Femke van Rijn
Samenvatting colleges Ontwikkelingspsychologie
April 2020
College 1
De ontwikkelingspsychologie werd aan het eind van de 19e eeuw een academische discipline, maar
daarvoor waren er wel al ideeën over de stappen van de levensloop.
- Trap
- Sociale constructie
De ontwikkelingspsychologie houdt zich bezig met het in kaart brengen van veranderingen in de
levensloop en welke mechanismen daar achter zitten. Twee benaderingen:
- Kwalitatieve verandering: in stadia of fasen, stapsgewijs:
- Kwantitatieve verandering: geleidelijk
Verschillende benaderingen in de oorzaak van ontwikkeling:
- Nature: het is biologisch bepaald
- Nurture: het komt door omgevingsinvloeden
- Complex samenspel tussen nature en nurture
Domeinen van de ontwikkeling:
- Fysiek: motoriek, hersenen, etc.
- Cognitief: denken, taal, etc.
- Psychosociaal: persoonlijkheid, interactie, etc.
4 aspecten van de benadering:
- Beschrijven (wat): gedragsbeschrijving, ethologie, observatie
- Verklaren (waarom): experimenteel, natuurwetenschappelijk
- Voorspellen (waar gaat het naar toe): bijvoorbeeld schoolkeuze
- Interventie (hoe kunnen we ingrijpen)
Je kunt kijken naar de algemene ontwikkeling of naar individuele verschillen. Ook stopt de
ontwikkeling niet: de ontwikkelingspsychologie gaat van van kinderpsychologie naar
levenslooppsychologie.
Timing van invloeden:
- Imprinting (Lorenz): niet bij mensen, maar de ontdekking leidde wel tot gedragsobservatie
- Mensen hebben wel kritische periodes (een periode waarin de aan- of afwezigheid van een
gebeurtenis een ontwikkelingseffect heeft)
o Voorbeeld: je hebt een aangeboren taalvermogen maar moet wel met taal in
aanraking komen -> Genie
- Een zwakkere variant hiervan is de sensitieve periode (een periode waarin de gevoeligheid
voor bepaald ervaringen groter is)
o Voorbeeld: het leren van een tweede taal of het bespelen van een muziekinstrument
1
,Het invloedenmodel van de ontwikkeling (Baltes):
Normatieve invloeden:
- Leeftijd-gebonden = alle aspecten van de ontwikkeling die voor iedereen hetzelfde zijn en
wat we allemaal doorlopen, zoals motoriek en taal, geven de norm aan van wat een normale
ontwikkeling is
- Historisch = in welke tijd en omstandigheden je opgroeit, kan leiden tot typische
verschijnselen voor een bepaalde generatie of effect (zoals psychologische problemen en
overgewicht voor kinderen die in de hongerwinter zijn geboren)
Niet-normatieve invloeden: invloeden die niet voor iedereen gelden en persoonsgebonden zijn,
unieke gebeurtenissen in iemands leven die wel een blijvend effect kunnen hebben op de rest van de
ontwikkeling
Baltes: de ontwikkeling is levenslang, multidimensioneel en multidirectioneel (gaat niet voor
iedereen dezelfde kant op). Er is verschuiving van relatieve invloed van biologie en cultuur en
verandering in de bronnen waar je uit put, in het begin zijn we vooral gevoelig voor biologische
aspecten, en daarna meer afhankelijk van cultuur. In het begin heeft de ontwikkeling veel rek
(plasticiteit), ons brein is zo flexibel dat we veel kunnen compenseren. De ontwikkeling is onder
invloed van historische en culturele context.
Basismodellen van de ontwikkeling:
- John Locke: tabula rasa
o Mechanistisch model
o Ontwikkeling is continue
o Kwantitatieve verandering
- Jean-Jacques Rousseau: fasemodel, kinderen worden goed geboren en met specifieke
capaciteiten
o Organismisch model
o Ontwikkeling is discontinue
o Kwalitatieve verandering
Theoretische perspectieven:
- Freuds psychoanalyse: de psychoseksuele ontwikkeling
o Onderscheid van verschillende fasen (oraal, anaal, fallisch, latentie en genitaal)
o Fixatie
o Oedipuscomplex
o Onbewuste processen
- Erikson’s psychosociale ontwikkeling: seksualiteit is niet belangrijk, en het is een
levensloopmodel in plaats van alleen de kindertijd
- Pavlov’s leertheorie: een groot deel van ons gedrag kan verklaard worden door
conditioneringsmechanismen
2
, o Baby Albert
- Behaviorisme (Watson en Skinner): volgens Skinner is ons gedrag complexer door operante
conditionering
- Sociale leertheorie van Bandura: de ontwikkeling is bidirectioneel, persoon en wereld
beïnvloeden elkaar
o Baby doll experiment: leren door imitatie van modellen (volwassenen)
- Jean Piaget’s theorie van de cognitieve ontwikkeling: de cognitie kan in specifieke fasen
omschreven worden
- Information-processing benadering: tegenhangers van Piaget, er is een eenvoudig en basaal
mechanisme waardoor wij kunnen leren, dat steeds complexer wordt en een grotere
capaciteit krijgt
- Vygotsky’s socioculturele theorie: cultuur speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling
o Scaffolding = tijdelijke ondersteuning om het kind te helpen een taak te beheersen
o Zone van de Naaste Ontwikkeling (ZPD) = het verschil tussen wat het kind kan met
hulp en wat het zonder hulp kan
- Contextueel perspectief van Bronfenbrenner: er zijn allerlei verschillende contexten
- Evolutionair/sociobiologisch perspectief (Lorenz en Bowlby): ethologie en
hechtingsmechanismen
Bronfenbrenner:
Onderzoeksmethoden:
- Self-reports: dagboeken, vragenlijsten, interviews
- Naturalistisch vs laboratorium
- Gedragsmaten: vaardigheden, competenties, hartslag, hersenactiviteit
3