Dit document bevat een samenvatting van Hoofdstuk 3 en 4 van Chemie 4 havo (7e Ed.). Hij is gemaakt in 2024. Het bevat een uitgebreide samenvatting klaar om uit te printen of met je vrienden te delen. Formules die in hoofdstuk 3 en 4 voorkomen zijn ook uitgelegd met een voorbeeld. Er zijn ook ander...
Hoofdstuk 3 (bij elk paragraaf ff kijken online voor powerpoints)
Voorkennis: (1 pagina)
Atoombouw
Een atoom is opgebouwd uit een kern met protonen en neutronen, en elektronen in de
elektronenwolk. Het atoomnummer geeft het aantal protonen aan. Het massagetal is de som van
het aantal protonen plus neutronen. Omdat een atoom ongeladen is, heeft elk atoom evenveel
protonen als elektronen.
De elektronen bewegen in schillen om de kern. In de K-schil kunnen maximaal 2 elektronen, in de L-
schil 8, in de M-schil 18 en in de N-schil 32
Stoffen en bindingen
De niet-ontleedbare stoffen, de elementen, zijn te verdelen in metalen en niet-metalen. In het
periodiek systeem zie je rechts bovenaan de niet-metalen; de metalen staan altijd links. Er is één
uitzondering: waterstof is een niet-metaal. In groep 17 staan de halogenen en in groep 18 de
edelgassen.
Moleculaire stoffen bestaan uit moleculen die zijn opgebouwd uit niet-metaalatomen. Moleculaire
stoffen geleiden nooit stroom. De zwakke vanderwaalsbinding is de binding tussen moleculen
onderling.
In een molecuul worden de atomen bijeengehouden door sterke atoombindingen. Eén of meer
gemeenschappelijke elektronenparen houden twee atomen bij elkaar. De covalentie geeft aan
hoeveel atoombindingen een atoom kan vormen. De covalentie van een atoomsoort is af te leiden
uit de plaats van de atoomsoort in het periodiek systeem.
Metalen zijn niet-ontleedbare stoffen die bestaan uit atomen. In de sterke metaalbinding houden
elektronen de atomen bijeen. Door de vrije elektronen geleiden vaste en vloeibare metalen stroom.
Zouten zijn ontleedbare stoffen, verbindingen, die bestaan uit metaalatomen én niet-metaalatomen.
Zouten geleiden alleen stroom ingesmolten en opgeloste toestand.
,H3.1 (1 pagina)
Atomen bevatten evenveel elektronen in de elektronenwolk als protonen in de kern. Een atoom
heeft daardoor geen lading. De lading van de positief geladen protonen wordt gecompenseerd door
de lading van evenveel negatief geladen elektronen. Als een niet-metaalatoom een extra elektron
opneemt, ontstaat een deeltje met de lading van 1 min. Zo’n geladen deeltje heet een ion.
Een niet-metaal atoom kan een extra elektron opnemen als de buitenste schil nog niet vol is. Als alle
schillen vol zitten van een atoom en 1 alleen zit kan die juist weggaan.
Tabel 40A
Van sommige metalen komen verschillende ionen voor, ionen met een andere lading. Deze lading
geef je aan met een Romeins cijfer. Fe2+ noteer je als ijzer(II)ion en Fe3+ als ijzer(III)ion.
Niet-metaalatomen kunnen juist één of meer elektronen opnemen. Hun ionen hebben een
negatieve lading.
In een vast zout trekken de positieve en negatieve ionen elkaar sterk aan. De ionen zijn door een
ionbinding gebonden. Door de sterke ionbinding hebben zouten een hoog smeltpunt.
Een vast zout is altijd ongeladen. Dit kan alleen doordat de ionen in een vaste verhouding in het
ionrooster zitten. Voor een zout opgebouwd uit 1+ en 1- geladen ionen is het eenvoudig. In
keukenzout komen evenveel Na+ ionen en Cl- ionen voor: natriumchloride heeft de
verhoudingsformule Na+Cl-.
Het zout als geheel is alleen ongeladen als er twee keer zoveel chloride-ionen aanwezig zijn als
calciumionen. De verhoudingsformule is Ca2+Cl- 2.
De systematische naam van een zout is opgebouwd uit de naam van het positieve ion gevolgd door
de naam van het negatieve ion.
Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen. Metaalionen zijn altijd positief geladen, niet-
metaalionen hebben een negatieve lading. In een vast zout zijn alle ionen door de sterke ionbinding
onderling in een ionrooster gebonden. In de verhoudingsformule van een zout zie je in welke
verhouding de ionen voorkomen.
, H3.2 (+aantekeningen schrift) (1 pagina)
Sommige zouten en zoutoplossingen hebben ook een ouderwetse of triviale naam; Binas tabel 66A.
Als er evenveel of meer zout aanwezig is dan er maximaal kan oplossen is de oplossing verzadigd. Is
de maximaal oplosbare hoeveelheid nog niet bereikt, dan is van een oplossing onverzadigd.
Als een zout oplost in water reageert het water niet. Door het oplossen verbreekt de ion binding en
ontstaan losse ionen. De oplosvergelijking voor het oplossen van calciumchloride, CaCl2, ofwel
Ca2+Cl-2, schrijf je als volgt.
CaCl2(s) → Ca2+(aq) + 2 Cl-(aq)
Let bij het opstellen van een oplosvergelijking op de volgende punten:
Controleer in de oplosbaarheidstabel Binas tabel 45A of het zout goed of matig oplosbaar is;
Het (nog) niet-opgeloste zout heeft de fase s;
Na oplossen zijn er losse ionen met de fase aq (opgelost in aqua/water);
Noteer de lading bij de losse ionen;
Elke index uit de verhoudingsformule van het zout wordt een coëfficiënt in de
oplosvergelijking.
In de notatie van een zoutoplossing komt geen vast zout voor; alleen losse ionen. Een oplossing van
bijvoorbeeld calciumchloride geef je weer als: Ca2+(aq) + 2 Cl-(aq).
Van metalen is bekend dat ze stroom geleiden. Dat komt door de vrije elektronen, die zich door het
metaalrooster verplaatsen. Ook zouten geleiden in sommige fasen stroom.
Gesmolten zouten en opgeloste zouten kunnen stroom geleiden. De reden hiervoor is dat er zowel
in een gesmolten zout als in een zoutoplossing losse ionen voorkomen. Deze ionen bewegen los van
elkaar en zorgen voor de geleiding van stroom. In een vast zout zitten de ionen vast in het
ionrooster, waardoor geen stroomgeleiding mogelijk is.
Om een vast zout uit een zoutoplossing te halen is er eigenlijk maar één middel: het water moet
verdampen. Het zout blijft dan als residu achter. Voor het indampen is warmte nodig.
Bij het winnen van zout uit zeewater komt de warmte van de zon. Bij het practicum gebruik je een
brander. De vergelijking voor het indampen van een keukenzoutoplossing is het omgekeerde van de
oplosvergelijking: Na+(aq) + Cl-(aq) → NaCl(s)
De indampvergelijking voor het winnen van vast calciumchloride uit een calciumchloride-oplossing
is: In een oplossing van een zout komen losse ionen voor; de ionen hebben de fase (aq). Water komt
niet voor in een oplosvergelijking of indampvergelijking. Na indampen van een zoutoplossing is het
vaste zout het residu.Losse ionen zorgen ervoor dat een zoutoplossing stroom geleidt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Bastiaan5ejaars. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.