Boek medische aansprakelijkheid
H1 Inleiding
Pten kunnen tijdens of in verband met een geneeskundige behandeling door een arts te maken krijgen met
(vermijdbare of onbedoelde) schade, in de zin van lichamelijke letsel, geestelijke letsel, of een aantasting van het
zelfbeschikkingsrecht.
Heeft de schade zich gemanifesteerd, dan is één van de behoeften van de pt het verkrijgen van een vergoeding
ter compensatie van die schade. Doorgaans wordt het civiele aansprakelijkheidsrecht gebruikt om de vergoeding
te realiseren. Er is immers geen andere ‘recht’ dat een compensatiefunctie kent. Wel zou de pt zich in een
strafzaak kunnen voegen als benadeelde partij, maar ook dan zal de vordering worden beoordeeld op basis van
het civiele recht.
H2 De rechtsverhouding tussen de pt en de hulpverlener
Inleiding
Alvorens de vraag beantwoord kan worden onder welke omstandigheden de arts of ziekenhuis aansprakelijk is,
dient eerst te worden vastgesteld in welke rechtsverhouding de arts, het ZH en de pt tot elkaar staan en welke
verplichtingen uit die verhouding voortvloeien. In beginsel bestaat de rechtsverhouding tussen de arts, het ZH en
pt uit een bijzonder contract, te weten gbo. Hierdoor zijn de bepalingen van WGBO van toepassing. Doordat de
WGBO een onderdeel is van het BW, zijn de algemene regels van het BW, voor zover er geen specifieke WGBO-
regels zijn, van toepassing.
2.1 onderwerp van de behandelingovk
De reikwijdte van de WGBO en GBO is behandeld in H2; kortom, onderwerp van de behandelingsovereenkomst
is het verrichten van een handeling(en) op het gebied van de geneeskunst die rechtstreeks betrekking hebben op
de persoon van de opdrachtgever of van een bepaalde derde (op de patiënt). Dit brengt met zich mee dat sprake
moet zijn van individuele gerichtheid. De reikwijdte is bepaald in art. 7:446 BW.
2.2 De opdrachtgever
2.2.1 De patiënt
Ingevolge art. 7:446 lid 1 BW verbindt de hulpverlener zich tegenover zijn opdrachtgever tot het verrichten van
handelingen op het gebied van geneeskunst. De handelingen op het gebied van geneeskunst dienen rechtstreeks
betrekking te hebben op de persoon van de opdrachtgever of van een bepaalde derde. Degene op wiens persoon
de handelingen rechtstreeks betrekking hebben, wordt aangeduid als de pt (lid 1 laatste volzin).
Degene die opdracht geeft tot het verrichten van een geneeskundige handeling is doorgaans degene op wiens
persoon de geneeskundige handeling betrekking heeft. De opdrachtgever is in dat geval (gelijk aan) de patiënt.
Bijzondere vermelding verdient de situatie waarin e vrouwelijke pt wordt begeleid bij haar zwangerschap en
bevalling. Zij is opdrachtgever en de geneeskundige behandeling ziet op haar persoon. Gezien de verbondenheid
van moeder en kind ziet de geneeskundige handeling echter mede op de toestand van het nog ongeboren kind.
Toch wordt het kind niet als contractspartij gezien (vb. Baby Kelly), al wordt daar in de jurisprudentie oook anders
over gedacht (zie voetnoot 11, p. 10). De partner van de vrouw, vader van het kind wordt evenmin contractpartij,
hoewel hij wel een belang heeft bij de inachtneming van de zorgplicht jegens de vrouw en het kind (Baby Kelly).
Een probleem doet zich echter voor wanneer de pt wilsonbekwaam en/of handelingsonbekwaam, dan wel
handelingsonbevoegd is. Deze pten zijn niet zelfstandig bevoegd tot het aangaan van een behandelingsovk of
niet in staat hun wil daaromtrent te uiten (art. 3:32 jo 1:234, 381 en 453 BW). Zij hebben daarom doorgaans een
(wettelijke) vertegenwoordiger die feitelijk als opdrachtgever optreedt.
2.2.2 Vertegenwoordiging en zaakwaarneming
Meest voorkomende situatie is de situatie waarin de minderjarige pt wordt vertegenwoordigd door zijn wettelijke
vertegenwoordigers, meestal de (met het gezag belaste) ouders (arts heeft onderzoeksplicht naar gezag van de
ouders, zie 19 april 2011, ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1064, tenzij onverwijld ingrijpen noodzakelijk is). Hoewel hij
per definitie wilsonbekwaam is, is een minderjarige zonder toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger
niet handelingsbekwaam om een gbo te sluiten, wat volgt uit art. 1:234 BW. Echter, minderjarige in de zin van
WGBO is een pt die de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt (art. 7:447 lid 1). Deze regelt vormt een lex
specialist op hoofdregel van art. 1:233 BW (18 jaar) zie verder H2!
Een ander situatie van wettelijke vertegenwoordiging betreft de meerderjarige wilsonbekwame pt. Een klein deel
van de wilsonbekwame pten is onder curatele gesteld (1:378 BW) en wordt door de uitspraak van de rechter
handelingsonbekwaam. Ten behoeve van een veel groter deel van de wilsonbekwame pten is een mentorschap
ingesteld (1:450 BW). Door de uitspraak van de rechter worden zij handelingsonbevoegd ten aanzien van
rechtshandelingen die betrekking hebben op verzorging, behandeling of begeleiding (1:453 BW). Deze pten
worden vertegenwoordigd door hun curator resp. mentor.
Ook is mogelijk dat een pt een persoonlijk gemachtigde heeft aangewezen om een behandelingsovk te sluiten
voor het geval hij niet meer in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen inzake de noodzaak tot het
ondergaan van geneeskundige zorg; aanwijzing kan bij schriftelijke machtiging (hoeft niet gedateerd te zijn, 12 okt
, 1999, ECLI:NL:RBUTR:1999:AA3827), of een levenstestament (dit is een notariële akte), zijn gebeurd (art. 3:60
jo 7:465 lid 3 BW) (bijv. bij beginnende dementie). De persoonlijk gemachtigde kan alleen optreden als er geen
wettelijk vertegenwoordiger is aangewezen (deze voorrangsregeling vloeit voort uit art. 7:465 lid 3 BW).
Bij afwezigheid van een wettelijke vertegenwoordiger of persoonlijk gemachtigde kan een familielid als
‘vertegenwoordiger’ optreden en de ovk sluiten o.g.v. art. 6:198 BW jo. art. 6:201 BW (zaakwaarneming). Ook
hierbij weer 7:465 lid 3 BW. Tussen de familieleden onderling bestaat geen rangorde (Kamerstukken II 1991/92,
21561, nr. 11, p. 39). Een vb. meerderjarige persoon als gevolg van een ongeval of (plotselinge) aandoening
bewusteloos of comateus is, maar dringend geneeskundige hulp behoeft. In spoedeisende gevallen kan echter de
hulpverlener optreden als zaakwaarnemer en moet de belangen van de pt behartigen. Nu hulpverlener niet met
zichzelf namens de pt een ovk kan sluiten, wordt hij echter niet als (feitelijk) opdrachtgever aangemerkt.
(Wettelijke) vertegenwoordigers worden geen partij bij de behandelingsovk, maar sluiten die in naam van de pt.
De pt blijft dus formeel juridisch opdrachtgever. Het is mogelijk dat (wettelijke) vertegenwoordigers als
contractspartij optreden, echter dit wordt in bijzondere omstandigheden aangenomen. Uit jurisprudentie volgt bijv.
dat eigen belang van ouders daarvoor onvoldoende is, ook al sluiten zij de gbo ter uitvoering van de zorgplicht
voor hun kind en hebben zij zowel een materiële als immateriële belang bij goede nakoming ervan (Baby Joost
en 21 september 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AD6131). Het ontbreken van contractuele relatie brengt met zich
dat ouders als derden worden aangemerkt. Zij hebben dan ook alleen (zelfstandig) recht op vergoeding van
materiële schade voor zover het ‘verplaatste schade’ als bedoeld in art. 6:107 BW betreft. Komt de verplaatste
(gevolg)schade krachtens dit artikel niet voor vergoeding in aanmerking, dan zullen de ouders de schade zelf
moeten dragen, hetgeen het gevolg is van het gesloten vergoedingssysteem van Boek 6, titel 1, afdeling 10 BW;
systeem staat aan vergoeding van door derden geleden schade in de weg voor zover het geen verplaatste
schade betreft. Ditzelfde goldt tot 1-1-19 voor ander nadeel (‘affectieschade’):
o Baby Joost arrest: Baby Joost (vier maanden oude baby) liep ernstige hersenbeschadiging op door
onvolkomenheid bij de uitvoering van de operatie. Hierdoor is hij spastisch geworden en is zijn
verstandelijke ontwikkeling zeer beperkt. Joost behoefde voortdurende verzorging. De schade van Joost
werd afgewikkeld, mar wat resteerde was de schade van zijn ouders, voor zover niet vergoed in gevolge
art. 6:107 BW. Ouders stelde dat tussen hen en de arts evenzeer en gbo tot stand was gekomen, wat
hun een recht gaf op vergoeding van hun materiële en immateriële schade. De Rb. A’dam volgde de
ouders hierin. Echter, het Hof vernietigd de uitspraak. In cassatie hield het arrest van het hof stand. De
HR overwoog: Bij de vraag of iemand bij het sluiten van een ovk in eigen naam is opgetreden dan wel in
naam van derde, hangt af van hetgeen de partijen jegens elkaar hebben verklaard en de partijen over en
weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dienaanzien
redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij aangaan van gbo hebben partijen zich er niet expliciet
over uitgesproken of ouders voor zichzelf dan wel in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers
van hun kind, dan wel in beide hoedanigheden tegelijk optraden. Arts mocht ervan uitgaan dat ouders
ovk als wettelijke vertegenwoordigers van hun kind uitsluitend in naam van het kind sloten. Het enkele
aanwezigheid van eigen belang is onvoldoende om de ouders tot partij bij de ovk te maken.
Met inwerkingtreding van nieuwe bepalingen, teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en
verhaal mogelijk te maken, is art. 6:107 lid 1 en 2 BW opgenomen om voor naasten, onder wie de ouders van een
gekwetst kind, onder omstandigheden het recht op vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade is. Dit
wordt ook wel affectieschade genoemd (komt later aan bod).
Da de (wettelijke)vertegenwoordiger geen partij wordt bij de gbo, neemt niet weg dat hulpverlener in bepaalde
gevallen jegens (wettelijke)vertegenwoordiger verplichtingen dient na te komen (zie art. 7:465, 457 lid 3, 459 lid 3,
450 lid 2457 lid 3 459 lid 3 BW); wel moet vertegenwoordiger de zorg van goed vertegenwoordiger betrachten en
de pt zo veel mogelijk bij de vervulling van zijn taak als vertegenwoordiger te betrekken (457 lid 5 BW; voor
curator en mentorschap is min of meer hetzelfde bepaald, zie 1:381 lid 4 en 1:454 lid 1 BW (curator), 1:454
(mentor)). De wens van pt is leidend (Kamerstukken II 1991/92, 21561, nr. 11, p. 38).
2.3 Opdrachtgever
2.3.1 De hulpverlener
Een hulpverlener verbindt zich tegenover de pt tot het verrichten van handelingen op het gebied van geneeskunst
(7:446 lid 1 BW). De hulpverlener is dus de contractuele wederpartij van de pt en gezien de aard van de ovk als
opdrachtnemer te kwalificeren. Let wel op, hulpverlener kan (alleen) een natuurlijk persoon (vb. arts, tandarts,
verloskundige, alternatieve genezer) of rechtspersoon (vb. ziekenhuis, verpleeghuis of andere zorginstelling) zijn
die een geneeskundig beroep of bedrijf uitoefent. Wanneer is er sprake van een geneeskundig beroep of bedrijf:
o Kamerrstukken II 1989/90, 21561, nr. 3: Omstandigheden van geval zijn bepalend voor het antwoord op
de vraag of er sprake is van uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf. Het regelmatig
verrichten van geneeskundige handelingen, zich naar buiten toe kenbaar maken als beroepsbeoefenaar
en bedingen en verkrijgen van betalingen voor de verrichte handelingen zijn daarvoor aanwijzingen.
een (stille) maatschap is geen rechtspersoon (tenzij openbare maatschap). Dit is van belang voor Medisch
Specialistisch Bedrijven.
2.3.2 Zelfstandig arts als contractspartij