FORENSISCHE PSYCHOPATHOLOGIE
HOORCOLLEGE 1 & 2– FORENSISCHE PSYCHOPATHOLOGIE & DIAGNOSTIEK IN HET
FORENSISCHE VELD
Hoe kunnen we RNR-principes toepassen in de forensische beoordeling en behandeling:
1. Beoordeling van de patiënt a.d.h.v. criminogene (needs) en niet-criminogene
behoeften identificeren: wat is er aan de hand met een persoon?
Criminogene behoeften: geschiedenis van antisociaal gedrag,
antisociaal persoonlijkheidspatroon, antisociale attitudes, antisociale
associaties, familie/vrienden, school/werk, vrije tijd/ontspanning,
middelengebruik.
Criminogene behoeften zijn afkomstig uit 3 pijlers:
a) DSM-5 diagnose: is er een bepaalde stoornis aanwezig, naast
de risicofactoren
b) Risico- en beschermende factoren: wat verhoogt of verlaagt
het recidive?
c) Wat leert het gepleegde delict ons: karakteristieken van de
misdaad, ernst verwondingen, geslacht/leeftijd slachtoffer
(vooral bij zedendelinquenten), voorkomen van recidive in het
verleden
2. Classificeren van behoeften
o Zodra de criminogene behoeften (needs) bekend zijn, krijg je een eerste
inzicht waarop behandeld moet worden
Psychotische patiënt (first offenders en levensdelicten)
Psychotische met antisociale trekken
Antisociaal (cluster B narcisme, borderline, theatraal)
Middelenmisbruik (niet al het middelenmisbruik is gerelateerd aan
delictgedrag en recidive)
Maladaptieve affectieve stoornis (LVB-problematiek)
Seksuele problemen
3. Behandeling
o Identificeren van behandeldoelen: wat moet als eerste aangepakt worden?
o Passende interventies: zorg dat de behandeling aansluit op de specifieke
behoeften van de patiënt
4. Behandeling programma’s toepassen (bv. agressie regulatie)
o Het heeft geen nut om behandeling te starten als patiënt niet behandeld wil
worden
o Window of tolerance: als iemand binnen zijn window of tolerance zit, kan de
persoon helder nadenken, stress beheersen en sociaal betrokken zijn zonder
overweldigd te raken.
Zijn er factoren waardoor iemand niet ontvankelijk is voor
behandeling (bijv. angst), dan neem je deze eerst weg treatment
readiness
,Discussiepunten:
Zonder inzicht in criminogene needs, geen inzicht in risk en responsivity
o Eens: needs zijn de dynamische factoren die direct bijdragen aan crimineel
gedrag. Zonder inzicht hierin is het lastig risico’s te beoordelen of te bepalen
hoe iemand op interventies reageert
Het opstellen van patiëntprofielen is nutteloos
o Oneens: het biedt inzicht in patronen van gedrag, behoeften en
mogelijkheden voor interventies. Ze zijn niet allesomvattend, maar helpen
onze gedachten te ordenen
Beschermende factoren maken een delinquent echt niet beter; focus alleen op de
risicofactoren
o Oneens: beschermende factoren kunnen een bufferend effect hebben op
risicofactoren. Ze bevorderen positieve gedragsverandering en veerkracht
As-1 stoornissen: klinische aandoeningen vooral SUD, alcoholstoornis, parafiele stoornis
(letterlijk: liefde anders, mensen die zich aangetrokken voelen tot dingen anders dan
normaal)
AS-2 stoornissen: persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke beperkingen vooral
antisociaal gedrag (vanaf 15 jaar), cluster B, conduct disorder
Er is geen positieve relatie tussen psychopathie en asps. Het zijn twee verschillende
constructen.
Karakteristieken patiënten: psychotische stoornissen en cluster B; voornamelijk
doodslag/moord, mishandeling, seksueel kindermisbruik; gemiddeld IQ.
In de forensische psychiatrie nemen risicofactoren af en beschermende factoren toe over de
tijd.
Psychose en risico op geweld:
Douglas et al: psychose heeft 1.49-1.68x zo veel meer risico op geweld. Zij toonden
ook het belang van moderatoren aan
Coid et al: hallucinaties en (hypo)manische symptomen bij psychose zijn niet
geassocieerd met een verhoogd risico op geweld, tenzij er sprake was van een
comorbide asps. Alleen paranoïde wanen hadden 2.9x meer risico op geweld
(onafhankelijk van comorbiditeit met middelenmisbruik of andere psychische
stoornissen).
Andere meta-analyse: zowel positieve (sterkste associatie), negatieve als
gedesorganiseerde symptomen zijn geassocieerd met een verhoogd risico op geweld.
Middelenmisbruik zorgt ervoor dat psychose 8.9x meer risico heeft op geweld.
Patiënten met alleen middelenmisbruik hebben meer risico op geweld, dan patiënten
met psychose zonder comorbide middelenmisbruik middelenmisbruik belangrijke
risicofactor
, Relatie tussen de duur van de onbehandelde eerste psychose en geweld: als ze hier
behandeling voor krijgen pleegt 1/10.000 een moord, maar zonder behandeling
pleegt 1/700 een moord risico circa 15x hoer op het begaan van een moord
Persoonlijkheidsstoornissen en geweld, geweldsrecidive en algemeen recidive:
Personen met persoonlijkheidsstoornissen hebben 3x meer risico op geweld
Delinquente groep met persoonlijkheidsstoornissen heeft 2.4x hoger recidiverisico
ASPS sterkst gerelateerd met geweld en delinquentie: 13x zo vaak geweld en
geassocieerd met een verhoogd risico op algemeen, geweld- en seksueel recidive
Psychopathie factor 2 (gedragskenmerken die behoren bij een antisociale levensstijl)
voorspelt geweld beter dan factor 1 (affectieve en interpersoonlijke aspecten)
Behandelprogramma niet voltooien meer recidive
o Patiënten die het meest behandeling nodig hebben, vertonen ook de meeste
therapieontrouw
Andrews et al: de 8 needs zijn geslachtsneutraal. Ze voorspellen zowel bij man als vrouw
forensisch gedrag nauwkeurig. Bij middelengebruik voorspelt het recidive beter bij vrouwen
dan bij mannen.
Delict voorspellende factoren:
Statisch: maternaal roken, vroege blootstelling aan geweld, opvoeding,
voorgeschiedenis geweld/criminaliteit.
Dynamisch: psychotische stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen,
middelenmisbruik, bipolaire stoornis, therapietrouw, niet in behandeling zijn
(psychose), afwijkende seksuele voorkeuren
Instrument voor Forensische Behandelevaluatie (IFBE): behandelevaluatie- en
risicomanagementinstrument voor een heterogene groep tbs-patiënten. Het bestaat uit de
14 klinische indicatoren van de HKT-R*, aangevuld met 8 indicatoren die relevant lijken bij
een behandeling in een forensische setting.
Beschermende factoren: probleeminzicht*, meewerken aan behandeling*, erkennen
van delict*, copingvaardigheden*, medicatiegebruik*, vaardigheden ter vermijding
van middelengebruik, vaardigheden ter vermijding van fysiek agressief gedrag,
vaardigheden ter vermijding van seksueel grensoverschrijdend gedrag
Probleemgedrag: impulsief*, antisociaal*, vijandigheid*, seksueel
grensoverschrijdend, manipulerend, overtreden van regels/voorwaarden*, oriëntatie
op antisociale personen*, psychotische symptomen*, middelengebruik*
Resocialisatievaardigheden: evenwichtige dagindeling, arbeidsvaardigheden*, sociale
vaardigheden*, zelfverzorgingsvaardigheden*, financiële vaardigheden
(Forensische) psychopathologie wordt interessant wanneer de stoornis of het kenmerk delict
gerelateerd is/direct samenhangt met recidive.
HOORCOLLEGE 3 – SYMPTOMEN/SYNDROMEN EN BEHANDELING
, Symptomen: enkelvoudige klachten, zoals angst of hallucinaties
Syndromen: samenstelling van symptomen die een specifieke diagnose ondersteunen, zoals
schizofrenie of depressieve stoornis. Het helpt bij het begrijpen van complexe psychische
problemen.
Diagnostische integriteit: als we diagnosticeren doen we dat allemaal op dezelfde manier.
DSM-5 biedt een raamwerk voor het classificeren van psychische stoornissen. Professionals
gebruiken het als leidraad om de aanwezigheid van symptomen in syndromen te
identificeren, wat essentieel is voor diagnostische nauwkeurigheid en klinische consistentie.
Voordelen
o Maakt het mogelijk om consistente, eenduidige diagnoses te stellen, wat
belangrijk is voor klinische praktijk en onderzoek
o Het standaardiseert de diagnostische benadering: bijv. voor een depressieve
stoornis zijn er 5 specifieke symptomen, gedurende minstens 2 weken
Beperkingen
o Categorisch, terwijl stoornissen vaak overlappende symptomen vertonen
o Co-morbiditeit, waarbij meerdere stoornissen bij één persoon voorkomen. De
DSM-5 categoriseert deze overlap, maar faalt in het bieden van inzicht in de
onderliggende mechanismen (= theorie loos) die symptomen verbinden. Dit
kan leiden tot beperkingen in behandelmogelijkheden en diagnostische
precisie
o Mist aandacht voor transdiagnostische factoren, die bij meerdere stoornissen
een rol spelen (bijv. emotionele disregulatie of impulsiviteit). Hierdoor wordt
de mogelijkheid om onderliggende kwetsbaarheden van patiënten aan te
pakken beperkt (bijv. trauma’s of hersenletsel).
Transdiagnostisch onderzoek (gaat nog verder dan dimensionele aanpak): kijk naar de
symptomen en niet naar de diagnose die daaraan gekoppeld wordt. Het richt zich op
gemeenschappelijke onderliggende factoren. Deze benadering komt voort uit de behoefte
om co-morbiditeit en overlappende symptomen beter te begrijpen. Het opent de deur naar
een meer holistische behandeling.
Voordelen
Kan bijdragen aan een dieper begrip van co-morbide stoornissen door
gemeenschappelijke factor aan te pakken
Verbetert behandeluitkomsten door een breder symptoomprofiel te behandelen,
i.p.v. gefocust blijven op een enkele stoornis
Biedt ruimte voor gepersonaliseerde behandeling die inspelen op unieke combinaties
van symptomen en kwetsbaarheden van de patiënt
Vooral nuttig in complexe forensische situaties, waar fluctuatie van symptomen en
contextafhankelijkheid een rol spelen.