SAMENVATTING INLEIDING EUROPEES RECHT
Inleiding Europees Recht – prof. Mr. P.J. Slot – tweede druk
H1 t/m 5 en H7
Naam: Fleur te Wierik
Jaar: 2024
Universiteit: Open Universiteit – Schakelzone Recht
,HOOFDSTUK 1 – ACHTERGROND EN BASISBEGRIPPEN
Alvorens het Europees recht te kunnen behandelen, is het noodzakelijk een aantal opmerkingen te
maken over twee belangrijke vormen van internationale samenwerkingen tussen staten:
1. Verdragen
2. Internationale organisaties
Verdragen
Staten kunnen op velerlei manieren met elkaar samenwerken. Zij kunnen bijvoorbeeld officiële
betrekkingen aanknopen door het uitwisselen van ambassadeurs. Dit kan verder gaan door
regelmatige ontmoetingen tussen staatshoofden, conferenties van ministers en dergelijke.
Dergelijke bijeenkomsten leiden vaak tot het sluiten van verdragen, waardoor de samenwerking
tussen staten een georganiseerd karakter krijgt. Hierna komen vier belangrijke aspecten van
verdragen aan de orde:
1. De omschrijving van een verdrag
Een verdrag is een overeenkomst tussen staten waarbij deze ten opzichte van elkaar
bepaalde verplichtingen aangaan. Verdragen kunnen op allerlei onderwerpen betrekking
hebben. Van oudsher hebben staten handelsverdragen gesloten, waarbij zij aan elkaar
bepaalde privileges toekenden, zoals invoer tegen lagere of geen tarieven, toestaan van de
vestiging van kooplieden enzovoort.
2. De totstandkoming van een verdrag
De gebruikelijke gang van zaken is dat staten die een verdrag willen sluiten, daarover eerst
onderhandelen. Dat gebeurt veelal tijdens een conferentie van ministers of andere
regeringsvertegenwoordigers. Is er overeenstemming bereikt over de inhoud van het verdrag,
dan wordt het betrokken document door de ministers ondertekend (geparafeerd).
Vervolgens moet het parlement van elke staat zijn goedkeuring geven. Deze goedkeuring
(ratificatie) vindt meestal plaats door een speciale goedkeuringswet. Hebben alle staten de
ratificatie verricht, dan treedt het verdrag in werking.
3. De benaming en structuur van een verdrag
De woorden ‘verdrag’ en ‘overeenkomst’ worden vaak door elkaar gebruikt, soms
voorafgegaan door het adjectief ‘internationaal’. Andere aanduidingen zijn bijvoorbeeld:
§ Conventie
§ Akkoord
§ Handvest
Met de term ‘protocol’ wordt een aanvulling op, of een technische uitwerking van een
verdrag bedoeld. Gebruikelijk is dat een verdrag begint met een preambule (aanhef) waarin
een aantal plechtige overwegingen zijn vermeld, waaruit blijkt wat de redenen waren om dat
verdrag te sluiten. De preambule wordt gevolgd door de eigenlijke verdragstekst in de vorm
van artikelen. Aan het einde volgen de handtekeningen van de staatshoofden of ministers die
bevoegd waren het verdrag te sluiten.
4. De onderscheiding tussen bilaterale en multilaterale verdragen
Verdragen kunnen worden onderscheiden in bilaterale en multilaterale verdragen, gesloten
tussen respectievelijk twee of meer staten. Een synoniem voor multilateraal is plurilateraal.
Bij bilaterale verdragen voeren staten veelal zelf uit wat zij in het verdrag hebben
afgesproken. Eén of meer keren per jaar komen de bevoegde ministers of ambtenaren bijeen
om overleg te plegen over de uitvoering van die overeenkomst en over eventueel gerezen
problemen.
Worden de betrekkingen complexer, bijvoorbeeld doordat een groep van staten een
(multilateraal) verdrag sluit en regelmatig overleg en uitvoeringsmaatregelen nodig zijn, dan
kan daartoe een internationale organisatie worden opgericht.
,Internationale organisaties
Kenmerken en typen van internationale organisaties
Een internationale organisatie is een lichaam opgericht bij een verdrag en voorzien van één of meer
organen, met als taak het op duurzame wijze behartigen van gemeenschappelijke belangen van
staten.
Veelal wordt een internationale organisatie opgericht doordat een aantal staten onderhandelt over
een oprichtingsverdrag, dat daarna ondertekend en vervolgens geratificeerd wordt. Er bestaan
thans vele honderden organisaties op vrijwel elk terrein van het maatschappelijke leven. In het
algemeen worden in een verdrag waarbij een internationale organisatie wordt opgericht, de volgende
onderwerpen geregeld:
§ Welke rechten en plichten de staten ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de
internationale organisatie hebben
§ Wat de taken (doelstellingen) van de internationale organisaties zijn
§ Welke bevoegdheden de internationale organisatie heeft
§ Hoe de organisatie gefinancierd gaat worden
Vooral in de twintigste eeuw zijn door de steeds nauwer wordende betrekkingen tussen de staten op
veel terreinen internationale organisaties opgericht, zowel op wereldwijd niveau als tussen staten in
een bepaalde regio.
Men kan tussen deze organisaties een onderscheid maken naar hun taken:
1) Politieke organisaties: deze organisaties houden zich bezig met de algemene betrekkingen
tussen staten, in het bijzonder met het voorkomen van gewapende conflicten tussen staten.
Een voorbeeld hiervan is de Verenigde Naties.
2) Militaire organisaties: in het kader van deze organisaties zijn afspraken gemaakt over
collectieve verdediging. Een bekend voorbeeld is de NAVO.
3) Economische organisaties: In deze organisaties wordt samengewerkt op het gebied van de
internationale handel, zoals de WTO, op het gebied van monetaire aangelegenheden,
bijvoorbeeld het IMF.
4) Sociale organisaties: De werkterreinen van deze organisaties hebben betrekking op
arbeidsvoorwaarden, gezondheid en voedsel.
5) Technische organisaties: Organisaties van dit type houden zich bezig met zaken als
internationaal postverkeer, toerisme, meteorologie, industriële eigendom en cultuur.
Intergouvernementele en supranationale organisaties
In de meeste gevallen hebben internationale organisaties een tamelijk eenvoudig opzet, die
vergelijkbaar is met die van een particuliere vereniging. Het gaat vrijwel steeds om een drieledig
organisatiepatroon:
• Het voornaamste orgaan is een algemene vergadering van regeringsvertegenwoordigers,
waarvoor veelal de benaming ‘Raad’ wordt gebruikt. Deze Raad komt gewoonlijk één keer
per jaar bijeen om de belangrijkste besluiten van de internationale organisatie goed te
keuren.
• Het tweede orgaan is het dagelijkse bestuur. Dit bestaat uit een kleiner aantal leden, die
vaak bij toerbeurt gekozen worden door de Raad. In de regel zijn dit ambassadeurs van de
betrokken staten, die ter plekke zijn gestationeerd.
• Ten slotte heeft de internationale organisatie een secretariaat, onder leiding van een
secretaris-generaal.
De afbakening van bevoegdheden tussen een internationale organisatie en de lidstaten daarvan,
wordt in de eerste plaats beheerst door het zogenoemde attributiebeginsel. Dit beginsel houdt in
dat een internationale organisatie niet meer bevoegdheden heeft, dan door de lidstaten aan deze
organisatie is toebedeeld.
, Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de doctrine van implied powers geleidelijk aan invloed
gewonnen. De leer van implied powers houdt in dat een internationale organisatie alle
bevoegdheden toekomt die nodig zijn voor een effectieve uitoefening van haar taak. Dat leidt er toe
dat het werkterrein van internationale organisaties ruimer kan zijn dan op het eerst gezicht volgt uit
de expliciete toegekende bevoegdheden.
Degenen die in een dergelijk conflict pleiten voor beperkte bevoegdheden, zullen zich allicht baseren
op het attributiebeginsel, terwijl anderen zich zullen beroepen op de leer van implied powers.
Implied powers is geen alternatief voor attributie, maar een mogelijke uitwerking ervan.
Werkterrein van internationale organisaties
Het werkterrein van internationale organisaties omvat zaken als het verzamelen en uitwisselen van
informatie, het organiseren van conferenties tussen de staten voor bepaalde projecten of het
verrichten van studies. Eigen bestuursorganen hebben die organisaties niet. Als er besluiten worden
genomen, worden deze door de deelnemende staten zelf uitgevoerd. De besluiten worden veelal
genomen met eenparigheid van stemmen, met als gevolg dat iedere deelnemende staat beschikt
over een recht van veto.
è Deze kenmerken geven aan dat in deze internationale organisaties de regeringen het voor het
zeggen hebben. Daarom wordt er veelal gesproken over intergouvernementele
organisaties.
Supranationale organisaties
Hiertegenover staat de supranationale organisatie. De structuur daarvan is veel complexer, vaak is
er sprake van een groot aantal organen met allerlei specifieke bevoegdheden. Deze organisaties
werken ook volgens het principe van attributie van bevoegdheden. Het gemeenschappelijk kenmerk
van deze organisaties is dat zij veel meer en veel vergaande bevoegdheden hebben dan
intergouvernementele organisaties en dat deze bevoegdheden betrekking hebben op wetgeving,
bestuur en rechtspraak.
è Veelal worden de besluiten genomen met een bepaalde meerderheid van stemmen,
waardoor de deelnemende staten ook tegen hun wil gebonden kunnen worden.
In zeker opzicht kan een organisatie van dit type zijn wil opleggen aan de deelnemende staten en in
sommige gevallen ook direct aan de burgers van die staten. Vandaar dat er wordt gesproken over
supranationale organisaties of over internationale organisaties met een supranationaal karakter:
dergelijke organisaties met een supranationaal karakter is bijvoorbeeld de Verenigde Naties of de
Europese Unie.
Het Europa van de soevereine staten
Van oudsher was Europa opgebouwd uit staten:
• Engeland
• Frankrijk
• De Republiek der Verenigde Nederlanden enzovoort.
Elk van deze staten had zijn eigen rechtsorde en was geheel vrij in de inrichting van bijvoorbeeld het
strafrecht en het staatsrecht. Iedere staat was ‘soeverein’ en hoefde geen juridisch gezag boven
zich te aanvaarden.
Natuurlijk bestonden er contacten tussen deze staten: er waren diplomatieke relaties,
handelsakkoorden en militaire allianties. Sommige internationale praktijken werden daarbij zo ruim
aanvaard, dat zij geleidelijk aan gewoonterecht vormde. Daarnaast kwam het geregeld voor dat de
afspraken tussen staten werden vastgesteld in verdragen. Zo ontstond langzamerhand het
internationale recht, ook wel bekend als het volkenrecht: het recht dat geldt tussen staten.