Criminaliteit, cognitie en
persoonlijkheid
2019-2020
Docent: Elien de Caluwé
Kim Habets
,Hoorcollege 1 –Introductie
Dit vak heet criminaliteit, persoonlijkheid en cognitie, het boek wat voor dit vak gebruikt
wordt heet persoonlijkheid, persoonlijkheidsstoornissen en geweld. Er zit dus veel overlap
in.
Wanneer je naar geweld kijkt zit er veel heterogeniteit in (verschil) in mensen met
criminele gedragingen. Die criminele mensen kunnen op een continuüm geplaats worden.
Je hebt aan de ene kant mensen die heel naïef zijn en een licht verstandelijke beperking
hebben, maar aan de andere kant heb je ook mensen die crimineel gedrag laten zien
terwijl ze heel slim zijn. Het is een professionele baan, bijvoorbeeld gangs.
Ook kun je misdaden op een continuüm plaatsen, van hele lichte misdaden tot ernstige
delicten zoals geweldsdelicten.
Geweldsdelicten:
- Verwonden slachtoffers (fysiek en psychologisch).
- Verspreiden angst in gemeenschappen.
- Heterogeniteit: weinig geweld binnen geweldsdelicten tot geweld met
voorbedachte raden.
Deze cursus gaat over een bepaalde groep die gewelddadige misdrijven pleegt, er wordt
specifiek gekeken naar mensen met psychische stoornissen, dus geestelijk gestoorde
daders. Bijvoorbeeld mensen met een persoonlijkheidsstoornis.
Dus deze cursus gaat vooral over gevaarlijke persoonlijkheidsstoornissen die kunnen
leiden tot gewelddadig geweld.
Geweld is een belangrijke volksgezondheidskwestie. Interpersoonlijk geweld is een groot
maatschappelijk probleem. Het brengt namelijk niet alleen schade toe aan individuen
maar ook aan families en gemeenschappen. Bijvoorbeeld wanneer een meisje wordt
ontvoerd en verkracht, brengt dit schade toe voor het individu, maar ook voor haar
familie en het land is er ook van in de ban door. Geweld heeft dus een groot effect.
WHO = wereld gezondheidsorganisatie zegt dat er meerdere factoren zijn
die geweld verklaren. In deze cursus focussen wij ons op individuen.
Geweld: gedragingen die bedoeld zijn om schade toe te brengen aan een levend wezen
dat gemotiveerd is om schade te voorkomen. Levende wezens kunnen ook dieren zijn.
Drie zaken die niet onder geweld vallen:
1. Handelingen die onopzettelijk zijn: een verkeersongeval, je rijdt iemand aan. Het is
geen geweld want het is geen opzet.
2. Als je zaken op voorhand hebt afgesproken, er is dus consensus. Bijvoorbeeld SM,
valt niet onder geweld. Je hebt het op voorhand afgesproken.
3. Handelingen die uiteindelijk voordelig of gunstig zijn zoals medische procedures,
een operatie of naar de tandarts gaan. Tandarts boord gat in je mond, het is de
bedoeling om je te helpen dus geen geweld. Je bent er beter vanaf na je tandarts
bezoek.
Geweld vs. Agressie
Geweld: krachtig toebrengen van lichamelijk letsel, het is fysieke schade.
Agressie: minder fysiek schadelijk zoals bedreigingen, negeren, pesten. Agressie kan wel
heel erg psychologisch schadelijk zijn. Het kan net zo schadelijk of zelfs nog meer
schadelijk zijn dan fysiek geweld.
Over het algemeen wordt in de literatuur geweld gebruikt, dus niet agressie maar
geweld. Geweld verwijst dan naar zowel agressie (ook psychologische schade dus) als
fysiek geweld. Dus geweld is in de literatuur een overkoepelde term, hier moet je op
letten.
,Verschillen in de mens en de aanleg van de mens zorgt voor geweld:
- Individuele verschillen in persoonlijkheidskenmerken, kijk naar de BIG FIVE:
neuroticisme, extraversie, conscientieusheid, agreeableness en openheid voor
ervaringen. Mensen verschillen hierop en die verschillen zijn gerelateerd aan
geweld.
- Persoonlijkheidsprocessen zoals cognitieve processen emotionele processen en
motivationele processen.
- Persoonlijkheidsstoornissen.
Bij een categorisch perspectief heb je te maken met een cut-off, je hebt dan een
persoonlijkheidsstoornis of je hebt het niet. Bij een sterke cut-off point is het niet
makkelijk om naar zaken te kijken, daarom is er een dimensioneel perspectief in het
leven gekomen. Bij een dimensioneel perspectief kunnen problemen op een continuüm
gezet worden. Zo kan je spreken van een beetje persoonlijkheidsproblemen, matige
problemen, milde of ernstige problemen.
Persoonlijkheidsstoornissen en geweld
Persoonlijkheidsstoornissen kunnen gediagnosticeerd worden via verschillende systemen,
bijvoorbeeld de DSM-V en ICD-10.
Persoonlijkheidsstoornissen in diagnostische classificatiesystemen: gaat over
een langdurig patroon van innerlijke gewaarwording en gedrag die afwijken wat je zou
verwachten in een bepaalde cultuur, het is heel intens en inflexibel dus star. Vroege
omzet, vroege start in adolescentie. Persoonlijkheidsstoornissen worden ook gezien als
relatief stabiel over de tijd heen, wat later kan lijden tot stress of beperkingen in het
leven.
DSM-V is in 2013 gekomen.
Recapitulatie DSM& persoonlijkheidsstoornissen
DSM-IV heeft drie verschillende clusters van persoonlijkheidsstoornissen:
Cluster A: de paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis.
Zonderling-excentriek, gestoorde interpersoonlijke beleving.
Cluster B: antisociale, borderline, theatrale (histrionische) en narcistische
persoonlijkheidsstoornis. Ik-figuur wordt centraal beleefd.
Cluster C: vermijdende, afhankelijke en obsessieve-compulsieve
persoonlijkheidsstoornis. Bezorgd-bevreesd: klemtoon op negatieve emotionaliteit.
Intergalactisch = mensen
hebben last van wanen en
hallucinaties.
Verschillen DSM-V en DSM IV:
DSM-IV heeft een categoriaal perspectief: bij psychopathie en ook bij
persoonlijkheidsstoornissen. Met categoriaal bedoelen we dat er een kwalitatief verschil is
tussen normaal en abnormaal. Het is het ene of het andere, dus er is een cut-off point. Er
,wordt gewerkt met prototypisch, je krijgt een diagnose als je aan een aantal criteria
voldoet. Heb je te weinig criteria waaraan je voldoet dan heb je de diagnose niet. Nadeel
is ook dat er veel comorbiditeit is.
DSM-V heeft een dimensioneel perspectief: verschillende onderzoekers beargumenteren
dat psychopathie beschreven kan worden op een continuüm. Van helemaal geen
symptomen tot heel veel symptomen. Toegepast op persoonlijkheidsstoornissen: deze
kunnen beschreven worden als een configuratie (samenstelling) van extreme posities op
continu verdeelde persoonlijkheidstrekken. Hiermee wordt bedoeld: iedereen heeft een
score op de BIG FIVE, emotioneel instabiel tot emotioneel stabiel = neuroticisme.
Iedereen van ons heeft daar een score op. Dit is voor alle vijf de trekken van de big five.
Dus je hebt vijf kruisjes. Die constellatie, en vooral als er extreme posities zijn, die
kunnen een persoonlijkheidsstoornis representeren. Bijvoorbeeld heel neurotisch zijn en
heel hoog scoren op conscientieusheid is gerelateerd aan obsessieve compulsieve
persoonlijkheidsstoornis.
DSM-IV Multi-axiaal systeem: bestaand uit twee assen, AS1 (klinische stoornissen) en AS
11 (10 persoonlijkheidsstoornissen).
Kenmerken van persoonlijkheidsstoornis: ernstige, aanhoudende en starre patronen van
gedrag en innerlijke beleving die starten in de adolescentie of vroege volwassenheid die
ernstig afwijken van culturele verwachtingen en uitmonden in blijvende stress en
beperkingen in interpersoonlijke relaties en in het professioneel leven en door de patiënt
als egosyntoon worden ervaren. Dus het wordt ervaren alsof het bij de persoon zelf past.
DSM-V: alles van de DSM-IV zit ook in de DSM-V sectie 11, daar is het categorale aspect
ingestopt. In DSM-V sectie 111 is het dimensionele perspectief toegevoegd. In sectie 3 zit
dus eigenlijk een nieuw model voor persoonlijkheidsstoornis diagnosestelling en
conceptualisatie. In sectie drie zijn de verschillende assen verdwenen, ze gaan ervan uit
dat gewone klinische stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen te veel aan elkaar
verweven zijn, er is te veel comorbiditeit om ze los van elkaar te zien.
Dus in de DSM-V gaat het van kwalitatief naar kwantitatief verschil tussen normaal en
disfunctioneel.
DSM-V criteria persoonlijkheidsstoornissen: hierbij zijn criteria A en B nieuw t.o.v. DSM-IV.
A. Matige of ernstige beperkingen in persoonlijkheid functioneren zelf en
interpersoonlijk. Problemen in persoonlijkheid functioneren met jezelf en met
anderen.
Bij zelf heb je twee sub domeinen: identiteit en zelf directief gedrag.
Interpersoonlijk ook twee sub domeinen: empathie en intimiteit.
Bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn empathie en intimiteit twee
belangrijke punten waar deze mensen problemen hebben.
B. Er zijn een of meerder pathologische persoonlijkheidstrekken.
C. Relatief inflexibel en pervasief, en tot uiting komend in een brede range van
persoonlijke en sociale situaties.
D. Relatief stabiel over tijd, startend in de adolescentie of vroege volwassenheid.
E. A&B worden niet beter verklaard door een andere mentale stoornis.
F. A&B worden niet toegeschreven aan fysiologische effecten van middelenmisbruik
of andere medische condities
G. A&B worden niet beter begrepen als normaal passend binnen iemands
ontwikkelingsfase of socioculturele omgeving.
In de DSM-V zijn dus criterium A en B nieuw, hiervoor zijn specifieke schalen ontwikkeld:
A. Criterium A: Level of Personality Functioninig Scale
B. Criterium B: Personality Inventory for DSM-V 25 maladaptieve
persoonlijkheidstrekken in vijf domeinen:
De negatieve tegenhangers van de
Big Five:
Negatief affect = Neuroticisme
, Afstandelijkheid = Extraversie
Antagonisme = Agreeableness (vriendelijkheid)
Disinhibitie = Conscientieusheid
Psychoticisme = Openheid voor ervaring
Nieuw DSM-V: er zijn nog maar 6 persoonlijkheidsstoornissen in plaats van 10. De
antisociale-, vermijdende- borderline-, narcistische-, obsessief compulsieve- en de
schizotypische persoonlijkheidsstoornis zijn nog overgebleven.
Eruit gehaald: theatrale-, schizoïde-, afhankelijke- en de paranoïde
persoonlijkheidsstoornis.
Maar wat is psychopathie?
Psychopathie is in de DSM-IV (en dus DSM-V sectie 2) een synoniem voor de antisociale
persoonlijkheidsstoornis. Dus als je psychopathie wilt diagnosticeren doe je dat aan de
hand van de criteria van de antisociale persoonlijkheidsstoornis.
In de DSM-V is het niet meer een synoniem van het elkaar, het is echt verschillend.
Iemand met een antisociale persoonlijkheidsstoornis kan nog als extra diagnose
psychopathie krijgen, psychopathie is een dan een specifier.
Persoonlijkheidsstoornissen en geweld
Link persoonlijkheidsstoornis en geweld. Prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen is
4.4% redelijk hoog dus in algemene bevolking. 5.4% is man vs. 3.4% vrouw. Maar de
meeste mensen die aan een persoonlijkheidsstoornis leiden zijn niet gewelddadig. Zelfs
van de mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis is de helft van de groep niet
gewelddadig geweest in de laatste vijf jaar.
Wanneer je leidt aan een cluster B persoonlijkheidsstoornis vs. geen cluster B
persoonlijkheidsstoornis dan heb je meer kans op criminaliteit. 10x meer kans op een
strafrechtelijke veroordeling en 8x meer kans op een effectieve gevangenisstraf.
Persoonlijkheidsstoornis delinquenten vs. andere geesteszieke delinquenten:
- Meer kans op recidive na ontslag uit het ziekenhuis.
- 7x meer kans op het plegen van ernstige recidive.
- Meer kans om opnieuw te worden veroordeeld voor een ernstige overtreding. Maar
de meerderheid is helemaal niet opnieuw veroordeeld.
Vier fundamentele persoonlijkheidsdimensies = klinische risicofactoren geweld:
1. Impulscontrole
2. Emotieregulatie
3. Narcisme
4. Paranoïde cognitieve persoonlijkheidsstijl
Aan de hand van deze vier fundamentele persoonlijkheidsdimensies kan je onderscheid
maken of iemand al dan niet geweld zal plegen. Het is van belang om deze specifieke
persoonlijkheidsrisico’s te identificeren. Het zorgt ervoor dat we stigma’s omtrent het feit
dat alle persoonlijkheidsstoornissen zouden leiden tot geweld dat die weggewerkt kunnen
worden. Want niet alle mensen met een persoonlijkheidsstoornis zijn gewelddadig.
Persoonlijkheidsstoornis patiënten in forensische psychiatrische
ziekenhuizen/gevangenissen zijn niet representatief voor mensen met
persoonlijkheidsproblemen en persoonlijkheidsstoornissen.
Antisociale persoonlijkheidsstoornis en geweld
De antisociale persoonlijkheidsstoornis is het sterkst gerelateerd aan geweld. Waarom?
Geweld of agressief gedrag is eigenlijk een criterium van antisociale
persoonlijkheidsstoornis. Het is een van de criteria waaraan je moet of kan voldoen om
die persoonlijkheidsstoornis gediagnosticeerd te krijgen. Dus een circulair redeneren
probleem, we zeggen geweld is een deel van de definitie. Dus logisch dat mensen met
antisociale persoonlijkheidsstoornis veel meer geweld tonen dan mensen die er niet aan
, leiden. Als geweld deel uitmaakt van de definitie, dan is het incidentie van geweld bij
mensen met een APS hoger dan bij mensen met een diagnose waarin geen geweld is
opgenomen.
Ditzelfde probleem heb je bij psychopathie, gemeten door PCL-R, van Hare. Die checklist
is een goede voorspeller van toekomstig geweld bij veroordeeld daders. Tuurlijk zit
geweld in de criteria. Probleem PCL-R is dat items die erin zitten een mix zijn van te
verklaren gedragingen zoals misdaad en geweld en verklarende variabelen zoals
persoonlijkheidstrekken. Die twee zaken worden door elkaar gehaald, je gaat x
voorspellen met x. Dus dan heb je een circulair redeneren probleem.
Persoonlijkheid, persoonlijkheidsstoornis en geweld
De Big Five zijn de basispersoonlijkheidskenmerken. Die kunnen zorgen voor een hoger of
een lager risico op geweld:
- Impulsiviteit bij kinderen, zorgt voor later meer kans op antisociaal gedrag en
agressie.
- Remming/inhibitie bij kinderen is later minder kans op antisociaal gedrag en
agressie.
Maar persoonlijkheidskenmerken (big five) zijn noch noodzakelijk noch voldoende om
geweld te verklaren. Kunnen belangrijk zijn maar zeggen niet alles.
Vanaf je geboren is er continu interacties tussen jezelf als persoon en omgeving (PXE).
Interacties van biologische, psychologische, sociale en contextuele variabelen die de
neiging van een persoon tot geweld beïnvloeden.
Ook rekening houden met mechanismen waarbij basiskenmerken de ontwikkeling van /
het risico op geweld vergroten. Zoals emotieregulatie, perceptie, reacties op sociale
signalen. Deze mechanismen kunnen gewijzigd worden, dat is goed want dat kan de kans
op geweld verminderen. We kunnen inspelen op die mechanismen.
Heeft een gewelddadig persoon een PS of niet?
Sommigen zouden zeggen dat ernstig geweld een weerspiegeling moet zijn van een
onderliggende persoonlijkheidsstoornis, dit klopt niet altijd we moeten twee zaken in
overweging nemen:
1. Mate van keuze in het gebruik van geweld: voor sommige delict plegers is geweld
een gekozen manier van werken en bij andere is dat soms minder. Soms is het ook
zo dat er geen moreel conflict is of verlies van controle of van veel stress, mensen
denken dan als snel aan een persoonlijkheidsstoornis maar dit is niet altijd het
geval.
2. Criteria voor persoonlijkheidsstoornis diagnose : persoonlijkheidsproblemen die
niet voldoen aan de persoonlijkheidscriteria, dit is nadelen van categorisch model
en daarom wordt dimensioneel ook meer gebruikt.
Dus het kan zo zijn dat een gewelddadig persoon persoonlijkheidsproblemen heeft, maar
niet voldoet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis.
Straf of behandeling of beide?
Doelstellingen van straf:
Signaal voor samenleving, wat er wel en niet aanvaard wordt.
Criminaliteit voorkomen en verminderen.
Maar de waarheid is dat over het algemeen genomen straf niet leidt tot vermindering van
criminaliteit. Recidive percentage van gevangenen twee jaar na vrijlating, het blijkt dat
meer dan de helft van de gevangenen (55-60%) opnieuw de fout ingaat na een
gevangenisstraf.
Wat is dan eigenlijke effectief om criminaliteit van daders (met een
persoonlijkheidsstoornis) te verminderen?
Strafmaatregelen niet zoals boetes, toezicht, gevangenis.
Cognitieve gedragstherapie (CBT) is wel effectief en vermindert recidive met 30-
40% bij volwassenen en 60% bij jonge overtreders. Jongeren werkt vooral goed,
zijn meer kneedbaar.