Globalisering: module 1: 7000 jaar geleden: zeen startpunten
II: SHIFTING TO FOOD PRODUCTION, 11000 – 3000 YEARS AGO
7000 jaar geleden stapten verscheiden menselijke beschavingen over van een jagers- en
verzamelaarssamenleving naar een landbouwsamenleving. Die overgang had vele voordelen ten
opzichte van de voorgaande levensstijl.
Een jagerssamenleving was nomadisch, dunbevolkt en had een geringe interne sociale dynamiek, en
uiteraard was de primaire levensvoorziening in het jagen en verzamelen. een landbouwsamenleving
daarentegen was over het algemeen sedentair, kon het zich permitteren om dichtbevolkt te zijn en
kreeg doormiddel van specialisatie een complexere sociale dynamiek. Hun primaire vorm van
bestaan was de landbouw.
Specialisatie werd mogelijk door de dichtere bevolkingsdruk. Aangezien men via de landbouw
voedsel voor hele groepen mensen kon produceren, hoefde niet iedereen in de landbouw te werken.
Het bood de ruimte om andere vaardigheden te ontwikkelen. In latere tijd zou dit de ruimte bieden
voor de ontwikkeling van steden en gelaagde samenlevingen.
Met de overgang naar een landbouwsamenleving werden planten- en diersoorten gedomesticeerd.
Dieren werden ingezet voor de bewerking van het land met ploegen en wagens of voor het helpen bij
de jacht. Het dominantie verwerven over deze dieren had ook genetische gevolgen. Schapen en
geiten van latere periodes hadden bijvoorbeeld dunnere botten. En door het consistent verbouwen
van planten en grondstoffen, pasten deze zich ook aan.
Met de overgang naar een landbouwsamenleving waren er nog meer voordelen. Vaak produceerde
men te veel voor de gehele stam. Er werden vervolgens potten gebakken om het surplus in te
bewaren. Overigens ontwikkelde de landbouw zich op verschillende manieren in de zeven
kerngebieden en het is ook niet onverwacht dat ze verschillende voedselsoorten verbouwden.
In sommige gebieden was de ontwikkeling van landbouw uitgebreider en had het uitgebreidere
gevolgen dan in andere. Dit had meestal te maken met het gunstigere klimaat, de beschikbaarheid
van meer domesticeerbare dieren, de grotere landmassa waarover sedentaire samenlevingen zich
konden ontwikkelen en daar bij passende dichtere bevolkingsdruk. Het waren de samenlevingen op
het Euraziatische continent waartussen in latere millennia de eerste handelsnetwerken ontstonden.
Deze netwerken verdichtten zich en er ontstonden hier stedelijke samenlevingen. Wel had de
sedentaire manier van bestaan als nadelig gevolg dat men vatbaarder was voor het verkrijgen van
ziektes, zoals het griepvirus. Deze virussen werden overgedragen van de gedomesticeerde dieren.
III: WEBS AND CIVILIZATIONS IN THE OLD WORLD, 3500 B.C.E – 200 C.E.
Rurale dorpen breidden zich uit met de bedoeling om meer van de mogelijkheden van het land en de
omgeving te benutten. Deze dorpen vormden zich vaak om tot stedelijke centra en hieruit
ontstonden nieuwe machtsverhoudingen. Door de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden in
verschillende steden en door de diversiteit in deze vaardigheden begon handel enig belang te krijgen.
Het idee was om een eigen exclusieve waar of vaardigheid te ruilen voor een goed uit een andere
stad of dorp. Op deze wijze werden handelsnetwerken gevormd: door specialisatie en communicatie.
Deze handelsnetwerken vormden zich over heel het Euraziatische continent en delen van Afrika. Dit
is het Oude Wereldweb.
,De eerste beschavingen
De eerste clusters van beschaving ontstonden bij de Eufraat en de Tigris in Mesopotamië, de Nijl in
Egypte en in het deltagebied van de Indus in Pakistan. De eerste stedelijke samenleving ontstond in
Mesopotamië en heette Sumerië. Veel andere oude culturen (Ariërs, Grieken, Egyptenaren) in
dezelfde streek bevatten invloeden in de ontwikkeling van hun cultuur (schrift, godsdienst,
bouwwerken). De ontwikkeling van deze samenleving was mogelijk door de ligging aan een
rivierennetwerk dat voordelig was voor de vruchtbaarheid van het gebied, maar ook voor het
verstrekken van handelsrelaties. De Sumerische samenleving was een tempelmaatschappij en de
economie rustte dus voor een groot deel op het tevredenstellen van de goden. Door hun technische
innovaties liepen de Sumiërs in eerste instantie ver voor met hun ontwikkelde beschaving, maar door
overname van innovaties, werd die voorsprong snel ingehaald. Onderlinge concurrentie van
beschavingen creëerde het belang voor vechtspecialisten. Stammen hadden echter ook belang bij de
waren die handelaren met zich meebrachten. Stamhoofden kozen er vaak voor om handelaren te
beschermen om contacten tussen steden en stammen te intensiveren.
Opkomst van bureaucratische rijken
Met de ontwikkeling van verschillende maatschappijen over het Euraziatische continent die allen
bleven innoveren kwam er een onderlinge concurrentie op gang. Deze concurrentie uitte zich vrij
snel op het slagveld en was voornamelijk gebaseerd op het uitbreiden van eenieders rijk en het
bezitten van eenieders grondstoffen voor eigen belang. Deze reeksen aan oorlogen waren de
drijfveer voor drie innovaties: het ontstaan van bureaucratische overheid, het schrift, en
gemeenschappelijke godsdienst.
De vorming van bureaucratie zorgde ervoor dat de overheveling van autoriteit door een
monarch schriftelijk vastgelegd werd. Afspraken op basis van schriftelijke contracten kregen een
permanente waarde. Verder intensiveerde het schrift sociale netwerken, niet alleen intern, maar
voornamelijk ook extern. De banden tussen verschillende rijken werden meer solide.
Gemeenschappelijke godsdienst
Net zoals de bureaucratie doormiddel van het schrift autoriteit van heersers vaststelde, zo deden
heilige geschriften dat ook voor religie. Door het vastleggen van gebruiken en gewoonten in
documenten, en door de bewaring en overlevering van die documenten, kregen religies langdurige
autoriteit die ze de mogelijkheid gaf om zich verder te verspreiden. Ten opzichte van vroegere lokale
godsdiensten, verspreidden deze religies zich over grote gebieden. Door de juiste interpretaties van
de documenten werden de leefregels van de religie vastgelegd, en door de tijdloosheid van de
documenten bleven de leefregels onveranderlijk.
A Vragen bij het hoorcollege
Geef een aantal redenen waarom in sommige delen van de Wereld de overgang naar landbouw
lang uitbleef.
- Sommige delen van de wereld bleven een lange tijd dunbevolkt.
- Sommige delen van de wereld hadden een ongunstig klimaat. (uitdroging)
- In sommige delen van de wereld leefden weinig domesticeerbare dieren.
- Bij migratie van mensen vanuit Zuidoost-Azië naar de eilanden in de stille Zuidzee (Hawaï
Nieuw-Zeeland) ging op een aantal eilanden de landbouw ook weer verloren (Chatham
eilanden).
Welke verklaringen zijn er voor de relatieve geavanceerdheid in de vruchtbare Halvemaan?
Rond die gebieden trokken veel nomadische stammen (bevolkingsdruk en interne dynamiek) die
geleerd hadden om het land goed te bewerken. Deze gebieden bleven goed vruchtbaar door de
rustperiodes die het land had en toen de stammen zich settelden was er veel potentie in het
specialiseren van andere vakgebieden. Daarnaast leidt de hoge vruchtbaarheid, onder andere te
danken aan de geografische omstandigheden (rivieren ontwikkeling irrigatiesysteem), ertoe dat er
,veel verschillende plant- en diersoorten zijn, waaronder domesticeerbare dieren. Ook de
bevolkingsdruk leidde ertoe dat de stammen de vruchtbaarheid van het gebied moesten benutten.
Wat zijn de beperkingen van de Klimatologische verklaring voor de Neolithische revolutie?
Ze houdt onvoldoende rekening met andere factoren zoals bevolkingsdruk en technologische
ontwikkeling, want niet overal in de wereld verliep de Neolithische Revolutie hetzelfde. Ook is de
klimatologische verklaring afhankelijk van de mogelijkheid tot innovatie om de neolithische revolutie
in gang te zetten.
Tot wanneer liep de IJzertijd in Noordwest Europa en tot wanneer in Noord-Oost-Azië? Verklaar
uw antwoord.
Als aanduiding voor een pre- of proto-historisch tijdvak loopt de IJzertijd in het westen tot de
Romeinse Tijd (ca. 1000 – 800 BC), wanneer het schrift het begin van de historische tijd markeert.
In het Oosten tot het begin van de Shang-dynastie (1766-1046 BC) wanneer de agrarische
samenleving tot bovenlokale arrangementen komt en het Chinese ambtelijke schrift
gestandaardiseerd wordt. (p 54-58)
B2
Tijd-as Sumiërs Indus Nijl NO-Azië
5000 v.Chr. Tamme ezels Kustvaart Tamme Ezels
Kustvaart Kustvaart
3500 v.Chr. Spijkerschrift Bouwsteen i.p.v.
Leem (baksteen) leem
3000 v.Chr. Dijken en kanalen Watermanagement Hiërogliefen, Brons,
Ploegen en wagens, architectuur draaischijf
Ossen, wol, koper, schrift
tractie, brons,
draaischrijf
2000-1500 Gespaakt wiel Paard en wagen Paard en wagen
v.Chr.
2350-331 Bureaucratie Bureaucratie Bureaucratie Bureaucratie
v.Chr. Gemeenschappelijk Gemeenschappelijk
e religie e religie
1300 v.Chr. Alfabet alfabet Alfabet, speren alfabet
IJzer (Cyprus /
Anatolië ca. 1200
v.Chr.)
Circa 200 stijgbeugel stijgbeugel stijgbeugel stijgbeugel
v.Chr.
B3 Waar was in het antwoord op de vorige vraag sprake van (bijna) gelijktijdigheid?
Vanaf 2350.
B4 Van welke technische doorbraken staat (vrijwel) zeker dat ze migreerden?
Schrift, bouwen van klei, schrift
B5
A = IV (linzen uit de vruchtbare halve maan)
B = III (gierst uit China)
C = II (pompoen uit Midden-Amerika)
D = I (quinoa uit Zuid-Amerika)
, C
Wat is het wetenschappelijke belang van Tom D. Dillehay’s artikel? (Tip: denk na over de vraag wat
het artikel nog meer duidelijk maakt, naast de feitelijke
informatie!)
het artikel schetst grote lijnen en gaat een stap verder dan het handboek. De oorsprong van de
landbouw bevond zich niet zozeer in de Vruchtbare Halvemaan maar heeft verschillende punten van
oorsprong.
Wat is “radiocarbon dating”?
Levende organismes nemen koolstof op, C-14 en de oorsprong van hun resten worden gedateerd aan
de hand van verval van koolstof. Des te meer koolstof des te recenter de opgegraven resten.
Dillehay et al. situeren het gebruik van deze voedingsmiddelen te midden van het gebruik van een
aantal werktuigen. Welke zijn dat en welke ontbreken in vergelijking met het handboek?
Katoen werd gebruikt voor visnetten
Schoffels, Splijtsteen, Bevloeiingskanalen, Permanente bouwsels, opslagruimten
In het handboek wordt een verband geformuleerd tussen watermanagement in Sumerië, India en
Egypte en het ontstaan van samenlevingen. Wat zou dat verband betekenen voor de Peruaanse
vallei in de Andes?
Dit verband slaat op de ontwikkeling van de landbouw. Doormiddel van goede irrigatiesystemen kon
zelfs de Peruaanse vallei goed vruchtbaar blijven voor de landbouw. (lees het artikel nog eens)
Globalisering I: Module 2: 1492: Expansie van het Euraziatische netwerk
V: VERDIKKENDE WEBBEN, 1000 -1500
Overzicht
De consolidatie van het Oude Web tussen 1000 en 1500 bracht veranderingen in de dorpse
solidariteit. Boeren gingen stedelijke praktijken overnemen en hun surplus op de markt verkopen, in
plaats van ze te consumeren bij feestgelegenheden.
Verbeteringen in transport over zee zorgden ervoor dat China een dominante positie in de
handel verwierf. Ook zorgde het voor het onderhoud en de intensivering van handel over lange
afstanden. Een andere oorzaak voor deze intensivering was het bedenken en het toepassen van het
cijfer ‘nul’ (uit India). Hiermee werd het net zo makkelijk om overzicht op grote bedragen als kleine
bedragen te houden.
Bijna alle landen gingen hun goud en zilver ruilen met China voor luxegoederen. Daarnaast
handelde Afrika in goud, ivoor en slaven. Europeanen handelden over het algemeen in hout, vis, wol
en graan. In Siberië en Rusland handelde men met de Chinezen in de vorm van hout, bont en slaven.
Toen de Mongolen begin twaalfde eeuw een groot deel van het Euraziatische continent
onder één rijk verenigden, leidde dat tot enkele decennia van verspreiding van ideeën. Echter
brachten ze ook de Zwarte Dood naar Europa, waar het, mede door het koelere klimaat en de
daardoor slechte oogst, een derde van de bevolking deed overlijden.
Hoe China de eerste markteconomie werd
Tijdens de Tang-dynastie (618-907) importeerde China veel nieuwe ideeën. Zo bestudeerden Chinese
monniken ook Boeddhistische teksten. Het was pas met introductie van de Chinese drukpers
(stimulans voor geletterdheid) dat het Confucianisme als dominante religie geconsolideerd werd.
Overigens werden hier wel enkele boeddhistische invloeden toegevoegd, wat het feitelijk omdoopte
tot neo-confucianisme.
Onder dit Neo-confucianisme werd marktwerking meer geaccepteerd in China. Zo
commercialiseerde China onder de Song-dynastie (960-1279):
Muntgeld (en later papiergeld)
Belasting in geld
Ontwikkeling ambtenarij.