Leerdoelen en lesstof fysiologie
Blok 2.1
Hoorcollege 1 vitaminen en mineralen
Leerdoelen
• Je legt uit wat vitaminen, mineralen en spoorelementen zijn en benoemt belangrijke
functies in het lichaam.
Wat zijn vitaminen?
Vitaminen zijn organische stoffen. Vitaminen leveren geen energie. Dit is alles wat leeft. Een
kernmerk is dat een organische stof een koolstofverbinding met waterstofatomen heeft.
Vitamines zijn betrokken bij de regulatie van lichaamsprocessen. Ze leveren zelf geen
energie. Van vitaminen heb je maar kleine hoeveelheden nodig. Ze zijn wel essentieel. We
moeten ze dus via de voeding binnen krijgen, omdat het lichaam ze niet of in onvoldoende
maten kan aanmaken. Het zijn losse/individuele eenheden: moleculen. Ze komen voor in de
voeding van nature of ze zijn synthetisch geproduceerd.
Je hebt wateroplosbare vitamines (vit C en de B vitamines) en vetoplosbare vitamines
(vitamines D, E, K en A). Wateroplosbare vitamines worden direct via de darmen opgenomen
in het bloed. Vetoplosbare vitamines moeten door middel van micellen de darmcel in en
daar worden ze verpakt tot chylomicronen. Dan gaan ze via het lymfe naar de lever en
bloedvaten. Wateroplosbare vitamines verlaten het lichaam via de urine en kan je niet
opslaan in het lichaam. Wateroplosbare vitaminen moet je dan ook regelmatiger binnen
krijgen dan vetoplosbare vitaminen. Vetoplosbare vitaminen kan je namelijk opslaan.
Functies vitaminen:
- cruciaal voor normaal functioneren, groei en onderhoud van lichaamsweefsels
De absorptie
Maag Fe3+ / Ferro-/Fe(II) → Fe3+/Ferri-/Fe(III)
Duodenum Fe3+, vocht en Na+, calcium, ijzer en magnesium
Wateroplosbare vitaminen
Vetoplosbare vitaminen
Jejunum proximaal 100-200 cm Vocht en Na+, koolhydraten, vetten en eiwitten
Vetoplosbare vitaminen
Wateroplosbare vitaminen
Jejunum Vocht en Na+, koolhydraten, vetten en eiwitten
Wateroplosbare vitaminen
Ileum Vocht en Na+, eiwitten
Wateroplosbare vitaminen
Terminale Ileum Vocht en Na+, galzure zouten
Vitamine B12
Colon Vocht en Na+, K+, korte keten vetzuren
Vitamine K
Na+ is een kation (een ion deeltje)
Wat zijn mineralen?
Mineralen zijn net als vitaminen micronutriënten. Je hebt ze in hele kleine hoeveelheden
nodig. Mineralen zijn anorganische stoffen (waar de dode natuur uit is opgebouwd). Ze zijn
, essentieel. We moeten ze dus ook via de voeding binnen krijgen, want we kunnen ze zelf
niet maken. Mineralen veranderen niet tijdens de vertering of bereiding van voedsel. Het
zijn atomen/ionen (het kleinste wat er bestaat). Opgelost hebben ionen een bepaalde
lading: normaal gesproken niet. Kan dan namelijk weefsels beschadigen.
Functies mineralen:
- regulatie: vochtbalans, zenuwgeleiding, spiercontractie en enzymactiviteit (activeren,
versnellen).
- structuur: in botten en tanden
Wat zijn spoorelementen?
Spoorelementen hebben dezelfde kenmerken als mineralen. Alleen een verschil in behoefte:
- mineralen > 100 mg/dag
- spoorelementen < 100 mg/dag
Functies spoorelementen:
Zelfde als mineralen.
• Je benoemt factoren die de beschikbaarheid van vitaminen en mineralen kunnen
beïnvloeden.
- Bioavailability of biobeschikbaarheid
- Hoeveel van de ingenomen hoeveelheid daadwerkelijk geabsorbeerd wordt.
- efficiëntie vertering
- andere componenten uit de voeding
- bereiding
- competitie
- behoefte (als je niet zoveel nodig hebt kan de opname ook afgeremd worden)
- ziekte
• Je legt de termen deficiëntie en toxiciteit uit aan de hand van enkele voorbeelden.
Deficiëntie (tekort) voorbeeld:
Vitamine A
Nachtblindheid kan ontstaan. Vitamine A is namelijk een belangrijk onderdeel van de
pigmentstof in de staafjes. De staafjes zorgen ervoor dat je goed kan zien bij schemer
licht/weinig licht. Hier zit een pigmentstof in: heet rodopsine. Rodopsine is een combinatie
van het eiwit opsine met een bepaalde vorm van vitamine A. Als er licht op valt veranderd
de structuur van retinal waardoor een signaal wordt doorgegeven. Wanneer er dus te weinig
vitamine A is kan je dus minder goed zien bij weinig licht. Dit wordt nachtblindheid
genoemd. Voor een korte periode een tekort kan omkeerbaar zijn door middel van
supplementen. Bij langer: vorm van blindheid, omdat het weefsel al te erg beschadigd is.
Toxiciteit (te veel) voorbeeld:
Vitamine A
, Bij een te veel aan vitamine A krijg je zwakke botten en kunnen er aangeboren afwijkingen
tijdens de zwangerschap ontstaan. Een open gehemelte of een open ruggetje bijvoorbeeld.
• Je legt de functie, opname, opslag, uitscheiding, toxiciteit en deficiëntie van de
verschillende vitaminen en mineralen uit.
Wateroplosbaar Vetoplosbaar
B vitaminen en vitamine C vitamine A, D, E, K
Absorptie Direct naar het bloed In chylomicronen
Via lymfe naar het bloed
Transport Vrij Mbv eiwitten
Opslag in het lichaam Circuleren vrij in waterige Opslag in verschillende
milieu weefsels (met name in lever-
en vetcellen)
Excretie Via de nieren Blijft in vetdepot
Risico voor toxiciteit Laag Hoger
Soms met hoge intake Makkelijk te bereiken met
supplementen
Vitamine D en K worden ook in het lichaam gemaakt.
Hoorcollege 2 Water- en zouthuishouding
Leerdoelen
• Je legt het belang en de regulatie van vocht in het lichaam uit.
Functies van water
- Warmte regulatie
- Water is hitte bestendig: er is best veel energie nodig om water op te warmen in ons
lichaam. Het water is een soort buffer voor warmte die vrij komt. Zorgt voor
temperatuurregulatie.
- Afkoelen (door zweten): wanneer het lichaam te warm wordt.
- Oplosmiddel: voor allerlei stoffen in ons lichaam, voor het vervoer van deze stoffen
bijvoorbeeld.
- Reagent: een hulpstof die ervoor zorgt dat allerlei reacties in het lichaam kunnen verlopen.
Veel stoffen moeten opgelost zijn om reacties te kunnen maken.
- Metabolisme
- pH balans
- Transport
- Afvoer van afvalstoffen: stoffen en gassen kunnen door middel van water door het
lichaam.
- Mechanische functies
- Schok absorptie: vruchtwater bijvoorbeeld bij een zwangere vrouw.
- Bescherming ogen: traanvocht
- Smeermiddel: speeksel in de mond
, • Je geeft de vochtverdeling in het lichaam weer.
Atomair niveau: 61% zuurstof, 23% koolstof, 10% waterstof en overig (N, Ca, P)
Moleculair niveau: 60% water, 19% vet, 15% eiwit en overig (mineralen)
Cellulair niveau: 66% celmassa, 34% extra cellulair water en vaste stof (bot)
Weefselniveau: 40% skeletspier, 21% vet, 7% bot, 8% bloed en overig (huid, lever)
Lichaamsniveau: 79% vetvrije massa (met name spierweefsel en botweefsel, bestaat vooral
uit water), 21% vetmassa (vooral vet, bevat een stuk minder water dan vetvrije massa)
Verschillen in samenstelling
Mannen hebben meer vocht: hebben vaak een hogere spiermassa. Spiermassa bevat meer
water dan vetmassa. Vrouwen hebben meer vetmassa, dus ook minder water. Kleine
kinderen en baby’s hebben veel water: weinig vet, maar ook nog weinig spieren. Hierdoor