Inleiding in de pedagogiek: opvoeding
Tentamen maandag 25 november 2024 van 09:00-11:00 uur in het USC
Hertentamen maandag 27 januari 2025 van 09:00-11:00 in het USC
55 meerkeuzevragen over de opgegeven literatuur en de collegestof
Ieder college wordt opgenomen en na afloop van de collegeserie,
gedurende één week, beschikbaar gesteld via Brightspace!
Literatuur:
1) Pedagogiek in Beeld: Een inleiding in de pedagogische studie van
opvoeding, onderwijs en hulpverlening (PiB)
- H1 en H2
- H4
- H12
- H11
- H13
- H7 en H8
2) Opgroeien in het hedendaagse gezin: Inleiding in de gezinspedagogiek
(OihhG)
- H1
- H5
- H2, H3, paragraaf 4.2
- Paragraaf 4.3, 4.7, 6.3, 6.4, 6.5, 6.9
- Paragraaf 4.4, 6.6, 6.8
- H8 en H9
- paragraaf 3.4
- H10
- H7
3) Hrdy, S. B. (2007). Evolutionary context of human development: The
cooperative breeding model. In: Family relationships: An evolutionary
perspective, 39-68.
4) Epstein, N.B., Bishop, D.S., & Levin, S. (1978). The McMaster model of
family functioning. Journal of Marriage and Family Counseling, 4, 19-31.
5) Opvoeding over de Grens H7 (wordt beschikbaar gesteld via
Brightspace
6) Conger R.D. & Donnellan, M.B. (2007). An interactionist perspective on
the socioeconomic context of human development. Annual Reviews in
Psychology, 58, 175-199.
,Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: Introductie............................................................................3
Weblecture: Methoden van pedagogisch onderzoek....................................9
Hoorcollege 2: Gehechtheidstheorie (Thema 1: Het microsysteem: Ouder
en kind)......................................................................................................16
Hoorcollege 3: Opvoedingsstijlen en -praktijken (Thema 1: Het
microsysteem: Ouder en kind)...................................................................25
Hoorcollege 4: De geschiedenis van het gezin (Thema 2: Het
microsysteem: Het gezin)..........................................................................37
Hoorcollege 5: Gezinssamenstelling en gezinsfunctioneren (Thema 2: Het
microsysteem: Het gezin)..........................................................................43
Hoorcollege 6: Relaties binnen het gezin: partners, broertjes en zusjes
(Thema 2: Het microsysteem: Het gezin)...................................................53
Hoorcollege 7: Kinderopvang, gastouders en grootouders (Thema 3: Het
micro- en mesosysteem: Opvoeders buiten het gezin)..............................62
Hoorcollege 8: Opvoeding in kindertehuizen en adoptiegezinnen (Thema 3:
Het micro- en mesosysteem: Opvoeders buiten het gezin).......................76
Hoorcollege 9: Exosysteem (Thema 4: Het exo-, macro- en chronosysteem:
Context rondom kind en opvoeders)..........................................................92
Hoorcollege 10: Macro- en chronosysteem (Thema 4: Het exo-, macro- en
chronosysteem: Context rondom kind en opvoeders)..............................102
Opdracht 1: Samen leren eten.................................................................115
Opdracht 2: Oefen met stof uit weblectures onderzoek...........................124
Voorbeeldvragen tentamen......................................................................128
Leerdoelen cursus:
Kennis en inzicht in
- Fundamentele theorieën rondom opvoeding;
- De manier waarop wetenschappelijk onderzoek wordt ingezet
binnen pedagogiek;
De geschiedenis van opvoeding;
De vaardigheid deze wetenschappelijke kennis en inzichten op
basaal niveau toe te passen op opvoedingsvraagstukken;
, Een professionele houding ten opzichte van
opvoedingsvraagstukken.
Hoorcollege 1: Introductie
Leerdoelen college:
1. Weten wat Pedagogische Wetenschappen bestudeert;
2. Uit welke deelgebieden het bestaat;
3. Wat we verstaan onder opvoeding;
4. Wat de theoretische modellen van Bronfenbrenner, Belsky en
Sameroff over opvoeding te zeggen hebben;
5. Hoe we die modellen gaan gebruiken in dit vak.
1. Weten wat Pedagogische Wetenschappen bestudeert;
Pedagogische wetenschappen (PW)
= Wetenschap die de OPVOEDING EN ONTWIKKELING, het ONDERWIJS en
de HULPVERLENING aan kinderen, jongeren, en volwassenen in een
afhankelijkheidsrelatie bestudeert, veelal met het oog op verbetering van
de praktijk.
* volwassenen in een afhankelijkheidsrelatie; mensen die afhankelijk zijn
van de zorg. Vaak lichamelijke of psychische aandoening. Bv.
gehandicaptenzorg.
2. Uit welke deelgebieden het bestaat;
Deelgebieden PW:
Algemene/gezinspedagogiek
(dit vak) (Leiden: Opvoeding en ontwikkeling) (Neuropedagogiek)
Onderwijs
(inleiding in de pedagogiek: Onderwijs, blok 3)
Orthopedagogiek: problematische opvoeding en ontwikkeling
(inleiding in de klinische pedagogiek, blok 4)
Ontstaan van PW:
Basisassumptie: we hebben invloed op die ontwikkeling
Hebben we daar altijd zo over gedacht? (nee)
,Nature versus nurture = basis PW
Nature = aangeboren (genetisch bepaald)
Nurture = aangeleerd (door omgeving meegegeven)
Three identical strangers
Documentaire Netflix
Drieling gescheiden bij geboorte, opzettelijk geplaatst bij 3
verschillende gezinnen met verschillende achtergronden (SES) en
opvoedingsstijlen, ZEER onethisch experiment (mensen wisten niet
dat ze meededen aan een experiment én omdat de jongens pas
later zijn gescheiden)
Aanvankelijk: nature. Later: nurture.
“Geboorte” PW:
Gelijk op met ontwikkelingen binnen psychologie: zie Inl. in de
Psychologie
Met o.a. Freud verschuiving van nature naar nurture
- Oorzaak psychische problemen niet alleen lichamelijk, maar juist
vanuit ervaringen in de vroege jeugd
- Opvoeding werd een potentieel grote risicofactor voor
problematiek verdient ondersteuningen begeleiding
- Oprichting Medisch Opvoedkundige Bureaus (MOBs; 1928-1983)
Eerste hoogleraren PW in NL 1918-1926 (Leiden: Casimir)
Van filosofie naar empirie
Pedagogiek oorspronkelijk ingebed in geesteswetenschappen
filosofisch
Geleidelijk focus verschoven naar diagnosticeren en behandelen van
problematiek (orthopedagogiek)
Moderne pedagogiek:
- Empirisch (zie weblecture dr. Van der Voort) = wetenschappelijk
data verzamelen met proefpersonen
- Normatief element: “Visie of idee over wat wenselijk en haalbaar
is in de opvoeding”
- Bv: Vertalen wetenschapsbevindingen naar praktisch advies (en
dat weertoetsen)
Nature, nurture, empirie en vertalen: een voorbeeld;
, Geef ouders optimale ondersteuning bij introductie gezonde voeding
Werkt tot 18 maanden, daarna zakt effect weg
Moeilijk eetgedrag neemt toe: opkomst fase voedselneofobie (= de
angst voor en afwijzing van voedsel dat niet of onvoldoende bekend
is) waarschuwing lichaam; niet alles kan gegeten worden (nu er
gelopen kan worden en dus kinderen zelf alles kunnen pakken)
Nurture “verliest” van nature
3. Wat we verstaan onder opvoeding;
Pedagogische wetenschappen (PW)
= Wetenschap die de OPVOEDING EN ONTWIKKELING, het ONDERWIJS en
de HULPVERLENING aan kinderen, jongeren, en volwassenen in een
afhankelijkheidsrelatie bestudeert, veelal met het oog op verbetering van
de praktijk.
Opvoeden… wat is dat?
Waar denk jij aan bij het woord “Opvoeden”?
Opvoeden, steunen, helpen, ontwikkelen, coachen, verzorgen,
begeleiden, ouderschap, kind, regels, normen en waarden, grenzen
stellen, discipline, kennis overdragen, straffen, voorbereiden op de
samenleving, zorgen voor, voorzien in basisbehoeften,
voorbeeldfunctie, etc.
Waar denkt de Professor aan bij opvoeden?
Kinderen een zo goed mogelijke basis meegeven zodat ze zullen
floreren, nu en als volwassenen. Vb. Annabelle.
Is opvoeden alleen voor ouders?
Nee! Door de gehele maatschappij;
Grootouders
Kinderdagverblijf
Leerkrachten
School
Vrienden, brusjes
Boeken
Films
Social media
Buurt
, Clubs
Religie
Cultuur
Mondiale ontwikkelingen
Politiek, etc. etc.
4. Wat de theoretische modellen van Bronfenbrenner, Belsky en Sameroff
over opvoeding te zeggen hebben;
Bronfenbrenner = Sociaal Ecologisch Model
Ecologie = omgeving
Sociaal model; het gaat om de sociale lagen om het kind heen. Niet de
fysieke omgeving.
Micro = De directe omgeving van een individu (het kind). Zoals familie,
vrienden, school en werk, waarin dagelijkse interacties plaatsvinden.
Meso = De relaties en interacties tussen verschillende microsystemen.
Zoals de samenwerking tussen school en ouders.
Exo = Omgevingen waarin het individu niet direct participeert, maar die
indirect invloed uitoefenen. Zoals het werk van ouders.
Macro = De bredere maatschappelijke en culturele context. Zoals normen,
waarden, en wetten die de andere systemen beïnvloeden.
,Chrono = De invloed van tijd en levensgebeurtenissen op de ontwikkeling
van het kind, zowel persoonlijke als historische veranderingen. Bv. Oorlog
of de coronapandemie.
Bronfenbrenner toegepast:
Boaz (5 jaar) vertoont externaliserend (=naar buiten toe,
tegenovergestelde van internaliserend wat naar binnen toe treden
betekent) probleemgedrag
Micro: onveilige gehechtheidkind-ouder, negatieve
opvoedstijlouders, veel verschillende microsystemen (gescheiden
ouders, grootouders, bso)
Meso: weinig consistentie in opvoedstijlen regels tussen
verschillende vormen van opvang. Ook weinig communicatie
onderling
Exo: in vriendenkring ouders is hardhandig disciplinerende norm.
Vader veel wisselingen in werk waardoor geldstress
Macro: religieuze overtuiging van ouders legt meer nadruk op nature
dan nurture
Chrono: scheiding ouders
IN HULPVERLENING ZAL ALLES INVLOED HEBBEN OP THERAPIE-
EFFECT
Belsky = Sociaal-contextueel procesmodel van opvoeding
Waaróm gedragen bepaalde personen of systemen zich zoals ze zich
gedragen?
,Sameroff = Transactioneel model
Is het éénrichtingsverkeer van opvoeder naar kind?
Nee!
5. Hoe we die modellen gaan gebruiken in dit vak.
Bronfenbrenner & dit vak:
Microsysteem
Van klein naar groot:
- Ouder en kind (C2 en 3)
- Het gezin (C4-C6)
- Zorg buiten het gezin (C7 en 8)
Mesosysteem
- Hoe beïnvloeden de verschillende microsystemen elkaar? (C5-8)
Ecosysteem (C9)
Macro- en chronosysteem (C10)
Belsky & dit vak:
Zie o.a. C3 en 9
Sameroff & dit vak:
Zie o.a. C3 en pedagogiek (jaar 3)
Conclusie:
PW bestudeert de OPVOEDING en ONTWIKKELING van kinderen en
jongeren, rekening houdend met alle sociale lagen die om het kind
heen staan.
Opvoeding relevant voor alle deelgebieden van PW.
Let’s start there!
,Weblecture: Methoden van pedagogisch
onderzoek
In deze filmpjes meer over het doel van (pedagogisch onderzoek). Gelinkt
aan de pedagogische opleiding.
Filmpje 1
1. Empirisch analytisch onderzoek
Zoektocht naar kennis, de ‘waarheid’
1.1 Kenmerken
Op basis van concrete waarneming, realiteit (= empirie)
Systematisch, stap voor stap
1.2 Empirische cyclus
= Cyclus van onderzoek waarbij je die realiteit gaat observeren. Deze ga je
gebruiken om jouw ideeën te toetsen.
Observatie (waarneming)
= kijken om je heen wat er aan de hand is en er gebeurd.
Inductie (hypothesevorming)
= Waar een stelling (hypothese) uit komt; dan zal het wel mogelijk
zijn dat … Bv. Als moeders sensitief zijn dan gaan hun kinderen ook
heel pro-sociaal gedrag laten zien
, Deductie (voorspellingen doen)
= Een toetsbare vraag formuleren. Deze vraag moet je ook in je
onderzoek kunnen testen.
Toetsen (experiment)
= Wat komt er uit het onderzoek. In hoeverre komt dat wat jij in je
onderzoek gevonden hebt nou overeen bij je eerdere observatie en
hypothese? Ondersteuning of verwerping
Evaluatie (conclusie trekken)
= Hypothese evalueren; verwerpen of aanpassen. Kan ook tot
nieuwe vragen leiden, waardoor de cyclus weer opnieuw begint.
Dit is een vereenvoudigde weergave (de kern), maar in het boek staat een
meer uitgebreide versie.
2. Meten is weten?
2.1 Betrouwbaarheid
Bestaand of nieuw instrument?
Instrument past bij doel
Bv. externaliserend probleemgedrag meten
Bv. sensitiviteit van de moeder
Bv. traumasymptomen
Nauwkeurige operationalisaties
Als je iets operationaliseert dan maak je iets meetbaar.
Bv. probleemgedrag is een score op dit specifieke instrument. Een
veelgebruikt instrument is de Child Behaviour Checklist.
Toevallige en systematische fouten beperken
Toevallige fouten = Bv. de interpretatie van vragen verschilt. Bv.
Collega’s die net iets anders observeren.
Systematische fouten = Fouten waarbij je niet meet wat je
beoogd te meten.
Bv. Gewicht willen meten, maar vervolgens centimeters gebruiken.
Betrouwbaarheid en validiteit bepalen
Betrouwbaarheid = Als je hetzelfde nog een keer zou doen, zou je
dezelfde resultaten krijgen.
Validiteit = Dat wat je aan het meten bent, is ook precies datgene
dat je wilt meten. Dus dat je niet per ongeluk een ander concept te
pakken hebt.
2.2 Het belang van replicatie
= Onderzoek herhalen. Dus bijvoorbeeld herhaaldelijk zien dat de