Samenvatting O&T H1 t/m H5, H7-H9, H11
H1
Of een organisatie in leven blijft hangt van veel dingen af. Hoe controleert een bedrijf
zijn handel en hoe snel kan hij leveren. Dit is van belang tegenover de klanten, maar
ook voor de concurrentie. Je strategie continu aanpassen en het veranderen van je
organisatie is ook van belang. De innovatie die de omgeving vraagt en hoe jij daar op
reageert. Dit zijn allemaal belangrijke punten van de organisatietheorie.
De punten die van belang zijn voor een organisatie:
- Globalization: De connectie maken met de hele wereld wordt steeds
makkelijker door het internet, hierdoor kunnen bedrijven zich steeds meer
richten op meerdere landen. Grote bedrijven hebben soms in veel
verschillende landen arbeiders werken die tegen lagere loonkosten kunnen
werken.
- Sociale en Ethische aspecten: Het produceren met het rekening aan de
ecologische kant. Het voorkomen van financiële, maar ook ethische
schandalen.
- Verantwoordelijkheid: Het snel reageren op de klanten, organisatiecrisis of het
veranderen van de behoeftes van de klant.
- De technologie: Huidig zijn veel bedrijven bezig met de technologie. De
bedrijven proberen steeds meer te innoveren hierin, zodat ze blijven mee
groeien.
- Diversiteit: Het inbrengen van jong tot oud, immigranten, mannen en vrouwen
en het managen hiervan is van belang.
Organisatie kan je in drie modellen omschrijven:
- Organogram: de structuur van een bedrijf
- Logistieke grondvorm: het proces van inpunt naar output
- Waardeketen: het steeds meer toegevoegde waarde toevoegen aan een
product.
Organisaties zijn sociale entiteiten die:
- Doelgericht zijn
- Ontworpen zijn als gestructureerde en gecoördineerde systemen
- Verbonden zijn met de externe omgeving
Sociale entiteiten> de organisaties zijn cultureel als politiek ingericht
Doelgericht> Elke organisatie heeft een vast doel waar ze naar streven.
Organisatie zijn altijd op een bepaalde manier gestructureerd.
Het verbinden met de externe omgeving is van belang, want je moet weten wat de
klanten van jou vragen en daarop reageren.
Producten> tastbaar, worden opgeslagen als voorraad, verkocht en geretourneerd
Diensten> ontastbaar met een hoge interactie met de klant.
Technologie> alle tools die je nodig hebt om input te transformeren naar output
Niet-kerntechnologie wordt niet gebruikt voor de waarde van het bedrijf
De kerntechnologie wordt gebruikt voor de dienst van het bedrijf
Er zijn verschillende type organisaties, de managers van non-profit organisaties
streven niet naar het snel produceren of het maken van winst zoals bij de proft-
organisaties. De non-profit organisaties hebben het vaak lastig om genoeg personeel
,te krijgen. Voorbeelden van hun doelen zijn het verbeteren van de gezondheid van
de mens. Voor profit-organisaties zijn dat vaak operationele doelen.
Supply Chain Management: “De coördinatie van alle activiteiten die te maken heeft
met de stroom en transformatie van goederen en diensten van de fase van de
grondstoffen tot en met de fase van de eindgebruiker en vice - versa inclusief de
informatiestromen.
Het belang van organisaties:
Bij elkaar brengen van middelen (i.e., resources) om doelen van de organisatie te
bereiken;
Diensten/Goederen efficiënt te produceren bijvoorbeeld door specialisatie en
verdeling van werk;
Faciliteren van innovatie;
Benutten van moderne technologieën;
Aansturen van en aanpassen op de externe omgeving;
Creeëren van waarde;
Reageren op uitdagingen zoals diversiteit, globalisering etc.;
Aansturen en motiveren van medewerkers;
Verminderen van “transactie kosten” (kosten interacties tussen person
H2
Een gesloten systeem richt zich alleen op de organisatie zelf, geen afhankelijkheid
van andere organisaties of de omgeving. Open systeem is gericht op de omgeving
en hoe hier het beste op aangepast kan worden. De managers van open systemen
kunnen zich te weinig gaan richten op de omgeving en daardoor in een bubble
terechtkomen.
Alle producten gaan door een subsysteem. Er is input zoals, raw materials,
werknemers, informaties en andere grondstoffen. Dit wordt door een proces
gecreëerd naar output. De output zijn de producten en diensten, maar ook de
werknemers voldoening of vervuiling.
Henry Mintzberg geeft aan dat een organisatie bestaat uit 5 onderdelen.
- Technical Core: Zij doen het basiswerk van de organisatie. Ze produceren de
producten voeren de diensten uit van de output. Dit zijn de leraren aan de
universiteit of de verzorgers in een ziekenhuis. Zij worden geholpen door de
volgende 2 onderdelen
- Technical support staff: zij bieden technische hulp aan in het bedrijf, dit zijn de
ingenieurs. Zij zorgen dat het bedrijf zich blijft door ontwikkelen op de
technologie.
- Administrative support staff: Dit onderdeel zorgt voor de soepele werking en
onderhoud van het bedrijf. Dit zijn de mensen die voor de ontwikkeling van de
werknemers zorgen. Het vaststellen van schade, maar ook het routinewerk
van het schoonmaken van het gebouw hoort hierbij.
- Management: Deze mensen leiden en coördineren de organisatie. Het
topmanagement verzorgt directie, strategieën, doelen en beleid voor de
organisatie. Het midden management is verantwoordelijk voor een afdeling en
geeft de regels en de doelen door en verwerkt die op de afdeling.
De 2 dimensies die de organisatie omschrijven hoe ze gestructureerd zijn:
, - Structureel: zoals de formalisatie van een bedrijf, wie heeft de leiding hoe is
het binnen de organisatie georganiseerd.
- Contextueel: dit gaat meer over de omgeving of de technologie die een bedrijf
bezit, maar ook wat de doelen zijn van de organisatie.
Structureel:
- Formalisatie: Wat voor beleid voert jouw organisatie uit? Hoeveel regels zijn
er? Wat is de beroepsomschrijving. Grote bedrijven zijn veel meer
geformaliseerd dan kleinere familiebedrijven.
- Specialisatie: Hoeveel taken krijgt een werknemers? Hoe minder taken, hoe
meer gespecialiseerd.
- Hiërachie: Dit geeft aan wie over wie de baas en wat de controleposten voor
elke tak zijn.
- Centralisatie: Hoeveel mensen mogen de beslissing maken? Als de top deze
alleen mag maken dan is de organisatie gecentraliseerd.
- Professionalisering: Wat voor opleidingen en ervaring hebben de
werknemers?
- Samenstelling en omvang personeel: hoeveel zit er op de technologie afdeling
en hoeveel op de administratie?
Contextueel:
- Grootte: Het aantal werknemers
- Technologie: Dit verwijst naar de materialen, technologie en acties die je nodig
bent om van input naar output te gaan
- Omgeving: de klanten, de industrie, de investeerders of de overheid.
- Doelen en strategie: De doelen zijn vaak een statement wat de organisatie wil
behalen of waar ze voorstaan. De strategie is het plan hoe ze de doelen gaan
waarmaken.
- Cultuur: Dit zijn de normen en waarden, de geloven en de belangrijke
waarden binnen een organisatie.
Efficiënt: hoe snel werk je en hoeveel materialen ben je daarvoor nodig.
Effectief: de mate waarin de organisatie zijn doelen bereikt. Effectiviteit bij een
organisatie kan gemeten worden door competitief voordeel te behalen, beter
presteren dan andere bedrijven.
Deze 2 termen kunnen samen behaald worden of soms wordt er aan de ene niet
voldaan.
De verschillende stakeholders van een bedrijf hebben een andere interpretatie van
de effectiviteit. Klanten willen snel en goede producten geleverd krijgen, terwijl
werknemers goede werkomstandigheden willen. De managers willen juist zo snel de
doelen behalen. Dit noemen we de stakeholdersbenadering. Bij de
stakeholdersbenadering worden de wensen van alle stakeholders zo goed mogelijk
gehaald. Er is een balans. Een stakeholder is een groep binnen of buiten de
organisatie die inzet heeft voor de organisatie. Een stakeholder krijgt invloed van een
bedrijf of oefent invloed uit op het bedrijf.
Geschiedenis
Henry ford: ontwerper productielijn.
- 1e vorm, Classical perspectief (fayol, smith): door middel van rationele
berekeningen een organisatie tot een machine te laten lopen. Iedereen een
taak, door administratieve principalen toe te voegen, zoals een manager op
, een groep zetten, groeide de bureaugerichte organisaties hard. Bij deze
principalen stond in teken van 5 taken: planning, organiseren, commanderen,
coördinatie en controle. Hierbij hoort dat er veel hiërarchie is. Het gaat vooral
om het halen van hoge productiviteit.
- 2e vorm, Scientific management (taylor): hierop wordt uitgezocht door de
situaties van personen hoe je het beste het beroep kan uitvoeren en die wie je
dat het beste kan laten doen. Alles via wetenschappelijke methodes. Grote
economische groei, maar grote onvrede werknemers.
- 3e vorm Door Hawthorne Studies kwam men erachter wanneer je werknemers
goed behandeld de motivatie omhoog gaat. Contingency; het vinden van de
beste structuur op basis van omgeving. Het gezamenlijk optimaliseren
- 4e vorm: Belangrijke aspecten kennis en innovaties. Chaos theory:
beslissingen maken op basis van onverwachte aspecten. Om snelle keuzes te
maken moeten bedrijven een learning organisatie worden. Iedereen moet in
het bedrijf van elkaar leren zodat snelle keuze kunnen worden gemaakt. Het
leren van elkaar gebeurd door de essentiële communicatie. Hier staat in basis
dat iedereen gelijk is en weinig hierachië.
- 5e vorm: nieuwe technologieën, het welzijn van de medeweker belangstellen.
Rekening houden met de planeet. Waarde creëren voor de belanghebbende.
H3
Een organisatiedoel is een gewenste stand van zaken of uitkomst die een organisatie
wil bereiken. Een manager leidt een organisatie met als het doel het halen van
verschillende doelen en uitkomsten. Het proces van het vaststellen van de missie en
de doelen van een bedrijf wordt bepaald door de interne- en externe omgeving. De
doelen en missies kunnen ook aangepast worden door ervaringen in het verleden.
R&D staat voor de onderzoek en ontwikkeling van een bedrijf.
De missie geeft aan waarvoor je als bedrijf staat en welke doelen je wil behalen. De
strategie is de manier waarop je de doelen gaat behalen met de interactie van je
omgeving. De visie is wat je wil bereiken met je bedrijf. Medewerkers moeten ook
voor het doel staan en wanneer je fouten maakt hierin kan je de medewerkers
verliezen. Operationele doelen zijn doelen met specifieke nummers voor op de korte
termijn. De kerncompetenties: de vaardigheden en kunde die waarde creëren
waarmee de organisatie zijn doelen behaalt.
Voor profit-organisaties, de algemene performance doelen zijn profitability, growth en
outputvolume. Profitability (winst) verwijst naar bijvoorbeeld het netto inkomen, winst
per deel of het geld wat je terug krijgt naar het investeren. Growth pertains de groei
van de inkomsten. Volume verwijst naar totale verkoop of hoeveelheid producten
verkocht. Bij de overheid en non-profit organisaties draait het om het dienst verlenen
van cliënten. Je kan ook de drie doelen van profit-organisatie ook gebruiken voor
non-profit zoals bij profitability het behalen van zoveel belastinggeld.
Verschillende doelen
- Materiaal doelen is het aantal materialen wat een organisatie wil op basis van
de omgeving.
- Marktdoelen zijn aandelen of plekken waar een organisatie naar verlangt.
- Medewerkers ontwikkeling verwijst naar de training, promotie, gezondheid,
veiligheid en groei van de medewerkers wat voor een bedrijf van belang is.