Samenvatting Talen yn Fryslân
Taalstamboom + klankveranderingen
Namen voor de oudere stadia van het Nederlands, Fries en Duits
*Indo-Europees
(? - 1000 v.C.)
*Germaans
(vanaf 1000 v.C.)
*West-Germaans
(vanaf 200)
West-Germaanse West-Germaanse landdialecten
kustdialecten (*Istweoons)
(*Ingweoons) (vanaf 400)
(vanaf 400)
Oudfries Oudnederlands Hoogduits
(700 - 1550) (600 - 1150) (500 - nu)
Middelfries Middelnederlands
(1550 - 1800) (1150 - 1500)
Nieuwfries Nieuwnederlands
(1800 - nu) (1500 - nu)
Het sterretje (*) betekent dat er (vrijwel) niets in de taal is overgeleverd. Het is een gereconstrueerde
taal.
Elke nieuwe fase ontstaat doordat er in bepaalde dialecten een vernieuwing optreedt, die zich
langzamerhand over andere dialecten uitspreidt. Dat proces duurt eeuwen. De data in de tabel zijn
ruwe schattingen van het begin van de vernieuwing.
Een paar opvallende vernieuwingen:
- In het Germaans verandert P in F. Ook verandert K in H. Zo ontstaan Germaanse woorden als
father/heart, faar/hert, vader/hart, Vater/Herz. Het West-Germaans is hoofdzakelijk een groep
conservatieve dialecten die niet meedoen aan de vernieuwingen van het Noord-Germaans.
- In het Ingweoons verandert AGE > EI, NF > F, NS > S en K > TSJ. Zo ontstaan Friese en Engelse
woorden als wein, rain, fiif, five, goose, goes, tsiis, cheese, tsjerke, church. De Istweoonse dialecten
doen niet (of maar voor een klein deel) mee aan die vernieuwingen.
- In het Oudfries verandert ECHT in JOCHT (rjocht, fjochtsje) en AU in AA (baam, later: beam). In het
Oudnederlands verandert KS is S (vos) en AU in OO (boom).
- In het Hoogduits verandert o.a. P > (P)F en T > (T)S, met als resultaat woorden als Pferd, Dorf,
laufen, zwei, setzen, lassen.
- In het Middelfries en Middelnederlands wordt de laatste lettergreep afgezwakt tot een stomme
e. Zo ontstaan woorden als panne, zonne. In het Middelnederlands veranderen o.a. OL > OU (koud),
FT > CHT (gracht), F > V (vader), OE > UU (huus, krupen).
- In het Nieuwfries en Nieuwnederlands verdwijnt vaak de stomme e aan het woordeinde (soan,
zoon, pan, zon). In het Nieuwnederlands verandert o.a. IE in IJ (tijd, blijven) en UU in UI (huis,
kruipen). In het Nieuwfries ontstaat bijvoorbeeld breking
, Hoofdstuk 1: Het Latijn
· Latijn is de taal van de Romeinen (ontstaan in de regio Latium) is begonnen in de achtste eeuw voor
Christus tegelijk met de stad Rome.
· De taal verspreid zich doordat gepensioneerde soldaten een stuk grond krijgen. Door de verovering
van het hele Italiaanse schiereiland breidt Latium dus ook uit.
· In een paar eeuwen tijd verbreedt het gebied. Het is niet meer alleen Italia. In deze tijd verdwijnt de
Keltische taal uit ongeveer heel west Europa. Dit gebeurt in de eerste eeuwen na Christus. Er wordt
aangenomen dat er sprake was van een tweetalige situatie en dat ze later overgingen in het Latijn.
Op het platteland duurde dit langer.
· De plattelandsbewoners houden hun eigen Keltische taal een tijd aan. Latijn is voor hen de
geschreven taal. Na het schrijven, volgt het spreken van deze taal.
· In alle landen met Romeinse kolonisten wordt een vorm van Latijn gesproken. Lang zien deze
mensen hun moedertaal als vulgair of volkslatijn.
· Pas in 1250, wanneer er kleine bestuursgemeenschappen ontstaan, krijgen deze taalvariaties een
naam. Occitaans, Catalaans, Castilliaans, Galicisch, Portugees. Frans en Roemeens.
· Net voor het begin van onze jaartelling komt het Latijn naar ons toe en tot de Rijn. Dit is eeuwenlang
de grens tussen Romeins en niet-Romeinsgebied, de zogenoemde Limes Germanicus.
· Plinius en Tacitus zijn de eerste bewoners aan de andere kant van de Rijn die dit gebied uit de
prehistorie halen. Zij noemen de mensen daar Frisii, Friezen. Het is niet duidelijk waar deze naam
wegkomt. Het is duidelijk dat de overmacht en de culturele beschaving van deze vreemden ook hun
uitstraling hebben op de taal, ook al vestingen zich bijna geen Romeinen in het land dat in de
Middeleeuwen met Frisa Magna zal worden aangeduid. De Latijnse schrijftaal blijft nog aanhouden,
ook als de Romeinen in de vijfde eeuw worden verdreven.
· De komst van de Romeinen was belangrijk voor militair en politiek. De grote man hierbij is Julius
Caesar. Hij verovert Gallia en straft de Germanen een paar keer genadeloos af. Zijn naam was de
bron van de hoogste titel keizer.
· De culturele contacten tussen Friezen, Romeinen en Germanen hebben geleid tot het overnemen
van ‘nieuwe’ woorden. Bijv. het woord voor kaas. De Germanen: justaz. Het woord van de Romeinen
voor kaas is caseus. Uiteindelijk werd dit tsiis in het
Fries en in het Nederlands kaas.
· Er zijn verschillende benamingen voor dingen in
omloop, dat wij niet zo snel in de gaten hebben dat
dit allemaal afkomstig is van het Latijn. Denk hierbij
aan de namen van de maanden. Het aantal dagen in
een week hebben wij ook overgenomen van de
Romeinen. De namen van de dagen zijn afkomstig
van de Germaanse Goden. Bijv. dies Martis wordt
vervangen met de Germaanse God Tiwaz,
uiteindelijk is dit de dinsdag.
· De woorden die in het eerste contact zijn
overgenomen zijn vooral technisch van aard (bouw,
landbouw, bestuur en oorlog).
· Latijn blijft na het verdwijnen van de Romeinen aan. Het blijft de belangrijkste cultuur taal. Nieuwe
woorden worden overgenomen op het gebied van school, kerk en klooster. De eerste twee zijn
afkomstig van het Grieks.
· Door de val van de Romeinen hebben de volkstalen meer ruimte om zich te ontwikkelen.
· Het Latijns komt terug wanneer Karel de Grote de taal invoert in het Frankische Rijk. Hierdoor
kregen volkstalen het moeilijk.
,· Het Latijns is heel lang een grote taal gebleven in de rooms-katholieke kerk. Het Latijns was een
stimulans voor de politiek in het Rijk. Daarom is de wet van de Friezen ook in het Latijns geschreven.
· In de 16e eeuw hebben de protestantse kerken de voorkeur gegeven aan volkstalen, vanwege
verstaanbaarheid. Als reactie hierop beklemtoont de kerk van Rome het Latijns als teken van
eenheid. Pas na de Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) mocht volkstaal als officiële liturgische
taal worden gebruikt. Het Fries heeft nooit veel ruimte gekregen door rooms-katholieke kerken en
protestantse kerken in Friesland.
, Haadstik 2: Het Germaans
In het jaar 113 voor het begin van onze jaartelling wordt Rome opgeschrikt door de inval van de
barbaarse Teutonen. Nog voordat de Romeinen het woord Germani kennen, hebben ze al met de
vertegenwoordigers te maken. De naam Teutonen heeft dezelfde oorsprong als het
Duits/Diets/Deutsch. Indo-Europees is de voorouder van de meest Europese talen, maar ook het
Koerdisch, Iraans, Pakistan en India. Bij de telwoorden kun je dit heel goed zien.
Voorbeeld: tres en trije, duo en twa
Vroeger werd er gedacht dat er sprake was van een stamboom: een oertaal is eerst in tweeën
gesplitst en de takken zijn weer gesplitst. De opsplitsing is letterlijk genomen: groepjes mensen van
het Indo-Europees maken zich los en ontwikkelen een eigen taal. Dit is niet waar
Er bestaan namelijk allerlei dwarsverbanden met de aftakkingen van het Indo-Europees.
Nederlandse en Duitse streektalen gaan langzamerhand in elkaar over. De landstalen (Standaard
Nederlands en Standaard Duits) zijn dan wel weer twee duidelijk onderscheiden talen.
Oorzaak: de streektalen gingen verder uit elkaar liggen en omdat de streektalen gestaag van hun
plaats zijn verdrongen.
Je zou dus kunnen zeggen dat het Keltisch en Germaans uit het Indo-Europees zijn ontstaan, maar uit
de studie van de Germaanse talen kun je eerder zeggen dat het Keltisch en het Germaans klanken
van elkaar hebben overgenomen en veranderd. (Voorbeeld van woorden die zijn meegenomen: Smid
en bien)
De oudste Germaanse tekst is gevonden op een hoorn. De hoorn komt uit 420 en het is de
gemeenschappelijke voorganger van het Oudfries, Oudengels, Ouddeens en het Oudsaksisch.
Klankveranderingen:
Germaans naar Noord- Zuid- West- en Oost-Germaans: De a aan het eind van een woord verdwijnt.
Noord-Germaans naar Oudengels en Oudfries: de a wordt een stomme e
De situatie verandert wanneer de volksverhuizing wordt ingezet. De Goten en andere oost-
Germanen (Vandalen en Bourgondiërs) gaan hun eigen weg en verliezen het contact met de rest van
het Germaans taalgebied. Het Gotisch sterft uit.
In de eeuwen dat de romeinen onder de Rijn zitten, bestaan de afzonderlijke Germaanse talen nog
niet. Aan het eind van de vierde eeuw ontstaat er een domino-effect door de invallen van de Hunen.
De Germaanse stammen raken de komen twee eeuwen volledig op drift. Dit is een van de oorzaken
dat het Romeinse Rijk in West-Europa instort. Dan vestigen de Franken zich in Noord-Frankrijk en het
zuidelijk gebied van de rijn. De jutten, Saksen en ook de Friezen uit die tijd maken de oversteek naar
Engeland.
Het gebied van het huidige Friesland zou in de 4 e en 5e eeuw ook onbevolkt zijn gebleven, omdat de
zee te bedreigend is voor de bevolking. Daarna zou het gebied voor een groot deel opnieuw bevolkt
zijn vanuit het oostelijk gebied. Het gevolg is dat langs de kust van de Zinkval(Vlaanderen) tot aan de
Wezer zich een volk gaat vestigen die later met Friezen wordt aangeduid. De naam is wel gebleven,
maar de kustbevolking was niet meer hetzelfde dan voor de ontvolking. De Franken hebben de
kustbewoners zo genoemd.