27.11.2024
Probleem 1 Wetenschappelijk Onderzoek
L1. Wat zijn de basisprincipes & kenmerken van wetenschappelijk onderzoek?
Wat is wetenschap?
Wetenschap is een systematisch en georganiseerd geheel van kennis op elk gebied van onderzoek dat is verkregen met behulp van
de wetenschappelijke methode. Om als wetenschappelijk onderzoek te worden beschouwd, moet het:
1. Bijdragen aan een wetenschappelijke discipline.
2. De wetenschappelijke methode volgen.
Basisprincipes:
● Reproduceerbaarheid: wetenschappelijke procedures en conclusies moeten "herhaalbaar” zijn, wat betekent dat andere
wetenschappers onafhankelijk het onderzoek moeten kunnen repliceren.
● Precisie: Precisie verwijst naar de nauwkeurigheid van je metingen en het beschrijven van theorieën.
● Weerlegging/Falsificatie: Wetenschap is een voorlopige theorie tot er een nieuwe ontdekking is. Dit betekent dat
wetenschappelijke theorieën zodanig geformuleerd moeten zijn dat ze weerlegd kunnen worden door empirisch bewijs
● Zuinigheid/spaarzaamheid: Je moet streven naar de meest eenvoudige verklaring/theorie.
Typen onderzoek:
● Niveau: micro, meso, macro
● Aard: kwantitatief, kwalitatief, mixed methods
● Doel: explorerend, verklarend, beschrijvend, emancipatorisch
● Tijdsfactor: longitudinaal, cross-sectioneel
● Benadering: toetsend, exploratief
● Gegevensverzameling: primair, secundair
L2. Wat is de functie van theorie in onderzoek?
Theorie: Een theorie is een uitgebreide en systematische verklaring voor een bepaald fenomeen. Theorieën proberen een breed scala
aan waarnemingen te verklaren en te voorspellen en zijn vaak gebaseerd op een groot aantal empirische studies.
Model: Een model is een vereenvoudigde weergave van een deel van de werkelijkheid. Modellen worden gebruikt om specifieke
aspecten van een fenomeen te bestuderen en kunnen wiskundig, grafisch of conceptueel van aard zijn.
Constructen: Abstracte begrippen die verwijzen naar een kenmerk of eigenschap van personen, objecten of gebeurtenissen
Proposities: Beweringen over de relaties tussen constructies. Ze beschrijven hoe constructen met elkaar samenhangen of elkaar
beïnvloeden. Proposities zijn tentatief en empirisch toetsbaar; dat wil zeggen, ze kunnen worden bevestigd of weerlegd door middel
van onderzoek.
De functie van theorie in onderzoek is tweeledig. Theorie geeft richting en focus aan onderzoek en helpt bij het interpreteren van
onderzoeksresultaten.
Deductief en inductief onderzoek
● Deductief onderzoek: Hierbij is de theorie het startpunt van het onderzoek. De onderzoeker formuleert hypothesen op basis
van bestaande theorieën en toetst deze hypothesen vervolgens aan de hand van empirische gegevens.
● Inductief onderzoek: Hierbij is de data het startpunt van het onderzoek. De onderzoeker verzamelt eerst gegevens en
probeert vervolgens op basis van deze gegevens tot een theorie te komen. De Grounded Theory-benadering is een voorbeeld
van inductief onderzoek.
Sensitizing concepts
Sensitizing concepts zijn algemene theoretische concepten afkomstig uit bestaande literatuur die richting geven aan kwalitatief
onderzoek. Sensitizing concepts fungeren als een soort lens waardoor de onderzoeker naar de data kijkt. Ze helpen de onderzoeker
om:
● Relevante thema's en patronen in de data te identificeren.
● De data te interpreteren in het licht van bestaande theorieën.
● Nieuwe inzichten te ontwikkelen die voortbouwen op bestaande kennis.
, Absolute Kenmerken
● Logische consistentie: Een theorie moet intern consistent zijn. De beweringen en proposities binnen de theorie mogen
elkaar niet tegenspreken. Een theorie die logische inconsistenties bevat, wordt als onbruikbaar beschouwd, omdat ze geen
coherent beeld van de werkelijkheid kan bieden.
● Toetsbaarheid: Een theorie moet zodanig geformuleerd zijn dat de beweringen die ze doet, gecontroleerd kunnen worden
aan de hand van empirische data. Dit betekent dat we in staat moeten zijn om onderzoek te doen om na te gaan of de theorie
klopt of niet. Theorieën die niet toetsbaar zijn, worden als onwetenschappelijk beschouwd.
Relatieve Kenmerken
● Parsimonie: Bij het vergelijken van twee theorieën die eenzelfde fenomeen verklaren, geven we de voorkeur aan de theorie
die de meest eenvoudige verklaring biedt. Dit principe staat ook wel bekend als "Ockhams scheermes": we moeten geen
onnodig complexe verklaringen introduceren als een eenvoudige verklaring volstaat.
● Compatibiliteit: We geven de voorkeur aan theorieën die aansluiten bij bestaande kennis en theorieën. Een theorie die
radicaal afwijkt van wat we al weten, vereist sterker bewijs dan een theorie die consistent is met eerdere bevindingen.
L3. Wat zijn de stappen en keuzes voor het ontwerpen van wetenschappelijk
onderzoek?
Empirische cyclus
1. Theorie/Idee: De cyclus begint met een observatie, een idee, of een vraag die men wil onderzoeken. Dit kan voortkomen uit
de praktijk, uit de wetenschappelijke literatuur, of uit persoonlijke interesse.
2. Inductie: In deze fase wordt het algemene idee omgezet in een abstracte onderzoeksvraag. Deze vraag is nog breed
geformuleerd en dient als startpunt voor de volgende fase.
3. Deductie: De abstracte onderzoeksvraag wordt concreter gemaakt. Vage begrippen worden gedefinieerd, hypothesen
worden opgesteld, en er wordt bepaald hoe de te gebruiken constructen gemeten gaan worden.
4. Toetsing: De hypothese wordt getoetst aan de hand van empirisch onderzoek. Gegevens worden verzameld en
geanalyseerd om te bepalen of de hypothese wordt bevestigd of weerlegd.
5. Evaluatie: De resultaten van het onderzoek worden geëvalueerd. Conclusies worden getrokken, de betrouwbaarheid en
validiteit van het onderzoek worden beoordeeld, en de resultaten worden in verband gebracht met de bestaande theorie. Op
basis van deze evaluatie kan de theorie worden aangepast, verfijnd, of zelfs verworpen.
Opzet van een onderzoek:
1. De onderzoeksvraag formuleren
2. Literatuuronderzoek en theoretisch kader
3. Onderzoeksopzet (design)
4. Selectie van analyse-eenheden
Wie of wat ga je onderzoeken?
5. Keuze van dataverzamelingsmethoden
Welke methoden ga je gebruiken om data te verzamelen?
6. Keuze van analysemethoden
Hoe ga je de verzamelde data analyseren?
- Kwantitatieve analyse: Statistische analyse, hypothesetoetsing, etc..
- Kwalitatieve analyse: Thematische analyse, discoursanalyse, grounded theory, etc..
- Mixed methods: Combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve analysemethoden.
7. Ethische overwegingen
8. Rapportage en communicatie
9. Reflectie en evaluatie
Methoden van onderzoek
● Micro: individueel vs meso: een groep of buurt vs macro: de samenleving als geheel.
● Crosssectioneel: data worden verzameld op één enkel moment in de tijd vs Longitudinaal: data worden verzameld op
meerdere momenten in de tijd.
● Prospectief: volgt de onderzoeker de respondenten vooruit in de tijd. vs Retrospectief: verzamelt de onderzoeker data over
het verleden van de respondenten.
● Kwalitatief vs kwantitatief
● Historisch: verleden vs Contemporeel: heden.
● Primair: onderzoeker verzamelt zelf de data vs Secundair: onderzoeker maakt gebruik van data die door anderen zijn
verzameld.
● Etnografisch vs survey vs experiment