Leerdoelen pedagogiek 2.3
Hoorcollege 1.
Pedagogiek richt zich op de vraag of ons handelen wenselijk is en daar geeft theoretische
kennis geen antwoord op. We moeten dus zelf nagaan wat wij wenselijk vinden.
Het gaat om het onderzoeken van jouw: idealen, waarden, kindbeeld, opvattingen,
levensbeschouwing, talenten.
Je ontwikkelt als pedagoog een (persoonlijke en praktijkgerichte) visie.
Pedagogische visie ontwikkelen: Ervaringen vanuit het handelen in de praktijk en door je te
verhouden tot theoretische concepten (aangereikt door pedagogen).
Kindbeeld: Opvattingen van de opvoeder over wat een kind is/ nodig heeft/ kan/ wil/ doet/
voelt/ de ontwikkeling.
Beeld van de opvoeder/ pedagogische relatie: Opvattingen over de rol van de opvoeder
en een goede pedagogische relatie.
Opvoedingsdoelen: Datgene wat opvoeders nastreven/ willen bereiken met de opvoeding.
Is een waarde
Opvoedingsmiddelen en -voorwaarden: Datgene wat de opvoeder (concreet) in zet om de
doelen te behalen.
De normatieve professional:
- Pedagogisch handelen is maatwerk, afgestemd op de specifieke kenmerken van de
pedagogische situatie (tact).
- Die situatie is praktisch, uniek en veranderlijk (diversiteit).
- De pedagoog maakt keuzes, gebaseerd op eigen opvattingen (over wat goed is).
- Reflectie op wat bewust en (nog) onbewust als waardevol beschouwd of beleefd wordt, is
van belang.
- De concepten uit de pedagogiek geven houvast om deze reflectie te bevorderen (bv kind
als subject of mondigheid als doel).
Leerdoel 1: De student geeft vorm aan de morele opvoeding in relatie tot morele intuïtie,
deugden en waarden.
De persoon en morele waardenopvoeding Kroon
Opvoeden is volgens Kroon het ontwikkelen van zingeving en een respectvolle omgang met
anderen, dit kan niet zonder de wereld (cultuur en de ander). Het gaat om menswording, niet
enkel het reguleren van gedrag.
Wat is moraal?
- Moraal duidt op het onderscheid tussen goed en kwaad, gewenst of ongewenst aan.
- Moraal wordt aangetroffen in manieren van dien, gewoonten en omgangsvormen.
- Moraal stuurt gedrag en handelen.
- Kan zowel voor een individu als voor een groep.
Morele opvoeding:
- Levensbeschouwing: Ideeën over een zinvol, waardig en vervuld leven.
- Denkbeelden over een respectvolle omgang met anderen. Is een dialoog, echt contact
maken.
Waardenopvoeding (morele of ethische opvoeding) richt zich op:
- De ontwikkeling/vorming van ideeën over wat het leven (ook het eigen leven) zinvol en
waardig maakt en wat het is om als persoon een vervuld leven te leiden.
- De ontwikkeling/vorming van denkbeelden over een respectvolle omgang met anderen.
- Het aanleren van bepaalde morele gewoontehandelingen.
- Het ontwikkelen en aanleren van morele emoties.
- Het krachtig maken van de wil.
- Leren reflecteren.
- Het nemen van verantwoordelijkheid.
1
, Waarden: Eigenschappen of gedragingen die we belangrijk vinden.
Het gaat bij waarden om denken (cognitief), voelen (affectief) en willen (conatief).
Waarden worden geleerd in de omgang, door een opvoedingsrelatie, het kind leert
deelnemen aan de wereld (en haar betekenissen). Het gaat primair om handelen (en niet om
kennis).
- Norm: Regel of afspraak die voorkomt uit een waarde.
Moraliteit leer je in een sociale praktijk. Het is een zaak van praktisch, ervarend of
participerend leren en dat gebeurt in de dagelijkse omgang met kinderen.
Leerstappen van waarden
- Stap 1: Zeer jonge kinderen leren dat er waarden en normen zijn. Opvoeders schrijven
aan het gedrag, dat voor het kind zelf nog betekenisloos is, betekenis toe door op een
bepaalde manier te reageren. Het gevoelscomponent staat voorop. Leren dat.
- Stap 2: Zo gauw ze door een consequente en liefdevolle houding van de opvoeder
praktische kennis hebben opgedaan, brengen ze die onder de welwillende blikken van de
opvoeders uit zichzelf in praktijk. Ze hebben grip op het ‘hoe’ gekregen. Ze kunnen
communiceren en eenvoudige betekenissen uitwisselen, handelingen worden gepast en
adequaat. Kinderen leren normen en waarden in de praktijk te brengen Leren hoe.
- Stap 3: Na ‘weten dat’ en ‘weten hoe’ wordt de eerder opgedane kennis omgezet in
theoretische kennis. Kinderen leren de waarden onder woorden brengen en kunnen zelf
zeggen waarom dingen op een bepaalde manier worden gedaan, de redenen. Ze worden
steeds beter in staat om hun morele emoties woorden te geven. Leren wat en waarom.
De opvoeder dient hierbij als rolmodel.
Goede voorbeleden roepen op tot navolging (niet nabootsing). Ze verschaffen inzicht in
morele regels, sporen aan tot de juiste morele houding, en laten zien wat werkelijk te
realiseren. Ze spreken het verstand, de emoties en de wil aan.
Morele intuïtie: Het inzicht hebben in goed en kwaad. Verbondenheid zoeken. Pedagoog
moet verbinding zoeken met het kind.
- Morele bril: Zien dat er bepaalde situaties om moreel handelen vraagt.
Gevolgen van gebrekkige morele intuïtie:
- Die gewoonten, hun morele tweede orde verlangens zijn of in aantal te klein of te pover
van inhoud en kwaliteit. Kinderen laten zich leiden door opvattingen van de groep of
identificeren met een bewonderende figuur en gaan dat gedrag navolgen. Ze tonen aan
wanneer ze onder stuk staan niet een persoon te zijn en ze laten zich leiden door
opvattingen van hun omgeving. Ze zijn als het ware moreel wilsonbekwaam.
- Inzicht in situaties die vragen om moreel handelen ontbreekt. Ze zullen daardoor te
midden van anderen leven, van wie zij het morele gedrag niet zullen begrijpen. Ze hebben
niet geleerd dat er naast verlangens aangaande eigen belangen, behoeften en interesses
ook bijvoorbeeld plichtsgevoel en mededogen, hulpvaardigheid en rechtvaardigheid
bestaan. Je moet eerst deugen om deugdzaam te kunnen denken en handelen.
- Ze blijven buiten het respectvolle leven staan en zijn buitenstaander. Ze horen er niet bij
en de enige mogelijkheid om hen erbij te halen, is om ze te confronteren met technieken
die behoren bij het confronteren met waarden en normen: waarschuwen, dreigen,
controleren. Heropvoeding, training, inwrijven, polijsten of intensieve hulpverlening en
misschien zelfs therapie, gepaard met scholing en uitzicht op werk, zijn dan de vereiste
technieken. En mocht dit niet lukken, dan opgelegd isolement.
Deugden: Een verlangen/streven om waarden te verwerkelijken in het handelen.
Idealen: Het streven naar een gewenst doel of gedrag. Dit kan op korte termijn zijn of op
lange termijn. Mensen streven er naar een ideaal te bereiken. Dat geeft zin aan het
leven/opvoeding.
2