Leerstof kennistoets 4.1
Informatietechnologie
Les 3.1
de risico's van het gebruik van ICT in de zorg benoemen en inschatten;
- datadragers kwijtraken: persoonlijke gegevens op straat (AVG, NEN 7510, meldplicht
datalekken)
- ‘inbreken’: data openbaar maken, veranderen of verwijderen (NEN 7510, meldplicht
datalekken)
- je geeft (onbedoeld) toestemming om je date te gebruiken/openbaar te maken (AVG,
privacysettings -> appcheck)
mogelijke oorzaken:
- medewerkers
- computerapparatuur
- software
- verbinding
- server
- computer hulpvrager
- hulpvrager
- diensten van derden
veiligheidsproblemen:
- virussen
- ongewenste email
- diefstal
- uitval van kritieke systeem
- hacking internet systeem
- onbevoegd toegang
- denial of service aanval
- fraude
- onbereikbaarheid
- uitlekken gegevens
- openbaar maken foutieve gegevens
- imagoschade
risicomanagement: het voorkomen of beperken van schade door risico’s
- risico = kans x gevolg
- Risico- analyse volgens de PDCA cyclus
, de aanleiding, werking en consequenties van de 'Norm informatiebeveiliging in de zorg (NEN7510)'
en de 'Meldplicht Datalekken' beschrijven;
informatiebeveiliging is het behouden van de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van informatie:
- Beschikbaarheid: informatie en diensten zijn er niet op het moment dat ze nodig zijn.
- Vertrouwelijkheid: informatie en diensten zijn alleen toegankelijk voor bevoegde personen.
- Integriteit: informatie is juist en volledig en diensten functioneren correct.
Bij de gezondheidszorg is dit een combinatie van bijzondere functionele eisen met bijzonder risico.
NEN 7510: norm voor informatiebeveiliging in de zorg:
- geeft handvatten ( geeft aan wat een organisatie moet doen om informatie te beveiligen,
maar bevat geen expliciete aanwijzingen voor specifieke technische maatregelen)
- systeem, geen eenmalige oefening
- kwaliteitsnorm, geen wet
- controle door Inspectie Gezondheidszorg (IGZ)
Voor patiëntveiligheid geeft de Kwaliteitswet Zorginstellingen de wettelijke grondslag, voor de privacy zijn dit
de AVG en WGBO.
Aanvullingen voor de zorg:
- NEN 7512: vertrouwensbasis voor gegevensuitwisseling
- NEN 7513: Logging, dat wil zeggen het vastleggen van acties op het elektronisch
patiëntendossier, zodat achterhaald kan worden wie er toegang heeft gehad tot het dossier.
- NEN 7421: toegang tot patiëntgegevens
Meldplicht datalekken: alle maatregelen ter verkleining van het risico. Wanneer er schade wordt toegedaan
aan de persoon in kwestie moet diegene ingelicht worden.
Datalekken: ongeoorloofde of onbedoelde toegang tot persoonsgegevens bij een organisatie.
Kernpunten voor informatieveiligheid:
- Beleid en organiseren
- Beheren
- Beveiligen
- Registreren
- Continuïteit garanderen
Beheermiddelen:
1. Overzicht van wat er is
2. Verantwoordelijkheid beleggen
3. ICT beheren en onderhouden
4. Gegevens classificeren: risico’s bij verlies, beschadiging of ongeoorloofde toegang
Maatregelen:
- Preventief: regelmatig updates uitvoeren of gegevens versleutelen.
- Repressief
- Overdragen – uitbesteden
- Acceptatie
Beveiligen:
- Personeel: screenen, opleiden, risicobewust, rechten stoppen bij uit dienst, maatregelen bij
overtreding.
- Fysieke ruimte afsluiten
- Toegangsbeveiliging
- Back- up, firewall, antivirus, etc.
, les 3.3
uitleggen wat een database is en waarvoor deze in de medische wereld worden gebruikt;
een database of databank is een digitale verzameling van gegevens of data. Het is een soort bestand waarin
gegevens geplaatst en met elkaar verbonden worden.
Bijna elke website, programma of applicatie maakt gebruikt van een database. Een database zelf is opgebouwd
uit één of meerdere tabellen. Hierin worden alle mogelijke gegevens netjes bewaard zodat ze nadien snel
kunnen worden opgevraagd.
Voordelen:
- gegevens kunnen eenvoudig worden toegevoegd.
- Gegevens kunnen snel worden opgezocht.
- Gegevens kunnen worden gefilterd. Hierdoor worden gewenste gegevens zichtbaar gemaakt.
- Gegevens kunnen gemakkelijk worden gewijzigd of verwijderd.
de begrippen en afkortingen database, SQL, (R)DBMS, client, server, front-end en back-end
gebruiken in een gesprek met een ICT'er
elke tabel bestaat uit één of meerdere kolommen of velden. In een tabel komen gegevens te staan. Alle
gegevens van één kolom of veld heet een rij of record.
In elke tabel moet een primaire sleutel of unieke waarde aanwezig zijn. Dit is een kolom of veld dat uniek is
voor alle records.
Tussen de verschillende tabellen kunnen relaties ontstaan.
SQL: structured query language is de standaard taal voor relationele databases. Het is een gestandaardiseerde
taal die gebruikt kan worden voor taken zoals het bevragen en het aanpassen van gegevens in een relationale
database.
(R)DBMS: database management systeem: hiermee wordt een systeem aangeduid dat als database opgeslagen
gegevens ontsluit, bewaakt en beheert.
Cliënt:
Server: een server is een computer die, of een programma dat diensten verleen aan cliënts.
Front-end: het gedeelte van het internet wat je als gebruiker ziet en waar je ook interactie mee uit kunt voeren.
Back-end: bestaat meestal uit een server, een applicatie en een database. Deze drie actoren zorgen ervoor dat
alles ten alle tijden werkt wanneer je bijvoorbeeld een nieuwe telefoon gaat bestellen.
les 3.4
begrippen als server, html, host, webdesign, webdevloper, cms, en andere aan webdesign en
webdevelopment gerelateerde termen,uitleggen;
html: hypertext markup language, is een opmaaktaal voor websites.
Server: een server is een zwaar uitgeruste computer die is staat is door veel mensen gelijk benaderd te kunnen
worden.
Host: een hosting-provider heeft grote ruimtes met heel veel servers, waarop een heleboel websites draaien.
Zij hebben de ervaring van het beheren van de servers, waarop weer een heleboel websites draaien. Ze maken
back-ups en zorgen ervoor dat bij eventuele brandschade, een andere locatie kan worden ingeschakeld met
dezelfde servers.
Webdeveloper: een webdeveloper is degene die het werk van een webdesigner omzetten in een werkende
website. Zij vertalen het beeld in een functionele site waar je op kunt klikken, door heen kunt bladeren, en
waar interactie mogelijk is.
Cms: content management system. Dit is een database applicatie dat tot doel heeft dat content eenvoudig
door de ‘’eigenaar’’ van de website kan worden bijgewerkt. De eigenaar van de website kan gemakkelijk zaken
toevoegen.
, Les 4.1
uitleggen wat sensoren zijn, hoe ze werken en waar ze wel en niet voor kunnen worden ingezet in
zorg en welzijn;
een sensor is een instrument dat een gemeten grootheid (input) omzet in een (output) signaal. Het
outputsignaal kan op zijn beurt weer leiden tot een handeling of actie via een actuator. Een sensor kan
daardoor worden vergeleken met een zintuig.
Een sensorsysteem kun je dus opdelen in:
1. input
2. sensor
3. outputsignaal
4. actuator
een sensorsysteem kun je gebruiken om iets te meten, zoals bijvoorbeeld van de thermometer en de
gassensor. We spreken dan van een meetsysteem.
Maar je kunt ook inpassen als onderdeel van een controlesysteem. Hierbij wordt de input continu gemeten en
bijgesteld. De output van de sensor bepaalt daarbij hoe de te meten grootheid wordt aangepast door de
actuator.
Eigenschappen van sensoren:
- gevoeligheid(sensitiviteit)
dit geeft aan hoe goed de sensor kleine veranderingen van de inputgrootheid kan waarnemen.
- herhaalbaarheid/reproduceerbaarheid
de mate waarin de sensor dezelfde waarde van de grootheid meet in dezelfde omstandigheden
- respons-tijd
de tijd die het duurt voor de weergegeven waarde op een bepaald percentage van de uiteindelijke output is.
- Levensduur
Hoe lang de sensor meegaat
- Bereik
De waarden waartussen de sensor meet. Er zijn minimum en maximumwaarden
- Uitwisselbaarheid
De maximale fout wanneer een individuele sensor wordt vervangen door een soortgelijke sensor.
- Selectiviteit
De mate waarin een sensor reageert waarop hij moet reageren.
- Drift
Het langzaam veranderen van de output, zonder dat de input verandert. Dit kan komen door fysische
veranderingen in de sensor of door invloed van de omgeving.
- Kalibratiecurve
In een kalibratiecurve kun je enkele eigenschappen van sensoren weergeven. In een kalibratiecurve zet je op de
horizontale as de te meten grootheid en op de verticale as het output signaal van je sensor. Door de twee
waarden tegen elkaar uit te zetten in een grafiek, creëer je een kalibratiecurve.