BIOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
SAMENVATTING
LEERJAAR 1, KWARTIEL 3 (2019-2020)
BOEK: BIOLOGICAL PSYCHOLOGY, 13 E EDITIE
INHOUDSOPGAVE:
Introductie
Hoofdstuk 1:
1.1 De cellen van het zenuwstelsel
1.2 De zenuwimpuls
Hoofdstuk 2:
2.1 Het concept van synapsen
2.2 Chemische gebeurtenissen bij de synaps
Hoofdstuk 3:
3.1 Structuur van het gewervelde zenuwstelsel
3.2 De hersenschors
3.3 Onderzoeksmethode
Hoofdstuk 4:
4.1 Genetica en evolutie van gedrag
4.2 Ontwikkeling van de hersenen
4.3 Plasticiteit na hersenschade
Hoofdstuk 5
5.1 Visuele codering
5.2 Hoe de hersenen visuele informatie verwerken
5.3 Parallelle verwerking in de visuele cortex
Hoofdstuk 6:
6.1 Auditie
6.2 De mechanische zintuigen
6.3 De chemische zintuigen
,INTRODUCTIE
DE BIOLOGISCHE BENADERING VAN GEDRAG
Bewustzijn is iets dat we ervaren en het vraagt om uitleg, zelfs als we nog niet zien
hoe het te verklaren. Chalmers en Rensch zeiden, in plaats daarvan, dat we
bewustzijn beschouwen als een fundamentele eigenschap van materie. Een
fundamentele eigenschap is iets dat niet gereduceerd kan worden tot iets anders.
Dit is echter onbevredigend aangezien bewustzijn niet zoals andere fundamentele
eigenschappen is. Materie heeft altijd massa, en protonen en elektronen hebben
altijd lading. Zover we weten, komt bewustzijn alleen voor in bepaalde delen van een
zenuwstelsel, en komt het niet altijd voor.
HC1:
Waarom is bewustzijn van belang?
We kunnen er keuzes mee maken en erop anticiperen en kunnen leren door
herinneringen en zo weer betere keuzes maken. Zit in de hersenstam, thalamus,
cortex. Het is een samenspel van meerdere delen van het brein, dit waren drie
belangrijke voorbeelden.
(Mind-brain problem, mind-body problem)
HET GEBIED VAN BIOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
Biologische psychologie is de studie van psychologie, evolutie en ontwikkelings-
mechanismen van gedrag en ervaring. Biologische psychologie is niet alleen het
gebied van een studie maar ook een
manier van kijken. Het houdt in dat we
denken en handelen als we doen vanwege
hersenmechanismen en dat we die hersen-
mechanismen hebben ontwikkeld omdat
oude dieren die op deze manier hebben
gebouwd en zo overleefd hebben en
voortgeplant hebben. Biologische
psychologie figuur gaat veel over de
hersenactiviteit.
Inspectie van de hersenen onthult verschillende deelgebieden. Op het microscopisch
gebied, zien we twee soorten cellen; neuronen en de gliacellen. Neuronen, die
boodschappen overbrengen naar elkaar en naar spieren en klieren, variëren enorm
in grootte, vorm en functies. De gliacellen, over het algemeen kleiner dan neuronen,
hebben veel functies maar brengen geen informatie over grote afstanden.
,DRIE HOOFDPUNTEN OM TE ONTHOUDEN UIT DIT BOEK
1. Waarneming vindt plaats in je hersenen.
2. Mentale activiteit en bepaalde soorten hersenactiviteit zijn, zo ver we weten,
onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze positie staat bekend als monisme,
het idee dat het universum uit slechts één soort wezen bestaat.
(Het tegenovergestelde is dualisme, het idee dat je geest één soort substantie
zijn en materie een andere). Monisme zegt dat je gedachte en ervaringen
hetzelfde zijn als je hersenactiviteit.
3. We moeten voorzichtig zijn met wat een verklaring is en wat niet. Bijv. mensen
met een depressie hebben minder hersenactiviteit dan normaal. Vertelt dat
ons waarom mensen depressief zijn? Nee dus.
BIOLOGISCHE VERKLARINGEN VOOR GEDRAG
Verklaringen van gedrag verwijzen vaak naar opzettelijke doelen, maar vaak hebben
we geen reden om intenties aan te nemen. Mensen weten niet altijd waarom ze zich
gedragen zoals ze doen. Biologische verklaringen voor gedrag vallen in vier
categorieën; fysiologisch, ontogenetisch, evolutionaire en functioneel.
Fysiologische verklaringen relateert een gedrag aan de
activiteit van de hersenen en andere organen. (Hc1; focus
op gedrag gerelateerde aan lichamelijke processen,
neurotransmitters en mentale processen)
Ontogenetische verklaringen beschrijft hoe een structuur of
gedrag zich ontwikkelt, inclusief de invloeden van genen,
voeding, ervaringen en hun interacties. (HC1: focus op
beschrijving hoe het gedrag zich kon ontwikkelen,
oorsprong van het gedrag. In elke context verschillen
bekijken, denk aan sociaal/ cultuur)
Evolutionaire verklaringen reconstrueert de evolutionaire
geschiedenis van een gedragsstructuur. De karakteristieke
kenmerken van een dier zijn bijna altijd modificaties van iets
dat in voorouderlijke soorten wordt gevonden. (HC1: focus op gedrag als gevolg van
de evolutie van een soort)
Functionele verklaringen beschrijft waarom een structuur of gedrag geëvolueerd is
zoals het is. (Blz. 8) (HC1: focus op doel van gedrag, waarom is het zo ontwikkeld?)
CARRIÈREMOGELIJKHEDEN
---
,HET GEBRUIK VAN DIEREN IN ONDERZOEK
HC1:
Vier redenen waarom de meeste biologische Is nodig om bepaalde dingen te
psychologen dieren bestuderen i.p.v. mensen; begrijpen.
1. De onderliggende gedragsmechanismen zijn Medicijnen ontwikkelen.
vergelijkbaar tussen soorten en soms We doen het ook uit
nieuwsgierigheid.
gemakkelijker te bestuderen bij een niet-
Minimalist, dieren onderzoek met
menselijke soort.
regels.
2. We zijn geïnteresseerd in dieren voor hun eigen
Abolitionist, dieren onderzoek
bestwil.
afschaven.
3. Wat we leren over dieren werpt licht op de
menselijke evolutie.
4. Wettelijke of ethische beperkingen voorkomen bepaalde soorten onderzoek op
mensen.
VORMEN VAN OPPOSITIE
HC1:
Minimalist; bepaalde soorten dieronderzoek René Descartes; Dualisme;
tolereren, maar willen dat je het onderzoek zo
Dit wordt dualisme genoemd,
veel mogelijk beperkt, afhankelijk van de
waarbij de geest wordt
waarschijnlijke waarde van het onderzoek, de
beschouwd als 'niet-materieel' en
hoeveelheid ontwrichting voor het dier en het het lichaam als 'materieel'.
soort dier. Volgens het dualistisch denken
De wettelijke norm benadrukt "de drie R's": zijn het materiële en het niet-
vermindering van het aantal dieren (minder materiële onafhankelijk van
dieren gebruiken), vervanging (indien mogelijk elkaar. Dualisten ontwikkelden de
met computermodellen of andere vervangers idee van het lichaam als
voor dieren) en verfijning (het aanpassen van de machine, dat alleen kon worden
procedures om pijn en ongemak te doorgrond in termen van zijn
verminderen). onderdelen en waarbij inzicht in
ziekten werd verkregen via het
Abolitionisten beweren dat alle dieren dezelfde
bestuderen van cellulaire en
rechten hebben als mensen. Ze beschouwen
fysiologische processen
het doden van een dier als moord, ongeacht of
(gezondheidspsychologie)
het de bedoeling is om het te eten, de vacht te
gebruiken of wetenschappelijke kennis op te
doen. Een dier in een kooi houden (vermoedelijk zelfs een huisdier) is naar hun
mening slavernij. Omdat dieren geen geïnformeerde toestemming voor onderzoek
kunnen geven, houden abolitionisten vol dat het verkeerd is om ze op welke manier
dan ook te gebruiken, ongeacht de omstandigheden.
, HOOFDSTUK 1; ZENUWCELLEN EN ZENUWIMPULSEN
1.1 DE CELLEN VAN HET ZENUWSTELSEL
NEURONEN EN GLIACELLEN
Het zenuwstelsel bestaat uit twee soorten cellen, neuronen en glia. Neuronen
ontvangen informatie en verzenden deze naar andere cellen. Glia heeft veel
functies die moeilijk samen te vatten zijn. Gliacellen ondersteunen de neuronen.
In de late jaren 1800 gebruikte Santiago Ramón y Cajal nieuw ontwikkelde
kleurtechnieken om aan te tonen dat een kleine opening de punt van de vezel van
een neuron scheidt van het oppervlak van het volgende neuron. Het brein bestaat,
net als de rest van het lichaam, uit afzonderlijke cellen.
SANTIAGO RAMÓN Y CAJAL, EEN PIONIER VAN NEUROWETENSCHAPPEN
Cajal wilde kunstenaar worden, maar zijn vader stond erop dat hij medicijnen
studeerde als een veiligere manier om de kost te verdienen. Hij slaagde erin de twee
velden te combineren en werd een uitstekende anatomisch onderzoeker en
illustrator. Zijn gedetailleerde tekeningen van het zenuwstelsel worden vandaag nog
steeds als definitief beschouwd.
DE STRUCTUUR VAN EEN DIERENCEL
Het oppervlak van een cel is het membraan (of plasmamembraan), een structuur
die de binnenkant van de cel scheidt van de buitenomgeving. De meeste
chemicaliën kunnen het membraan niet passeren, maar eiwitkanalen in het
membraan staan een gecontroleerde stroom water, zuurstof, natrium, kalium,
calcium, chloride en andere belangrijke chemicaliën toe.
Met uitzondering van zoogdier rode bloedcellen, hebben alle dierlijke cellen een
kern, de structuur die de chromosomen bevat.
Een mitochondrion is de structuur die metabolische activiteiten uitvoert en de
energie levert die de cel voor alle activiteiten gebruikt. Mitochondria hebben genen
gescheiden van die in de kern van een cel, en mitochondria verschillen genetisch
van elkaar.
→ Mensen met overactieve mitochondriën hebben de neiging hun brandstof snel te
verbranden en oververhit te raken, zelfs in een koele omgeving.
→ Mensen van wie de mitochondriën minder actief zijn dan normaal, zijn vatbaar
voor depressies en pijnen.
→ Gemuteerde mitochondriale genen zijn een mogelijke oorzaak van autisme
Ribosomen zijn de plaatsen in een cel die nieuwe eiwitmoleculen synthetiseren.
Eiwitten leveren bouwmaterialen voor de cel en vergemakkelijken chemische
reacties. Sommige ribosomen zweven vrij in de cel, maar andere zijn bevestigd aan
het endoplasmatisch reticulum, een netwerk van dunne buizen die nieuw
gesynthetiseerde eiwitten naar andere locaties transporteren.