100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting klapper, testtheorie, pre-master Orthopedagogiek SPO Groningen, 2020 €3,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting klapper, testtheorie, pre-master Orthopedagogiek SPO Groningen, 2020

3 beoordelingen
 104 keer bekeken  2 keer verkocht

Samenvatting van de klapper dat bestaat uit extra stof, bovenop het boek 'testtheorie' voor het vak 'testtheorie'. Dit vak wordt gegeven o.a. tijdens de pre-master Orthopedagogiek aan het SPO/ de RUG Groningen.

Voorbeeld 2 van de 6  pagina's

  • 31 maart 2020
  • 6
  • 2019/2020
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (13)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: annastockmann • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: dijk1560 • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: ttnauta • 4 jaar geleden

avatar-seller
xjeaninexx
Samenvatting klapper, testtheorie
1. Het schrijven van items.
Hoofdregel: De constructeur bedenkt veel meer items dan dat er uiteindelijk nodig zijn, zodat de
minder gelukte exemplaren kunnen worden weggegooid.

1.1. Eisen voor toetsopgaven.
6 eisen waaraan een goed item moet voldoen:
1. Relevantie:
Gebrek aan relevantie treedt op als een vraag een beroep doet op kennis en/of vaardigheden die
niet nodig/belangrijk zijn voor wat men wilt meten.
2. Objectiviteit:
Vragen zijn objectief wanneer het goede antwoord niet een kwestie van smaak/mening is. Het is
met feiten te onderbouwen.
3. Specificiteit:
Een opgave is specifiek wanneer alleen personen die de stof bestudeerd hebben, in staat zijn om
de opgave op te lossen. Een vraag kan niet specifiek zijn, wanneer er bijvoorbeeld door
formuleringsfouten aanwijzingen gegeven worden over het goed antwoord. Bijvoorbeeld
wanneer:
 Het juiste antwoord een gedeeltelijke herhaling van de vraag bevat.
 De foute alternatieven slecht grammaticaal op de vraag aansluiten.
 1 of meer van de alternatieven logisch onmogelijk is.
 Het goede alternatief opvallend langer of juist korter is dan de rest.
 Er een systeem zit in de plaats van het goede alternatief tussen de rest.
 Er woorden als altijd en nooit worden gebruikt.
 Alternatieven elkaar overlappen of insluiten.
 Algemene kennis ook genoeg is.
 Er een onevenwichtigheid in de alternatieven zit.
4. Efficiëntie:
Wanneer we vragen wat me weten willen op een manier die de respondent een minimum aan
tijd kost (kort en heldere vraagstelling).
5. Moeilijkheid:
Het percentage respondenten dat een item fout maakt.
6. Discriminatie:
Wanneer een item goed onderscheid maakt tussen ‘goede’ en ‘slechte’ leerlingen.

1.2. Eisen voor vragenlijstitems.
Hier gelden dezelfde eisen als bij 1.1.
Er zijn een aantal tips uit de literatuur voor items in een vragenlijst:
 Vermijd vragen die naar het verleden verwijzen of als feitenvraag kunnen worden gezien.
 Vermijd vragen die je op meerdere manieren kunt interpreteren en vermijd irrelevante vragen.
 Stel geen vragen waar ‘iedereen’ het mee eens of oneens is.
 Kies vragen die gespreid zijn over de hele range van het eigenschapscontinuüm.
 Formuleer helder, duidelijk en grammaticaal correct. Houd het kort, maar wel volledig.
 Vermijd ‘alles’, ‘altijd’ en ‘nooit’, en wees zuinig met ‘alleen (als)’, ‘slechts’ e.d.
 Liever tweemaal een korte dan een lange gecompliceerde zin. Gebruik geen moeilijke woorden
en geen dubbele ontkenningen.
Bij vaardigheidstoetsen mogen we niet naar meningen vragen, bij attitudeschalen wel.


1

, 2. Scoring en normering.

2.1. Itemscores.
Dichotome items: Er zijn 2 antwoordmogelijkheden (goed/fout, 1/0 punten). Zijn vaak meerkeuze-
items waarbij maar 1 goed is, en de andere alternatieven fout. Komen veelal voor bij items uit
prestatietests.
Een item uit een test is het geen kwestie van goed-fout, maar gaat het er om of men de waarheid
geeft. Er kan sprake zijn van sociale wenselijkheid, waarbij men een antwoord geeft dat niet zijn/haar
mening is, maar geacht wordt in te vullen.

Bij multiple choice items kan een goed antwoord gegokt zijn. Hiervoor zijn diverse berekeningen om
het aantal goed beantwoorde items door gokken geschat kan worden. Daarnaast kan een vraag ook
nog beoordeeld worden door bijvoorbeeld een testleider (subjectief). De mate waarin beoordelaars
overeenstemmen wordt berekent met de Kappa.

2.2. Ruwe testscores.
Items worden vaak per deelvaardigheid/eigenschap geordend en vormen zo subtests.
Homogene subtest= Items uit een subtest meten dezelfde vaardigheid/eigenschap. Elke subtest
wordt apart gescoord.
Heterogene subtest= Items van een test met dezelfde vaardigheid/eigenschap staan door elkaar om
de test als geheel af te laten nemen (komen uit verschillende domeinen). Scores worden per groep
items uit hetzelfde domein berekend.
Testbatterij= Test die uit meerdere subtests bestaat.
Ruwe toets score wordt berekend door de itemscores te sommeren. Hoe een ruwe testscore moet
worden beoordeeld hangt af van de kenmerken van de referentiepopulatie.
 Referentiepopulatie= De populatie waarmee een geteste persoon wordt vergeleken.

2.3. Normering.
Om een ruwe testscore te kunnen interpreteren, is men normen die gebaseerd zijn op de
scoreverdeling van de referentiepopulatie, nodig. De verdelingskenmerken van de
referentiepopulatie worden geschat vanuit een steekproef uit deze populatie (= normgroep) die
voldoen aan hoge eisen van representativiteit en aselectheid.
Standaardscores= De afstanden tot het gemiddelde. Dit kunnen z-scores zijn.
 Z-score= Het aantal standaarddeviaties (sd) dat een score (X) afwijkt van het gemiddelde; z=
(X- ) / sd
x
 Nadeel z-score: Er kunnen negatieve waarden optreden en cijfers achter de komma
voorkomen.
 Alternatief z-score: Intelligentiescores met gemiddelde 100 en sd 15.

de ruwe scores zijn net als standaardscores hierboven normaal verdeeld, omdat de transformatie van
ruwe scores in standaardscores een lineaire was. Door een lineaire transformatie verandert de
verdelingsvorm van een variabele niet. In de praktijk is een normaal verdeelde ruwe scores meer een
uitzondering. Dit komt doordat de keuze van de referentiepopulatie gebaseerd is op variabelen die
samenhangen met de ruwe testscores.

Normeringsprocedure:
1. Transformeren van ruwe scores in normaal verdeelde z-scores.
 Bij een normale verdeling geldt: elke z-waarde is gekoppeld aan een bepaalde proportie lager
scorenden. Hierbij is sprake van een 1 op 1 relatie, wat betekent dat ook bij een proportie 1
bepaalde z-waarde hoort.


2

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper xjeaninexx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 62890 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,49  2x  verkocht
  • (3)
  Kopen