Samenvatting/tentamenstof inleiding pedagogiek
Wat is opvoeding
Literatuur
Zelfstudieopdrachten
Waarom is een systematische conceptuele analyse van het begrip
‘opvoeding’ belangrijk volgens de auteurs?
- Een systematische conceptuele analyse is noodzakelijk omdat ‘opvoeding’
een veelzijdig en vaak misverstaan begrip is. Door het begrip nauwkeurig
te analyseren, wordt duidelijk welke handelingen en doelen essentieel zijn
voor opvoeding, en kunnen we scheiding maken tussen opvoedende
handelingen en andere vormen van begeleiding of zorg. Deze analyse
draagt bij aan meer helderheid binnen pedagogische onderzoek en
voorkomt dat verschillende partijen onbedoeld langs elkaar heen praten
over opvoeding
2) Op p. 55 bespreken de auteurs op welk gebruik van de term
‘opvoeding’ hun analyse zich richt. Ze noemen drie criteria die ze hierbij
hanteren. Kun je deze drie criteria uitleggen, en bij ieder criterium een
voorbeeld noemen dat buiten het criterium valt? (Dus wat zou bijv. een
niet-correct of niet-courant gebruik van de term ‘opvoeding’ zijn?)
- Doelgerichtheid: opvoeding moet een duidelijk doel dienen, namelijk het
vormen en ontwikkelen van het kind.
- Voorbeeld buiten criterium: een volwassene die een kind informeert over
het weer zonder intentioneel te streven naar het vormen van bepaalde
waarden of gedragingen.
- Normatieve dimensie: opvoeden vindt plaats vanuit een moreel of
normatief kader, waarbij waarden en normen worden overgedragen.
- Voorbeeld buiten criterium: een ouder die puur feitelijke kennis overdraagt
zonder een normatieve context, zoals uitleggen wat een dier eet zonder
waarden over dierenzorg bij te brengen.
- Asymmetrische relatie: opvoeding impliceert een asymmetrische
verhouding, waarin de volwassene als meer ervaren opvoeder de leiding
heeft over het kind.
- Voorbeeld buiten criterium: twee kinderen die elkaar iets leren over hun
speelgoed, zonder dat er sprake is van een verantwoordelijkheid vanuit
ervaring.
3) Probeer om in eigen woorden uit te leggen wat de auteurs met het
brede en het smalle begrip van ‘opvoeding’ bedoelen, en wat het
verschil is tussen deze twee.
- De auteurs onderscheiden een breed en een smal begrip van opvoeding.
Het brede begrip omvat alle handelingen die bijdragen aan de ontwikkeling
van het kind, inclusief alledaagse interacties. Het smalle begrip focust
daarentegen specifiek op intentionele handelingen van de opvoeder, die
gericht zijn op het bijbrengen van waarden en normen en het vormen van
het kind als persoon.
,4) De auteurs stellen dat opvoeden gaat om bepaald gedrag en
handelingen, waarbij het vaak om een specifieke soort handeling gaat,
namelijk ‘taaldaden’. Wat bedoelen de auteurs volgens jou hiermee?
Aan wat voor daden/handelingen moeten we hierbij denken?
- Met ‘taaldaden’ bedoelen de auteurs dat opvoeding veelal plaatsvindt door
middel van taal, waarbij de opvoeder via communicatie invloed uitoefent
op het kind. Voorbeelden hiervan zijn het geven van morele instructies, het
uitleggen van regels, het corrigeren van gedragen, en het geven van
positieve feedback. Deze taaldaden zijn essentieel, omdat ze het kind
richting geven in zijn ontwikkeling binnen een normatief kader.
5) Wat zeggen de auteurs over het onderscheid tussen volwassenen en
kinderen m.b.t. opvoeden (pp. 59-60)? Waar gaat dit onderscheid
volgens hen precies over, wat betekent in dit geval ‘kind’ en
‘volwassene’?
- Opvoeding omvat een asymmetrische relatie waarin de volwassene
verantwoordelijkheid neemt voor de morele en sociale vorming van het
kind. Kinderen worden gezien als personen in ontwikkeling, terwijl
volwassenen degenen zijn die een vaste levensoriëntatie hebben en het
kind hierin kunnen begeleiden. Het onderscheid gaat niet alleen om
leeftijd, maar ook om de ontwikkeling van waarden en normen.
6) Op pp. 60-61 wordt verwezen naar Langeveld’s uitspraak dat de
omgang met het kind elk moment kan omslaan in opvoeden. Wat
kenmerkt hierbij het verschil tussen de gewone omgang met het kind
(die niet onder ‘opvoeden’ zou vallen) en de omgang met het kind die
wél als opvoedend telt?
- Volgens de auteurs kenmerkt opvoedende omgang zich door een expliciet
doel om het kind te vormen of bepaalde gedragingen bij te brengen. Een
gewone omgang kan echter snel omslaan in een opvoedmoment wanneer
de opvoeder bewust sturing geeft aan het kind. Bijvoorbeeld tijdens het
gezamenlijk eten kan een ouder een norm over beleefdheid aanleren door
het kind aan te moedigen te wachten met eten totdat iedereen heeft
opgeschept.
7) Waarom valt het overdragen van kennis niet zomaar onder de
gebruikelijke betekenis van opvoeden? Wat ontbreekt om te kunnen
spreken van opvoeden? Leg dit uit aan de hand van een voorbeeld (stel
bijv. dat de ouder kennis overdraagt aan het kind over hoe je een konijn
moet verzorgen, bijv. wat het konijn wel of niet eet; of stel dat je als
leerkracht aan een leerling uitlegt wat ‘pesten’ betekent).
- Kennisoverdracht valt niet automatisch onder opvoeding als er geen
normatieve, vormende dimensie aanwezig is. Opvoeding impliceert meer
dan louter informatie delen; het gaat om de morele en gedragsmatige
vorming van het kind. Als een ouder bijvoorbeeld uitlegt wat een konijn eet
onder daarbij waarden over verantwoordelijkheid te delen, is dat geen
opvoeding maar louter kennisoverdracht.
8) Opvoeden heeft als doel het kind bepaalde regels bij te brengen. In
de tekst worden drie verschillende soorten regels beschreven. Welke
,zijn dat en waarin verschillen ze van elkaar? En waarom vallen regels als
wiskunderegels en spelregels niet onder opvoedingsdoelen?
- Morele regels: regels over wat goed en slecht is
- Sociaal-culturele regels: gedragsnormen die passen binnen een bepaalde
cultuur of samenleving
- Pragmatische regels: regels die helpen bij praktische zaken, zoals omgang
met gevaarlijke situaties
- Wiskunde en spelregels vallen hier niet onder, omdat ze geen directe
invloed hebben op de morele of sociale ontwikkeling van het kind.
9) De auteurs stellen dat opvoeden gepaard gaat met twee normatieve
claims. Wat bedoelen ze met een ‘normatieve claim’ (waarom
‘normatief’?), en welke twee claims zijn dat?
- De auteurs stellen dat opvoeding normatieve claims bevat, wat betekent
dat opvoeding altijd gebonden is aan bepaalde waarden en normen die de
opvoeder belangrijk acht.
- De opvoeding het kind vormt in overeenstemming met bepaalde waarden.
- Dat de opvoeder verantwoording heeft naar het kind om op een positieve
manier invloed uit te oefenen.
10) Wat bedoelen de auteurs als ze zeggen dat het onderscheid tussen
de volwassene en het kind ‘een tweeledige grondslag is voor daden die
deel uitmaken van de opvoeding’ (p. 66)?
- De auteurs bedoelen dat opvoeding gebaseerde is op een dubbele basis:
de volwassene heeft een meer ontwikkelde levensoriëntatie en draagt
daardoor de verantwoordelijkheid om richting te geven aan het kind. Deze
grondslag zorgt voor een asymmetrische relatie waarin de opvoeder als
ervaren persoon de rol van begeleider en vormgever op zich neemt.
11) Wat wordt bedoeld met een ‘eigen levensoriëntatie’ (als typerend
voor volwassenheid), en hoe moeten we volgens de auteurs vanuit dit
perspectief over opvoeding denken?
- De auteurs beschouwen een ‘eigen levensoriëntatie’ als de persoonlijke
morele richting die iemand als volwassene heeft ontwikkeld. Deze
oriëntatie kenmerkt volwassenheid en geeft een opvoeder een normatieve
basis om het kind te begeleiden naar volwassenheid.
12) Wat is de samenhang tussen volwassenheid als status en
volwassenheid als eigen levensoriëntatie?
- Volwassenheid als status verwijst naar de feitelijke volwassen leeftijd of
maatschappelijke positie, terwijl volwassenheid als levensoriëntatie gaat
over een persoonlijke ontwikkelde visie op het leven, gebaseerd op normen
en waarden. Deze levensoriëntatie maakt de volwassene geschikt om
verantwoordelijkheid te dragen voor het kind.
13) Probeer een eigen voorbeeld (bijv. uit je eigen opvoeding) te
bedenken voor een daad of activiteit die volgens de definities van de
tekst géén geval van opvoeden is maar niettemin onderdeel is van de
opvoeding. Dit kun je ook doen door eerst een type daad te kiezen uit
het lijstje op pp. 73-74, en vervolgens een eigen voorbeeld te bedenken
, - Een voorbeeld is een ouder die met een kind een spel speelt zonder daarbij
normatieve en educatieve doelen voor ogen te hebben. Het spel op zich is
geen opvoeding, maar draagt onbewust bij aan de band en de sociale
vaardigheden van het kind.
Samenvatting tekst
Het artikel onderzoekt de definitie en essentie van het begrip ‘opvoeding’ door
het te analyseren vanuit verschillende criteria en perspectieven. De auteurs
stellen dat opvoeding altijd een doelgericht en normatieve handeling is, waarbij
een asymmetrische relatie bestaat tussen de volwassene met eigen
levensoriëntatie en het kind. Opvoeden gaat om het bijbrengen van waarden en
gedragingen via een normatief kader, en onderscheidt zich van algemene
kennisoverdracht door de nadruk op de vorming van het kind als een moreel en
sociaal persoon. Ze bespreken ook dat de opvoeding vaak via ‘taaldaden’
gebeurt en maken onderscheid tussen de brede en smalle betekenis van
opvoeding: de brede betekenis omvat alle invloeden op het kind, terwijl de smalle
zich richt op doelgerichte en normatieve handelingen. Het artikel benadruk dat
opvoeding niet louter informatief is, maar een normatieve verantwoordelijkheid
van de volwassene tegenover het kind.
College
Om te kunnen opvoeden moet je zelf competent zijn. Je moet zelf de dingen die
je kinderen wilt bijbrengen begrijpen of beheersen. Paradigmatisch: verwijst naar
iets dat model- of voorbeeldstellend is binnen een bepaalde context of discipline,
voorbeeldig geval. Humanistisch, salafistisch, ‘normaal’ opgevoed worden heeft
invloed op het eigen beeld van opvoeding. Opvoeden: intentionele handelingen
die specifiek bedoeld zijn om opvoeddoelen te behandelen, “moeten”.
Opvoeding: het geheel aan handelingen die invloed hebben op een kind.
Opvoeden is een doelbewuste activiteit, maar het is geen resultaat begrip.
Opvoedende werking van bepaalde handelingen: ze waren niet intentioneel maar
hadden toch een invloed. Opvoeden is iets wat een volwassene doet met een
kind -> kind lijdend voorwerp. De relatie tussen volwassene en kind wordt
gekenmerkt door gezag verschillen. Opvoeden heeft een duurzame invloed op de
wil als een kind iets niet wil uit zichzelf. Hierbij hoort ook regels bijbrengen.
Zelfverantwoordelijke zelfbepaling -> kind in staat door de gekregen context
eigen keuzes te maken. Bij opvoeden maken volwassenen van kinderen
volwassenen. Mensen worden opvoed door hun ouders, partners, kinderen en
henzelf. “Pedagogisch optimisme verabsoluteert ten onrechte de macht van de
opvoeder en de hulpeloosheid van het kind: dat het kind actief aan zijn eigen
vorming en opvoeding meewerkt wordt ontkent” Locke. “De mogelijkheden om
kinderen te vormen in welke richting dan ook zijn bijna eindeloos” Watson. “Alles
is goed zoals het uit handen van de Schepper komt, alles raakt bedorven in
handen van de mens” Rousseau. Naturalistisch optimisme is de ven onhoudbare
verabsolutering van het ‘eigen vormprincipe’ of de neiging tot zelfvorming van
het kind: zonder dat de volwassene er zich mee bemoeit komt het wel goed.
Hoe voed je op?
Literatuur
Zelfstudieopdrachten