Taak 1 Volksgezondheid
Volksgezondheid (public health) = omvang en spreiding van gezondheid en ziekte in de bevolking
-> beschrijving volksgezondheid in NL via 4 indicatoren:
- Ziekten en aandoeningen
- Functioneren en kwaliteit van leven
- Sterfte en doodsoorzaken
- Levensverwachting en gezonde levensverwachting
- Definitie: 'the science and art of preventing disease, prolonging life and promoting health
through the organized efforts of society'
Het meten van volksgezondheid:
- Prevalentiecijfer: het aantal personen dat op een bepaald tijdstip aan een bepaald
gezondheidsprobleem lijdt.
- Incidentiecijfer: het aantal nieuwe gevallen van een gezondheidsprobleem dat zich in een
welomschreven tijdsperiode voordoet.
- Quality adjusted life years (QALY): voor kwaliteit gewogen levensjaar. Dit levensjaar wordt gewogen
met een gewicht dat de kwaliteit van leven uitdrukt van een persoon in dat levensjaar.
- Disability adjusted life years (DALY): De DALY is opgebouwd uit twee componenten: de jaren verloren
door vroegtijdige sterfte (verloren levensjaren: YLL) en de jaren geleefd met ziekte
(ziektejaarequivalenten: YLD).
- Sterftecijfer: het aantal sterfgevallen als gevolg van een gezondheidsprobleem dat zich in een
welomschreven tijdsperiode voordoet.
Determinanten die (volks)gezondheid kunnen beïnvloeden:
Persoonsgebonden: ontwikkelen zich vaak via een wisselwerking tussen genen, leefstijl en
omgevingsfactoren. Deze factoren zijn dus zowel genetisch als verworven.
Omgeving: zowel fysieke (straling/luchtverontreiniging) als sociale omgeving.
Leefstijl/gedrag: Bij leefstijlfactoren gaat het om gedrag dat een gunstige of een ongunstige invloed
kan hebben op de gezondheid, zoals lichaamsbeweging, voeding, tabaks- en alcoholgebruik.
Lalonde voegde hier zorgvoorzieningen aan toe (welke en hoeveelheid, kwaliteit, betaalbaarheid,
beschikbaarheid en toegankelijkheid). Een moderne variant hierop is de VTV.
Verband tussen determinanten en ziekte wordt weergegeven door Relatieve Risico (RR); verhouding tussen het
risico op een ziekte bij aanwezigheid en afwezigheid van een determinant. Populatie Attributief Risico (PAR);
percentage van een gezondheidsprobleem bij de totale populatie, die voorkomen kon worden door
uitschakeling van een determinant.
Disease (medisch-biologisch): staat voor aantoonbare medisch-biologische afwijking ->
sector 1 Illness (ervaring): staat
voor de ziekte-ervaring: het zich niet wel voelen. -> sector 2
Sickness (gedrag): men gedraag zich als patiënt en dat wordt ook erkend door de
1 omgeving. -> sector 3
6 5 Sector 4: Staat voor de patiënt die een arts bezoekt, klachten heeft, maar bij wie geen
ziekte in medisch-biologische zin kan worden vastgesteld.
Sector 5: Staat voor de patiënt die een ziekte heeft, zich daarnaar gedraagt, maar deze
4
ziekte niet daadwerkelijk in klachten ervaart.
2 3 Sector 6: Staat voor iemand die zich ziek voelt en ziek is (medisch-biologisch), maar
zich daar niet naar gedraagt.
Het midden staat voor de modelpatiënt
Epidemiologisch transitie (Mackenbach 1-3) (Brug 4)
1. tijdperk van epidemieën en hongersnood (tot 19e eeuw), zoals cholera.
2. Tijdperk van afnemende pandemieën (1875-1920), pandemie is een epidemie die over landgrenzen
gaat, deze nemen af in dit tijdperk en maken plaats voor hart- en vaatziekten en kanker.
3. Tijdperk van degeneratieve en met leefstijl samenhangende aandoeningen (tot 1970), toename
welvaartsziekten, hygiëne verbetert en zorgt voor sterftedaling (drinkwaterleiding, riolering).
, 4. Tijdperk van delayed degenerative diseases, door antibioticaresistentie keren infectieziekten terug en
er ontstaan nieuwe.
5. DEMOGRAFISCHE TRANSITIE: daling van de sterftecijfers die gevolgd wordt door een
periode van sterke daling van de geboortecijfers.
6. EPIDEMIOLOGISCHE TRANSITIE: daling van de sterftecijfers door een radicale
verschuiving in het doodsoorzakenpatroon.
- Delayed degenerative diseases: geen uitschakeling van degeneratieve ziekten, maar wel
uitstel naar hogere leeftijden.
- Emerging and re-emerging infections; terugkeren van sommige oude infecteziekten (door
resistente van micro-organismen tegen antbiotca) en het opkomen van nieuwe infecteziekten
(overschriiden van microbiologische barrières)
Taak 2 Gezondheidsverschillen
Sociaal economische status = mate waarin personen, huishoudens en gezinnen de mogelijkheid hebben
maatschappelijk gewaardeerde goederen te creëren/consumeren. Dit kan op twee manieren gemeten worden
(Kaplan)
- Compositorische benadering: kenmerken van het individu zoals beroep, opleiding en inkomen.
- Contextuele benadering: kenmerken van omgeving zoals, buurt, sociale klasse, armoede, werkklasse,
rijkdom in de buurt waar iemand woont.
SES verschillen worden uitgedrukt in Relative Index of Inequality (RII en RII-trend). RII geeft het
verschil in gezondheidsproblemen aan tussen hoog en laag opgeleiden, RII < 1 betekent probleem is
hoger bij hoog opgeleide en RII > 1 betekent probleem is groter bij laag opgeleide. RII-trend heeft dit
aan over een bepaalde periode, RII-trend < 1 betekent een afname en RII-trend > 1 betekent een
toename.
Verklaringen voor gezondheidsverschillen:
- Materiële interpretatie: Hierbij gaat het om de samenhang van de sociaaleconomische status en de
toegang tot materiële goederen, zoals voeding, onderdak en toegang tot services en voorzieningen, en
verder ook een huis kunnen kopen, toegang tot internet enz.
- Psychosociale interpretatie: Bij deze benadering wordt gezegd dat gezondheidsverschillen zijn toe te
schrijven aan direct of indirecte gevolgen van stress als gevolg van een lagere SES.
Oorzaken SES verschillen:
- Causatiemechanisme: een lage SES zorgt via risicofactoren tot een slechte gezondheid.
- Selectiemechanisme slechte gezondheid leidt via negatieve effecten op bijvoorbeeld werk of opleiding
tot lage SES
3 soorten hulpbronnen: materiële, sociale en persoonlijke.
Mensen met een lage sociaaleconomische status hebben een levensverwach7ng van 7 jaar minder dan mensen
met een hoge sociaaleconomische status. De gezonde levensverwach7ng van mensen met een hogere status is
zo’n 15 jaar langer
Artikelen:
- Braveman; Bewijsmateriaal heeft aangetoond dat sociaaleconomische factoren zoals inkomen,
vermogen en onderwijs de fundamentele oorzaken zijn van een breed scala van gezondheidseffecten.
- Diez Roux: : buurt (zelfs los van SES) is heel bepalend voor je gezondheid.
- Kawachi: inequality (ongelijkheid) en inequity (onrechtvaardig verschil).
- Shavers: Het kiezen van de beste variabelen of methode voor het meten van SES moet afhankelijk zijn
en rekening houden met de waarschijnlijke causale paden, de relevantie van de indicator voor de
bevolkingsgroep en de resultaten in onderzoeken.
, - Van Oort: educatieve ongelijkheid in sterfte werden verklaard door materiële, psychosociale en
gedragsfactoren. Materiële factoren hebben het meest bijgedragen aan de verklaring, deels via
psychosociale en gedragsfactoren. Het verbeteren van de materiële situatie van laagopgeleide mensen
kunnen de educatieve ongelijkheid in sterfte aanzienlijk verminderen, deels via de psychosociale en
gedragsmatige gevolgen van betere materiële omstandigheden.
BRAVEMAN
- Sociale determinanten: opleiding(sniveau), inkomen, welvaart. Deze spelen naast klinische
factoren ook een grote rol in gezondheid.
- Materiele tekorten: weinig gezonde winkels, veel fastfoodketens. Dit beïnvloedt de gezonde
leefstijl van mensen negatief.
- Stressoren bij mensen met een lage sociaaleconomische status: de beleving van de stressoren
is erger en ze kunnen er minder goed mee omgaan.
- Life-events bij mensen met een lage SES: dit komt vaker voor dan bij mensen met een hoge
SES – gezondheid slechter, gevaarlijke omgeving.
- Wear-and-tear: lagere SES, meer stress en life-events kan ertoe lijden dat je vaker biologische
implicaties hebt (hart- en vaatziekten hebt/zwakker immuunsysteem, hoger cholesterol).
- Sociale steun kan dit verminderen.
- Medische zorg bij verwijzing op klinische diensten
- Wereldgezondheidsorganisatie heeft SDH gedefinieerd als "de omstandigheden waarin
mensen worden geboren, groeien, leven, werken en ouder worden"
- Nature vs. nuture (verschil tussen sociale en genetische factoren)
- Slechte genen kunnen ook alleen tot uiting komen als er uit de sociale omgeving triggers zijn
COCKERHAM
- Ziektebeeld veranderd: minder acute en meer chronische ziektes
- Statusverandering: experts hebben minder controle en mensen zijn verantwoordelijker voor
hun eigen gezondheid
- Veranderde SES: steeds grotere veranderingen en verschillen
- Individualistische paradigma
- Agency – life choices, verantwoordelijkheid voor eigen gedrag
- Structure – life chances
- Als je geboren bent in een ongezonde leefstijl en je daar opgroeit, is het voor jou veel
moeilijker om gezond te leven dan mensen die in een gezonde omgeving zijn geboren.
DIEZ ROUX
- Buurt (SES determinant) is heel bepalend voor je gezondheid. Iemand met hoge opleiding die
in laag SES gebied gaat wonen ondervindt hier nadelen van.
- SE verschillen kunnen je verder brengen of juist terug.
KAWACHI
- Inequality (ongelijkheid) vs. inequity (onrechtvaardige gezondheidsverschillen)
, - Gradiënt (op het gebied van armoede): het is niet ‘zwart-wit’, maar een geleidelijk lopende
schaal (lijn). Gezondheid opleiding.
- Materiële en psychosociale aspecten hangen samen, kunnen niet los gezien worden.
- Absolute (in euro’s) vs. relatieve inkomensverschillen. Relatieve is belangrijker dan absolute
- People vs. places
- je moet naar de hele levensloop van iemand kijken
SHAVERS
Nadelen van indicatoren van sociaaleconomische gezondheidsverschillen.
Opleidingsniveau is de beste om te meten omdat deze de minste nadelen bevat.
Beroep heef niet betrekking op iedereen omdat er ook werklozen zijn.
Inkomen heeft een nadeel‘ deze is leeftijdsafankelijk en instabiel.
VAN OORT
Materiële factoren psychosociale en stress gerelateerde factoren en gedragsfactoren hebben een verband
met sterfte.
Materiële factoren ziin het belangriikste daarna komen de psychosociale factoren en tot slot volgt
gedrag.
Alle factoren staan met elkaar in verband en ziin afankeliik van elkaar