Uitgebreide (!) samenvatting over het eerste deel van het vak Organisme. Alle thema's van deel 1 zijn hierin samengevat & ook de practica van deel 1 zijn samengevat.
HC – Organisme
HC 1: Introductie
Proefdiermodellen
Proefdieren worden gebruikt voor:
- Onderwijs
- Onderzoek
• Dierproef → proef op levende gewervelde dieren, die hierbij ongerief ondervinden. Het is
onderzoek met een duidelijk omschreven doel
- Worden gedaan voor de mens: hoe werkt iets?
• Wet op de Dierproeven → Wod; een Nederlandse wet die regels stelt voor het uitvoeren
van dierproeven. Het doel van deze wet is om dieren te beschermen tegen onnodig lijden
en om dierproeven alleen toe te staan als er geen alternatieven beschikbaar zijn én als ze
noodzakelijk zijn voor wetenschappelijke of maatschappelijke doelen.
Beleid overheid:
Om als onderzoeker een onderzoek uit te voeren met proefdieren moet je een aanvraag voor dit
onderzoek doen.
De volgende instanties zijn betrokken bij het beoordelen van je aanvraag:
• NVWA → Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
- Houdt toezicht op de naleving van de Wet of Dierproeven
• CCD → Centrale Commissie Dierproeven
- Geeft de uiteindelijke vergunning voor dierproeven
• DEC → Dierexperimentencommissie
- Beoordeelt de wetenschappelijke en ethische aspecten van de aanvraag
• IvD → Instantie voor Dierenwelzijn
- Controleert of de 3V’s worden toegepast & adviseert onderzoekers
• NCad → Nationaal Comité advies dierproevenbeleid
- Biedt advies over het beleid en geeft alternatieven voor de dierproeven
De CCD geeft uiteindelijk de toestemming om een dierproef uit te voeren, op basis van het
advies van de DEC.
Welke informatie moet je aanleveren bij je aanvraag?
- Doel en nut van het onderzoek:
Wat is de wetenschappelijke of maatschappelijke waarde van jouw onderzoek?
, - Details van de proef
Welke procedures worden uitgevoerd en waarom is deze methode gekozen?
- Keuze voor diersoort
Waarom is dit specifieke dier nodig en niet een alternatief?
- Grens aan het lijden
Hoe wordt het dierenwelzijn gewaarborgd?
- Toepassing van de 3V’s
Hoe worden de 3V’s toegepast op het onderzoek?
• 3V’s:
- Verfijning → Hoe wordt het lijden van de proefdieren beperkt?
- Vervanging → Kunnen er alternatieven gebruikt worden, zoals celculturen?
- Vermindering → Hoe wordt het aantal benodigde dieren geminimaliseerd?
Wat zijn de eisen die gesteld worden voor de onderzoeker & eventuele analisten?
- Je moet een cursus proefdierkunde hebben gevolgd
- Je moet kunnen aantonen dat je gekwalificeerd bent om dierproeven uit te voeren
Moederdieren (vrouwelijke dieren die nakomelingen dragen, voeden of verzorgen) worden ook
beschouwd als proefdieren als:
- Ze worden blootgesteld aan stoffen zoals toxines die hen ziek maken
- Een natuurlijke geboorte niet mogelijk is en ingrijpen nodig is
Er kan een schatting gemaakt worden van het aantal dieren dat nodig is voor het onderzoek. Dit
is afhankelijk van:
1. De populatiegrootte: Hoeveel dieren zijn minimaal nodig om de benodigde resultaten te
behalen?
2. De onderzoeksvraag: Welke methoden worden gebruikt, en hoeveel dieren zijn er nodig
per methode?
Relatie tussen embryologie en evolutie
• Ontogenie → de ontwikkeling van een organisme vanaf de bevruchting van de eicel tot
een volwassen individu
, • Fylogenie → de evolutionaire ontwikkeling van een soort, waarbij de afstamming van
gemeenschappelijke voorouders wordt onderzocht
De recapitulatietheorie
De recapitulatietheorie, ook wel de Wet van Haeckel genoemd, stelt dat een organisme
tijdens zijn embryonale ontwikkeling alle stadia van de evolutie doorloopt.
Echter waren niet alle conclusies van Haeckel correct. Sommige bewijzen waren overdreven of
gemanipuleerd. Ook zijn bepaalde evolutionaire aannames (zoals de superioriteit van bepaalde
rassen) inmiddels achterhaald.
Complexere organismen, zoals zoogdieren hebben een langer embryonaal ontwikkelingsproces
met meer complexe stadia van ontwikkeling doordat ze afstammen van een lange reeks
voorouders. Vissen hebben bijvoorbeeld een eenvoudigere ontwikkelingslijn & bereiken sneller
hun volwassen vorm.
De ontwikkeling van gewervelde dieren bestaat uit twee perioden:
1. Embryonale periode → ontstaan van structuren en organen via processen zoals
gametogenese, klievingsdelingen & organogenese
2. Foetale periode → groei en verdere differentiatie van weefsels (histogenese)
Nestblijvers en nestvlieders
• Nestblijvers → jongen die bij de geboorte nog niet ver genoeg ontwikkeld zijn. Ze moeten
langere tijd in hetzelfde nest blijven, waar ze dor hun ouders worden verzorgd.
- Nestblijvers zijn meestal nog blind, hebben minder vacht of dons & zijn dus afhankelijk
van hun ouders voor voedsel en bescherming.
• Nestvlieders → jongen die bij de geboorte al deels in staat zijn om voor zichzelf te
zorgen.
- Ze hebben hun ogen open, hebben een (dons)vacht en kunnen zelf voedsel zoeken. Ze
kunnen zichzelf al redelijk beschermen tegen predatoren
De nestvlieders hebben een langere dracht, omdat ze bij de geboorte verder ontwikkeld zijn.
Nestblijvers hebben een kortere dracht en voltooien een groter deel van hun ontwikkeling na de
geboorte.
, Postulaat van analogie
Het postulaat van analogie is een principe dat vaak wordt toegepast in discussies over het
bewustzijn en het ervaren van pijn bij dieren. Het stelt dat we bij andere dieren moeten
aannemen dat gelijke anatomische & fysiologische mechanismen en vergelijkbaar gedrag,
duiden op een vergelijkbare ervaring van pijn zoals bij mensen.
- Anatomische & fysiologische gelijkenissen:
Als een dier anatomische en fysiologische structuren bezit die betrokken zijn bij de
pijnperceptie (bijvoorbeeld het zenuwstelsel), kan er worden aangenomen dat het dier een
vorm van pijn kan ervaren die vergelijkbaar is met die van mensen.
- Vergelijkbaar gedrag:
Als dieren vergelijkbaar gedrag vertonen als mensen bij pijn (bijvoorbeeld terugtrekken of
veranderingen in de fysiologie, en dit gedrag wordt beïnvloed door dezelfde soorten
pijnstillers als bij mensen, ondersteunt dit het idee dat ze pijn ervaren.
- Het voordeel van de twijfel:
Wanneer we twijfelen over het bewustzijn of het vermogen van een dier om pijn te voelen,
moeten we volgens het principe van voorzichtigheid het voordeel van de twijfel aan het dier
geven.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noreenvanmarle. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,35. Je zit daarna nergens aan vast.