komen voor in
speciale zintuigen waar ze informatie over zien, ruiken of horen vanaf zintuigcellen naar andere neuronen doorgeven).




Wat functie betreft worden neuronen in drie groepen verdeeld:
1. Sensorische neuronen (ongeveer 10 miljoen)
Vormen het afferente deel van het PZS. Sensorische neuronen ontvangen informatie van zintuigcellen die het
uitwendige en inwendige milieu waarnemen en daarna de informatie naar andere neuronen in het CZS doorgeven
(ruggenmerg of hersenen). De informatie kan worden doorgegeven aan een dendriet van een sensibel neuron of aan
een gespecialiseerde cel in een ander weefsel die met het sensibele neuron in verbinding staat. Receptoren kunnen
worden ingedeeld aan de hand van de informatie die ze registreren. Twee typen somatische zintuigen registreren
informatie over de buitenwereld of over onze lichaamshouding:
a. Externe receptoren leveren informatie over de uitwendige omgeving (aanraking, druk, pijn, temperatuur en
meer complexe zintuigen van reuk, zicht, evenwicht en gehoor).
b. Proprioceptoren registreren de positie en beweging van skeletspieren en gewrichten. Viscerale receptoren of
interne receptoren registreren de activiteit van het spijsverterings-, ademhalings-, bloedvaten-, uitscheidings-
en voortplantingsstelsel en zorgen voor gewaarwording van verwijding, diepe druk en pijn.
2. Motorische neuronen (ongeveer half miljoen)
Vormen het efferente deel en geleiden impulsen vanuit het CZS naar andere weefsel, organen en orgaanstelsels. De
perifere doelcellen waarmee ze in verbinding staan, worden effectoren genoemd. Neuronen in de twee efferente
gedeelten van het PZS zijn verbonden met afzonderlijke groepen effectoren. De somatische motorische neuronen van
het somatische zenuwstelsel zijn verbonden met skeletspieren, terwijl de visceromotorische neuronen van het
autonome zenuwstelsel met alle andere effectoren verbonden zijn, zoals de hartspier, glad spierweefsel en klieren.

, 3. Schakelcellen/ associatieneuronen (ongeveer 20 miljard)
Bevinden zich geheel in het centraal zenuwstelsel. Schakelcellen verbinden andere neuronen en zijn verantwoordelijk
voor het doorschakelen van sensorische informatie en voor de coördinatie van motorische activiteit. Hoe complexer de
reactie op een bepaalde prikkel, hoe groter het aantal schakelcellen dat daarbij is betrokken. Schakelcellen spelen ook
een rol bij alle hogere functies zoals het geheugen, plannen en leren.

Neurogliacellen vormen ongeveer de helft van het volume van het
zenuwweefsel en worden zowel in het PZS als het CZS aangetroffen,
maar het CZS heeft een grotere variëteit aan gliacellen. Het CZS bevat
vier typen gliacellen:
1. Astrocyten (grootste en meest talrijke neurogliacellen)
→ Astrocyten vormen samen met endotheelcellen van de
haarvaten de bloedhersenbarrière




→ Verbinden de neuronen met de capillairen en laten
vooral vetoplosbare stoffen door, andere stoffen
selectief; cytostatica en sommige antibiotica passeren
niet, maar drugs, alcohol en hypnotica wel
→ Geven chemische stoffen af waardoor de haarvaten van het centrale zenuwstelsel ondoorlaatbaar (niet- permeabel)
worden voor veel verbindingen, zoals hormonen en aminozuren die de functie van neuronen zouden kunnen storen
→ Vormen een structureel raamwerk voor neuronen van het CZS
→ Verrichten reparaties in beschadigde zenuwweefsel
2. Oligodendrocyten (kleinere cellichamen en minder uitlopers dan astrocyten)
→ Maken myeline. Myeline dient als elektrische isolator en verhoogt de snelheid waarmee een actiepotentiaal zich
langs het axon voortplant en versnellen dus de signaaloverdracht. Als er gemyeliniseerde axonen aanwezig zijn,
wordt dit de witte stof van het CZS genoemd. Ongemyelineseerde axonen worden de grijze stof van het CZS
genoemd (per oligodendrocyt- cel kunnen 50 tot 100 axonen gemyeliniseerd worden).
3. Microgliacellen (kleinste en minst talrijke neurogliacellen in het CZS)
→ Zijn fagocyterende cellen die zijn ontstaat uit witte bloedcellen. Verrichten beschermende functies zoals het
insluiten van cel fragmenten en ziekteverwekkers door middel van fagocytose.
4. Ependymcellen (eenvoudige plaveiselepitheelcellen)
→ Bekleden hersenholten (ventrikels) en het centrale ruggenmergkanaal in het CZS die met cerebrospinale vloeistof (=
liquor cerebrospinalis) zijn gevuld. Zorgen voor de vorming en het transport van liquor cerebrospinalis (kort; liquor).

In het PZS zijn twee typen neurogliacellen aanwezig:
1. Satelliet cellen
→ Omgeven en ondersteunen cellichamen in het PZS.
2. Schwann cellen/ neurolemmocyten
→ Omgeven elk axon buiten het CZS.
→ Op iedere plek waar een Schwann- cel een axon omgeeft, wordt het buitenste oppervlak van de Schwann- cel het
neurilemma genoemd. Terwijl een oligodendrocyt in het CZS-gedeelten van verscheidene axonen van een
mergschede kan voorzien, kan een Schwann- cel slechts één segment van één axon omgeven (bij het myeliniseren
van 1 axon zijn er meerdere Schwann- cellen nodig). Een Schwann- cel kan echter wel gedeelten van verschillende
ongemyelineseerde axonen omgeven.

Stappen van een pijnsignaal: (1) de nociceptieve receptor veranderd van
vorm, (2) de C- vezel synapst in de dorsale hoorn, (3) het signaal komt aan in
de thalamus en wordt verwerkt en (4) het signaal komt aan in de cortex.

Een neuron ontvangt informatie op zijn dendrieten en cellichamen en geeft
die informatie via zijn synapsknop door aan een andere cel. De uiteinden van
een neuron kunnen meters uit elkaar liggen, dus de communicatie is
afhankelijk van een actiepotentiaal.

, Een ionkanaal is een eiwit dat zorgt voor het passieve transport van ionen door het celmembraan van een cel. In het
zenuwstelsel maken ionkanalen de overdracht van signalen binnen zenuwcellen mogelijk door middel van actiepotentialen.

Lokale potentialen ontstaan wanneer een stimulus (bijvoorbeeld neurotransmitters) ionkanalen opent in dendrieten of het
cellichaam. Dit kan een depolarisatie (positiever) of hyperpolarisatie (negatiever) veroorzaken. Als de optelsom van deze lokale
potentialen de drempelwaarde (-60 mV) bereikt bij de axonheuvel, start een actiepotentiaal. De actiepotentiaal reist vervolgens
zonder verlies over het axon naar de synaps, waar het signaal wordt doorgegeven aan een ander neuron of doelcel.

Potentiaalverschil: wanneer positieve en negatieve ladingen gescheiden worden gehouden, als dit gescheiden wordt door een
membraan, wordt het ook wel membraanpotentiaal genoemd. De membraanpotentiaal van een ongeprikkelde cel wordt de
rustpotentiaal genoemd (= -70 mV).

Actiepotentiaal: een voorgeleide verandering van de membraanpotentiaal (in het axon). Begint met een verandering van de
doorlaatbaarheid van natriumionen. Om een actiepotentiaal te vormen moeten veranderingen optreden in
membraanpotentiaal (alles-of-niets, er bestaat niet iets als een ‘zwak’ impuls).

De natrium- kaliumpomp zorgt ervoor dat er per keer 3 natrium naar buiten pompt en 2 kalium naar binnen.




Om een actiepotentiaal te vormen, moeten veranderingen
optreden in de membraanpotentiaal. In een zenuw duurt het
actiepotentiaal 2 ms. De actiepotentiaal heeft altijd hetzelfde
verloop (duur en sterkte). Een cel kan maximaal 500
actiepotentialen per seconde vuren.

De zenuwimpuls gaat als volgt:
1. Rustpotentiaal
2. Extern signaal:
→ Chemisch
→ Fysisch (bijvoorbeeld licht op het netvlies of druk
op de huid)
3. Invloed op:
→ Ionenknaal (meestal natrium)

Alle cellen hebben een rustpotentiaal, maar alleen spier- en
zenuwcellen kunnen een actiepotentiaal genereren. De
belangrijkste principes bij een actiepotentiaal zijn:
1. Dat de natriumconcentratie op een gegeven moment de drempelwaarde haalt (-60 mV), waardoor natrium supersnel
de cel binnen stroomt. Net iets later gaat het kalium pas (bij +30 mV).
2. Een actiepotentiaal is altijd hetzelfde. Er bestaat geen sterke of zwakke actiepotentiaal.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lisavandenhoven1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,92. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,92
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd