Mobiliteit
Woensdag 21 juni 0900
Les 1 D1 Inleiding verkeersveiligheid
Je bent in staat te schetsen hoe veiligheid zich heeft ontwikkeld in de afgelopen decennia
Je bent in staat uit te leggen hoe verkeersveiligheid wordt gemeten
Je bent in staat uit te leggen op welke wijze en in welke mate (basis- en aanvullende) risicofactoren de
verkeersveiligheid kunnen beïnvloeden
Je bent in staat uit te leggen hoe de begrippen massa, snelheid en fysieke kwetsbaarheid zich tot elkaar
verhouden en wat de betekenis hiervan is op de verkeersveiligheid
Les 2 D2 Duurzaam veilig en maatregelen verkeersveiligheid
Je bent in staat uit te leggen wat een Duurzaam Veilig verkeerssysteem inhoudt en met behulp van de
principes van Duurzaam Veilig een analyse maken van verschillende situaties
Je bent in staat uit te leggen op welke wijze vorm wordt gegeven aan het verkeersveiligheid beleid, zowel op
het gebied van infrastructuur, handhaving als voorlichting en educatie
Je bent in staat uit te leggen op welke wijze voorlichting en educatie kunnen bijdragen aan een verbeterde
verkeersveiligheid
Je bent in staat uit te leggen op welke wijze handhavingsinstrumenten worden ingezet en wat het effect
hiervan is
Je bent in staat uit te leggen op welke wijze acceptatie van verkeersregels bevorderd kan worden
Je bent in staat te beschrijven wat de ontwikkelingen zijn op het gebied van voertuigveilighheid en welke
positieve en negatieve consequenties dit heeft voor de verkeersveiligheid als geheel
Les 3 D4 Kwetsbare groepen en verkeersgedrag
Je bent in staat diverse gedragsmodellen (o.a. SRK van Ramussen, taakbekwaamheidsmodel van Fuller en ASE
model van Ajzen) toepassen op het thema verkeersveiligheid
Je bent in staat de problematiek te beschrijven met betrekking tot afleiding in het verkeer, alcohol en drugs,
jongeren, ouderen, gemotoriseerde tweewielers, fietsers en voetgangers.
Les 4 D5 Introductie ruimtelijke ordening en externe veiligheid
Je bent in staat om de volgende begrippen in eigen woorden te omschrijven en toepassen: ruimtelijke
ordening, ruimtelijke planning, planningsopgave, inrichtingsopgave, procesopgave, dreiging, blootstelling,
kwetsbaarheid.
Je hebt kennis over Seveso-inrichtingen (BRZO-bedrijven)
Je bent in staat te omschrijven wat de relatie is tussen de opslag, verwerking en vervoer van gevaarlijke
stoffen en de bebouwing in de omgeving
Je bent in staat aan te geven op welke manier de ruimtelijke inrichting van invloed is op de veiligheid en vice
versa
Les 5 D6 Beleid omtrent ruimtelijke ordening en externe veiligheid
Je bent in staat om de volgende begrippen omschrijven en toe te passen: structuurvisie, omgevingsvisie,
bestemmingsplan/omgevingsplan, AMvB, strategische plannen, operationele plannen
Je bent in staat uit te leggen hoe de verticale doorwerking in de ruimtelijke ordening is geregeld
Je bent in staat aan te geven wat de mogelijkheden en onmogelijkheden van
bestemmingsplannen/omgevingsplannen en structuurvisies/omgevingsvisies zijn bij het beïnvloeden van de
ruimtelijke inrichting en veiligheid
Je bent in staat het proces voor de totstandkoming van bestemmingsplannen/omgevingsplannen te
omschrijven
Je bent in staat het begrip ‘veilige fysieke leefomgeving’ duiden in het licht van het omgevingswetstelsel
(omgevingsvisies/omgevingsplannen)
Je bent in staat uit te leggen wat de term ‘omgevingsveiligheid’ inhoudt in relatie tot externe veiligheid.
Les 6 D8 Externe veiligheid verdieping
Je bent in staat de volgende begrippen in eigen woorden te omschrijven en toe te passen in een ruimtelijke
casus: externe veiligheid, plaatsgebonden risico, groepsrisico, grenswaarde, richtwaard, streefwaarde,
aandachtsgebied, effectafstand, kwetsbaar gebouw/locatie/object, beperkt kwetsbaar gebouw/locatie/object,
zeer kwetsbaar gebouw/locatie/object, categoriale inrichting, niet categoriale inrichting
Je kan de eisen rond het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico met betrekking tot
inrichtingen, buisleidingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, water en spoort toepassen op een
ruimtelijke casus
Les 7 D9 Luchtvaartveiligheid
Je hebt kennis van stofcategorieën voor gevaarlijke stoffen
Je kan uitleggen waarom veiligheid in de luchtvaartsector boven alles gaat en voorbeelden noemen waaruit
dit blijkt
, D1: Inleiding verkeersveiligheid........................................................................................................................................................3
Ontwikkeling verkeersveiligheid afgelopen decennia...............................................................................................................................................................................3
Meten van het aantal verkeersgewonden.................................................................................................................................................................................................3
Soorten verkeersongevallen......................................................................................................................................................................................................................3
Bepalen van het risico................................................................................................................................................................................................................................3
De mobiliteit van personen........................................................................................................................................................................................................................3
Definities van risico....................................................................................................................................................................................................................................3
Risico voor verschillende vervoerswijzen..................................................................................................................................................................................................3
Risico voor verschillende leeftijden...........................................................................................................................................................................................................4
Risico voor verschillende wegtypen...........................................................................................................................................................................................................4
Oorzaken toename mobiliteit....................................................................................................................................................................................................................4
Mobiliteit van vervoerswijzen en verschillen tussen de bevolkingsgroepen............................................................................................................................................4
De relatie tussen snelheid en risico...........................................................................................................................................................................................................4
De relatie tussen snelheid, snelheids- en massaverschil en fysieke kwetsbaarheid.................................................................................................................................4
Oorzaak te snel rijden................................................................................................................................................................................................................................5
Veilige limieten voor verschillende situaties.............................................................................................................................................................................................5
Hoe de snelheidslimieten kunnen worden nageleefd...............................................................................................................................................................................5
D2: Duurzaam Veilig en maatregelen verkeersveiligheid...................................................................................................................6
Duurzaam Veilig Verkeer...........................................................................................................................................................................................................................6
De principes van Duurzaam Veilig Wegverkeer.........................................................................................................................................................................................6
De drie E’s...................................................................................................................................................................................................................................................7
Voorlichting................................................................................................................................................................................................................................................7
Toezicht en handhaving...........................................................................................................................................................................................................................10
ITS en ADAS..............................................................................................................................................................................................................................................12
D4: Kwetsbare groepen en verkeersgedrag.....................................................................................................................................12
Het risico van kwetsbare groepen ten opzichte van andere situaties.....................................................................................................................................................12
Welke ongevalsoorzaken spelen een rol bij het verhoogde risico voor de kwetsbare groepen?...........................................................................................................13
Welke maatregelen zijn er nodig om de veiligheid voor deze kwetsbare groepen te verbeteren?.......................................................................................................14
Voetganger veiligheid..............................................................................................................................................................................................................................14
Fietsveiligheid..........................................................................................................................................................................................................................................15
Motorveiligheid........................................................................................................................................................................................................................................15
Veiligheid van de brom- en snorfietsen...................................................................................................................................................................................................17
Gedragsmodellen/verkeerspysychologie................................................................................................................................................................................................18
D5: Inleiding Ruimtelijke Ordening en Externe Veiligheid................................................................................................................19
Externe veiligheid.....................................................................................................................................................................................................................................19
Kenmerken externe veiligheid.................................................................................................................................................................................................................20
Quantitative Risk Assessment..................................................................................................................................................................................................................20
Risico- en effectcontouren.......................................................................................................................................................................................................................20
BRZO bedrijven.........................................................................................................................................................................................................................................20
ARIE..........................................................................................................................................................................................................................................................21
Gevaarlijke stoffen...................................................................................................................................................................................................................................21
Scenario’s gevaarlijke stoffen..................................................................................................................................................................................................................21
Ruimtelijke ordening................................................................................................................................................................................................................................21
Risicoberekening......................................................................................................................................................................................................................................22
D6: Beleid omtrent Ruimtelijke Ordening........................................................................................................................................22
Ruimtelijke ordening................................................................................................................................................................................................................................22
Structuurvisies..........................................................................................................................................................................................................................................22
Bestemmingsplan.....................................................................................................................................................................................................................................23
Vergunningen...........................................................................................................................................................................................................................................23
D9: Transportveiligheid en luchtvaartveiligheid...............................................................................................................................25
Transportveiligheid..................................................................................................................................................................................................................................25
Risicobeheersing vs crisisbestrijding........................................................................................................................................................................................................25
GEVI klassen.............................................................................................................................................................................................................................................25
Basisnet....................................................................................................................................................................................................................................................26
Risicocontouren en effectcontouren.......................................................................................................................................................................................................26
PAG...........................................................................................................................................................................................................................................................26
Groepsrisico en risicocommunicatie........................................................................................................................................................................................................26
Vervoersmodaliteiten..............................................................................................................................................................................................................................26
De gevaarscategorieën............................................................................................................................................................................................................................27
Luchtvaartveiligheid.................................................................................................................................................................................................................................27
Redundantie.............................................................................................................................................................................................................................................28
2
, D1: Inleiding verkeersveiligheid
Ontwikkeling verkeersveiligheid afgelopen decennia
Verkeersdode = een slachtoffer als gevolg van een verkeersongeval een plotselinge gebeurtenis op de openbare weg met
betrokkenheid van minimaal een rijdend voertuig, slachtoffer is binnen 30 dagen overleden.
Verkeersgewonde = slachtoffer dat als gevolg van een verkeersongeval is opgenomen in een ziekenhuis (letselernst MAIS 3+) en
daaraan niet binnen 30 dagen overlijdt.
de trend in het aantal verkeersdoden daalt niet. › Fietsers vormen grootste groep
aantal licht gewonden t.o.v. 2020 licht toegenomen verkeersslachtoffers
Afname verkeersveiligheid in NL veroorzaakt door: › daling aantal voetganger ongevallen
› Toename aantal gereden kilometers door motorvoertuigen › meeste doden met auto en ongevallen
› vergrijzing: oudere zijn kwetsbaarder, door vergrijzing meer zonder tegenpartijen
kwetsbare ouderen › >50% vd slachtoffers is 60+
› toename mobiliteit minder ervaren bestuurders › Verkeersdoden <40 jaar daalt
› toename gebruik mobiele telefoons › Trend verkeersdoden- en gewonden daalt
› afname handhavingsinspanning
niet
Meten van het aantal verkeersgewonden
Werkelijk aantal ernstig verkeersgewonden bepaald door combinatie van de politieregistratie (BRON) en medische registratie.
Ernstig gewond = gewonden die als gevolg van een verkeersongeval in Nederland, opgenomen en behandeld zijn in een
Nederlands ziekenhuis. Met ten minste een letsel van AIS-waarde (Abbreviated Injury Scale) 2 of hoger. De AIS-waarde geeft de
ernst van het letsel aan. De waarde van de Maximum AIS (MAIS) geeft het ernstige letsel bij een slachtoffer aan.
Soorten verkeersongevallen
1. Verkeersongeval: gebeurtenis op de openbare weg, die verband houdt met het verkeer en waardoor er schade
ontstaat aan objecten of letsel bij personen. Ten minste een rijdend voertuig is betrokken.
2. Eenzijdig verkeersongeval: verkeersongeval waarbij geen andere verkeersdeelnemers of objecten betrokken zijn.
3. Enkelvoudig verkeersongeval: verkeersongeval waarin geen andere verkeersdeelnemers betrokken zijn. betreft zowel
eenzijdige verkeersongevallen als ongevallen met een los of vast obstakel of een dier.
4. Letselongeval: verkeersongevallen waarin een of meerdere personen letsel hebben opgelopen.
Bepalen van het risico
(risico = mate van veiligheid op de weg)
Om het aantal ongevallen van verschillende groepen (landen of vervoerswijzen) onderling te kunnen vergelijken, wordt het
aantal slachtoffers gerelateerd aan de mobiliteit. Daarbij wordt het risico bepaald het aantal slachtoffers per afgelegde
afstand. Bij het bepalen van het risico wordt dus rekening gehouden met de afgelegde afstand door de desbetreffende groep.
Onderscheid tussen de risico’s: ongeval, verkeersdode & verkeersgewonde. SWOV werkt meestal met risico om slachtoffer van
een verkeersongeval te worden.
De mobiliteit van personen
Jaarlijks aantal verkeersongevallen in een land wordt bepaald door de afstand die mensen in dat jaar en in dat land afleggen, en
het risico dat men daarbij loopt op een ongeval. Risico hangt af van verschillende eigenschappen van de afgelegde afstand.
Personenmobiliteit wordt gemeten dmv een continue enquête over het verplaatsingsgedrag onder een steekproef van de
bevolking.
Mobiliteit = het aantal verplaatsingen of de afgelegde afstand in het vekeer. Heeft een grote invloed op de
verkeersveiligheid; hoe meer mobiliteit, hoe groter de kans op ongevallen.
Definities van risico
Risico is de meest gangbare maat om veiligheid in het verkeer uit te drukken, andere manieren zijn mortaliteit (aantal doden per
aantal inwoners) of het aantal doden per voertuig. Meest gebruikte maat om onveiligheid uit te drukken is het aantal
verkeersongevallen en/of aantal slachtoffers dat daarbij valt.
Risico = aantal slachtoffers per afgelegde afstand. Vooral ouderen en jongeren hebben een hoog risico op worden van
slachtoffer.
Risico kan ook worden gedefinieerd als: het risico om slachtoffer te worden van een verkeersongeval en dus niet het risico op een
verkeersongeval.
Risico voor verschillende vervoerswijzen
Risico op overlijden is voor alle vervoerswijzen afgenomen.
Al is het risico om ernstig verkeersgewond te raken niet afgenomen; voor (brom- en snor-) fietsers is dat risico toegenomen, ook
voor motorrijders. De auto is het dominante vervoersmiddel in de jaarlijkse mobiliteit. De automobiliteit omvat ongeveer
driekwart van het totaal. Doordat de auto het
3