Casus 5: Sarah vertrouwt niemand meer
Algemene voorbereiding
De focus in deze casus ligt op het psychose syndroom. Hierbij dient het continuüm van ultra-high-
risk ® schizotypische / schizoïde persoonlijkheidstrekken ® eenmalige psychotische
symptomen ® schizofrenie aan bod te komen. Daarnaast dienen, gezien de DD, verschillen en
overeenkomsten met interactiesyndroom cq. autisme aan bod te komen).
Omgevingsfactoren
Deze zijn erg belangrijk bij het ontstaan van psychiatrische syndromen. Welke omgevingsvariabelen/
stressoren zijn beschreven bij het psychosesyndroom?
Er zijn aanwijzingen dat psychosociale factoren (bijvoorbeeld migratie, bevolkingsdichtheid) of
factoren die daarmee samenhangen, invloed hebben op de incidentie van
psychosespectrumstoornissen. Zo komt schizofrenie meer voor bij zowel de eerste als de tweede
generatie van bepaalde groepen migranten. De incidentie is vooral relatief verhoogd als migranten in
een bepaalde wijk een minderheidsgroep vormen. Het zou kunnen dat de door deze migranten
waargenomen discriminatie bijdraagt aan het risico om psychotisch te worden. Mogelijk verhogen
deze psychosociale factoren via een toegenomen gevoel van onzekerheid en gebrek aan vertrouwen
de waakzaamheid en gevoeligheid voor impulsen en indrukken. Je veronderstelt dat dit samenhangt
met een verhoogde gevoeligheid van de dopaminerge neurotransmissie. Hierdoor zou de incidentie
van psychosespectrumstoornissen in bepaalde groepen migranten toenemen.
Ook psychotraumatische gebeurtenissen in de jeugd, zoals mishandeling en seksueel misbruik,
verhogen de kans op het ontstaan van een psychosespectrumstoornis. Deze psychotraumatische
gebeurtenissen kunnen resulteren in een verhoogde gevoeligheid van de dopaminerge neuro-
transmissie. Daarnaast vormt het opgroeien in een drukke stedelijke omgeving een risicofactor.
Cannabisgebruik komt voor bij 5-10% van de jongeren. Er is een consistente associatie gevonden
tussen cannabisgebruik en een tweevoudig risico op een psychosespectrumstoornis. Cannabisgebruik
is een deeloorzaak die slechts in combinatie met andere factoren (bijvoorbeeld genetische variatie)
een causaal effect heeft op het ontstaan van een psychosespectrumstoornis.
Het risico op het ontstaan van een psychosespectrumstoornis is vooral verhoogd als jongeren voor het
15e levensjaar starten met blowen, als ze veel blowen, en als ze THC-rijke en cannabidiolarme
cannabisproducten gebruiken.
1
,Mentale status onderzoek
Als iemand psychopathologische verschijnselen vertoont, zoals in Casus 5A beschreven, dan worden
deze in de status mentalis genoteerd als?
Nauwelijks nog uit haar kamer gekomen/weer Conatief, Motivatie (vermijding)
snel naar haar kamer verdwijnen
Er vaak een rare lucht uit haar kamer Eerste indruk, zelfverwaarlozing
Lijkt het wel alsof zij tegen iemand praat. Cognitief, Waarnemen (akoestische
hallucinaties)
Sarah eet blijkbaar wel, Affectief, Vitaal kenmerk (eetlust)
Reageert niet meer op hun telefoontjes of app- Conatief, Motivatie (vermijding)
jes.
Bibbert over haar gehele lichaam en zit met Affectief, Somatische kenmerken
haar handen tegen haar oren gedrukt
“Lianne en Tim zijn de ‘master-minds’. Via een Cognitief, Waarnemen (hallucinaties)
artificiële lus in de 6de dimensie………...
“Sarah, is er wat?”. Hij hoort Sarah schreeuwen: Cognitief, Waarnemen (hallucinaties)
“ HOU TOCH OP ALLEMAAL, LAAT ME MET
RUST!”.
2
, Wat wordt verstaan onder de vorm van het denken? Wat voor formele denkstoornissen zijn er?
Het proces van denken kenmerkt zich door een normaal denktempo en een volgorde van associaties
tussen gedachten die men als samenhangend en logisch ervaart.
Stoornis Definitie Komt voor bij:
Bradyfrenie, Vertraagd tempo van het denken, zich uitend in vertraagde Depressieve stoornis
geremd denken antwoorden op vragen en een trage, moeizame spraak met veel
onderbrekingen. De patiënt zelf ervaart een remming of stilstand
van het denkproces.
Tachyfrenie, Versneld denken, zich uitend in versnelde spraak, met Manie
gejaagd denken woordenvloed.
Wijdlopig denken Onvermogen om hoofd- en bijzaken te scheiden, patiënt verliest
zich in details
Gedachtearmoede Subjectief ervaren stoornis waarbij de patiënt weinig invallen, Schizofrenie
ideeën en gedachten heeft, alsof zijn hoofd leeg is. (negatief
symptoom)
Gedachtevlucht Stoornis die zich uit door het uitspreken van snel opeenvolgend Manie
invallen en gedachten, met een vermindering of verlies aan
doelgerichtheid. De gedachtevlucht is nog wel te volgen, er is dus
geen sprake van incoherentie.
Inefficiëntie van Subjectief ervaren stoornis in het denken, gekenmerkt door het Depressieve stoornis
het denken gevoel niet meer helder te kunnen denken, te denken in kringetjes:
besluiteloosheid/doelloosheid.
Incoherentie Stoornis in de samenhang van het denken, gekenmerkt door het Schizofrenie en
volledig ontbreken van logische samenhang in wat de patiënt zegt. cognitieve
Dit uit zich in gefragmenteerde zinnen, gedachten en zinsdelen. stoornissen
Concretisme Er wordt een zeer letterlijke betekenis gegeven aan een abstract Schizofrenie
denkbeeld.
Tangentialiteit De patiënt praat steeds langs het onderwerp van de vragen van de Schizofrenie
onderzoeker heen. De patiënt lijkt de vraag wel te begrijpen maar
gaat er niet op in en geeft een antwoord met een andere inhoud.
Neologismen Woordnieuwvorming: de patiënt bedenkt zelf een nieuw woord Afasie, schizofrenie
dat betekenisloos kan zijn (afasie) of een eigen, bijzondere
betekenis heeft voor de patiënt (schizofrenie)
Alogie Stoornis in denken en de gesproken taal, waarbij weinig woorden Schizofrenie
worden gebruikt, of met veel woorden weinig gedachten worden (negatief
uitgedrukt. symptoom)
Ontsporing Stoornis in de samenhang van het denken, uitend in de Schizofrenie
onderbreking van de gesproken taal, door een opmerking die geen
enkel verband lijkt te hebben met de voorafgaande. (derailment,
knight’s move)
Gedachtestop Abrupte onderbreking in de gedachtestroom van een patiënt Schizofrenie
(blocking/sperrung). Kan gepaard gaan met het gevoel en de
overtuiging van gedachtebelemmering.
3
, Wat wordt verstaan onder de inhoud van het denken? Wat voor inhoudelijke denkstoornissen zijn er?
Door observatie van het gedrag kan de arts vermoeden dat een patiënt bezorgd is over bepaalde zaken
en dat deze bezorgdheid in meer of mindere mate de inhoud van de gedachten van een patiënt
bepaalt. Stoornissen in de inhoud van het denken stelt men echter uiteindelijk vast door exploratie
van de gedachte-inhoud (de denkbeelden) van de patiënt.
Inhoudelijke Definitie Komt voor bij:
denkstoornissen
Wanen Stoornissen in de inhoud van het denken, bestaande uit Schizofrenie, schizo-
persoonlijke fundamentele overtuigingen die in strijd affectieve stoornis,
zijn met de werkelijkheid en oncorrigeerbaar zijn, waanstoornis
ondanks afdoende bewijs van het tegendeel.
Overwaardige Denkbeeld dat een dusdanig onredelijk grote plaats
denkbeelden inneemt in het denken van de patiënt, dat deze
verhinderd wordt normaal rationeel te denken en te
handelen. Het wordt door de patiënt niet ervaren als
eigenaardig of zinloos en het is niet gebaseerd op
onjuiste/onlogische veronderstellingen.
Preoccupatie Het niet kunnen loslaten van een gedachte of
overtuiging of een krachtig verlangen.
Dwanggedachten Zich herhalende gedachten die zich tegen de wil van de Obsessief compulsieve
patiënt opdringen en worden beleefd als ego-dystoon stoornis
(niet-eigen). (obsessies). De patiënt kan ze niet, of
slechts met zeer grote inspanning van zich afzetten.
Dranggedachten Zich herhalende gedachten die de patiënt beleeft als Drangstoornissen
egosyntoon (ik-eigen). Dranggedachten gaan gepaard
met gevoelens van spanning, onlust of prikkelbaarheid
en gaan vooraf aan dranghandelingen.
Rumineren De patiënt moet voortdurend een al dan niet reëel Obsessief compulsieve
probleem overpeinzen, wikken en wegen, zonder dat stoornis
als regel een constructieve oplossing wordt bereikt
(letterlijk; herkauwen).
Dwangmatig Patiënt moet steeds denken aan pijnlijke, onplezierige Depressieve stoornis,
piekeren of onaangename gedachten, waarvan de emotionele angststoornissen,
betekenis niet in verhouding staat tot het onderwerp dwangstoornis,
hypochondrie
Twijfelzucht Stoornis die wordt gekenmerkt door een zich Obsessief compulsieve
opdringende, ongewenste neiging tot twijfelen. stoornis
Besluiteloosheid Stoornis gekenmerkt door een verminderd vermogen Dysthyme stoornis
tot het maken van keuzes, het nemen van besluiten,
beslissen over handelingen, gepaard gaande met
twijfel over de juistheid van elke mogelijke beslissing.
Obsessie Zie dwanggedachten
4