Week 1
Literatuur
Hoofdstuk 1
Psychometrist = een specialist in psychologie of onderwijs die psychologische tests
ontwikkelt en evalueert.
Test = een gestandaardiseerde procedure om gedrag te bemonsteren en te beschrijven met
categorieën of scores. Testen hebben normen of standaarden --> resultaten kunnen worden
geïnterpreteerd en voorspellen belangrijk gedrag.
Testen zijn vaak enorm gevarieerd, maar delen wel deze kenmerken:
- Gestandaardiseerde procedure
= wanneer de procedures voor het afnemen ervan voor de ene examinator en voor de
andere setting uniform zijn. Heeft ook voor deel te maken met de competenties van de
examinator. Standaardiseren heeft dan ook vooral te maken met hoe de instructies van een
test zijn geformuleerd.
- Gedragsvoorbeelden
= een psychologische test is een beperkt voorbeeld van gedrag. Zowel de examinator als
proefpersoon hebben onvoldoende tijd voor een uitgebreide test, zelfs als de test is gericht
op een goed gedefinieerd en eindig gedragsdomein. De test is hierom slechts een voorbeeld
van gedrag. Het gedragsvoorbeeld is alleen van belang, voor zover het de onderzoeker in
staat stelt conclusies te trekken over het totale domein van het relevante gedrag.
- Scores of categorieën
= psychologische test moet ook het afleiden van scores of categorieën mogelijk maken.
Thorndike (1918) = ‘alles wat überhaupt bestaat, bestaat in een bepaalde hoeveelheid.’
McCall (1939) = ‘alles wat in hoeveelheid bestaat, kan worden gemeten.’
Testen vorm van meten te zijn die lijkt op procedures in de natuurwetenschappen
getallen abstracte dimensies vertegenwoordigen pyschologische testen: vatten prestaties
samen in cijfers of classificaties.
- Normen of standaarden
= de score van een participant wordt vaak vergeleken met scores van anderen op dezelfde
test. Normen = samenvatting van testresultaten voor een grote en representatieve groep
proefpersonen. Normgroep = gestandaardiseerde proef (standardized sample). Het
selecteren van de standaardiserende sample is cruciaal voor de bruikbaarheid van een test.
Deze groep: representatief voor wie de test is bedoeld, anders is het niet mogelijk om de
relatieve status van een participant vast te stellen.
Wanneer normen niet beschikbaar zijn geen gebruik maken van de test.
- Voorspellingen van niet-testbaar gedrag
Testen zijn er over het algemeen voor het voorspellen van gedrag, maar kunnen ook zorgen
voor niet-testgedrag dat door de test naar voren komt. Voorbeeld van de inktvlektest
patiënt ziet hier ‘ogen die naar buiten turen’ in proefpersoon zal zeer achterdochtig zijn &
,laag risico voor individuele psychotherapie doel vh testen is om tot deze en soortgelijke
voorspellingen te komen niet om te bepalen of de proefpersoon ogen waarneemt die uit
vlekken staren.
De impliciete aanname vanuit psychometrie: tests meten individuele verschillen in
eigenschappen of karakteristieken die in een vage zin van het woord bestaan. Het doel van
testen: hoeveelheid van de eigenschap of kwaliteit te schatten die een individu bezit.
Opletten:
1. Elke testscore zal altijd een measurement error hebben.
X = T + e , X = geobserveerde score, T = echte score (true score), e= positieve of negatieve
error component.
Beste is om e heel klein te maken, het kan nooit helemaal weg zijn, ook kan niet de exacte
impact worden bepaald.
2. Alles wat met testen wordt gemeten is abstract, geen fysieke realiteit.
Soorten testen
Norm-referenced test
De prestatie van elk individu wordt geïnterpreteerd met verwijzing naar een ander relevante
gestandaardiseerd sample.
Criterion-references test
Doel: bepalen waar de proefpersoon staat met betrekking tot zeer strak gedefinieerde
onderwijsdoestelling.
Assessment
Het beoordelen of inschatten van de omvang van een of meer kenmerken van een persoon.
De assessment van menselijke kenmerken: observaties, interviews, checklists, inventarissen,
projectieven en andere psychologische testen. De onderzoeker moet data combineren en
vergelijken van verschillende bronnen.
Type testen
- Groepstesten: grote pen-en-papier metingen, geschikt voor het testen van grote groepen
mensen op dezelfde tijd
- Individuele testen: instrumenten die door hun ontwerp en doel gebruikt worden voor een
individu. Belangrijk voordeel voor individuele testen: onderzoeker kan het motivatieniveau
meten van de proefpersoon, en de relevantie van andere factoren (bijv. impulsiviteit of
angst) voor de testresultaten kan beoordelen.
De belangrijke typen van psychologische testen:
- Intelligentietests: Meet de capaciteiten van een individu op relatief mondiale gebieden,
zoals verbaal begrip, perceptuele organisatie of redeneren, en help daardoor de
mogelijkheden voor schoolwerk of bepaalde beroepen te bepalen.
- Aptitude Tests: Meet de capaciteiten voor een relatief specifieke taak of type vaardigheid;
bekwaamheidstesten zijn in feite een beperkte vorm van bekwaamheidstesten (voorbeeld:
SAT’s)
- Prestatietests: meet iemands mate van leren, succes of prestatie in een onderwerp of taak.
,Verschil tussen aptitude en prestatietesten: meer gebruik dan de inhoud. Elke test kan een
aptitude test zijn tot op zekere hoogte dat het de toekomstige prestatie kan voorspellen.
Elke test kan een prestatietest zijn als het laat zien hoeveel het individu heeft geleerd.
- Creativiteitstests: Beoordeel nieuw, origineel denken en het vermogen om ongebruikelijke
of onverwachte oplossingen te vinden, vooral voor vaag gedefinieerde problemen.
- Persoonlijkheidstests: meet de eigenschappen, kwaliteiten of gedragingen die de
individualiteit van een persoon bepalen; Dergelijke tests omvatten checklists, inventarissen
en projectieve technieken.
- Interesse-inventarisaties: meet de voorkeur van een individu voor bepaalde activiteiten of
onderwerpen en help zo de beroepskeuze te bepalen.
- Gedragsprocedures: Objectief beschrijven en tellen van de frequentie van gedrag, waarbij
de antecedenten en gevolgen van het gedrag worden geïdentificeerd.
- Neuropsychologische tests: meet cognitieve, sensorische, perceptuele en motorische
prestaties om de omvang, locus en gedragsmatige gevolgen van hersenschade te bepalen.
Grootste doel van het gebruiken van psychologische testen: besluiten maken over een
individu. Maar alleen besluiten maken is niet de enige functie, handig om deze 5 te bekijken:
- Classificatie
= verscheidenheid aan procedures die een gemeenschappelijk doel hebben: het toewijzen
van een persoon aan de ene categorie in plaats van aan de andere. Het kan belangrijke
gevolgen hebben, zoals, verlenen of beperken van toegang tot een specifieke universiteit of
het bepalen of iemand voor een bepaalde baan wordt aangenomen. Veel varianten van
classificatie, elk bepaald doel benadrukken bij toewijzen van personen aan categorieën:
Plaatsing: indelen van personen in verschillende programma’s die aansluiten bij hun
behoeften of vaardigheden.
Screening: snelle en eenvoudige testen of procedures om personen te identificeren
die mogelijk bijzondere kenmerken of behoeften hebben.
Certificering & selectie: allebei pass/fail-kwaliteit: certificering: een person moet op
zijn minst een minimale vaardigheid hebben in een bepaalde discipline of activiteit. Selectie:
vergelijkbaar met certificering (in de zin van het verlenen van privileges zoals de
mogelijkheid om naar uni te gaan).
- Diagnose en behandelplan
= twee met elkaar verweven taken: vaststellen van de aard en de bron van abnormale
gedrag van persoon én het classificeren van het gedragspatroon binnen een geaccepteerd
diagnostisch systeem. Diagnose is meestal een voorloper van herstel of behandeling van
persoonlijk leed of verminderde prestaties.
- Zelf-kennis
= feedback die iemand ontvangt van een test verandering in leven teweegbrengen.
- Programma-evaluatie
- Onderzoek
Soorten error:
- Te veel tijd geven voor een assessment (stel het is een snelheidstest: teveel tijd: lagere
validiteit)
, - Gebrek aan duidelijkheid over de beschrijving
- Geluid, andere factor die moet worden gecontroleerd bij groeps testen
- Bij een groepstest: falen uit te leggen wanneer en of participanten moeten raden
Correction of guessing: wordt veel gebruikt, correctie bij bijv. meerkeuze, doel: elimineren
van geluk.
Toetsuitgevers: dringen er bij examinatoren erop aan: goede verstandhouding opbouwen:
warme, comfortabele sfeer die proefpersonen motiveert en samenwerking uitlokt.
Cruciaal aspect van valide testen = initiëren van een hartelijk testmilieu. Vooral bij
individueel testen en bij het testen met kinderen.
Test anxiety
Fenomenologische, fysiologische en gedragsreacties die gepaard gaan met bezorgdheid over
mogelijk falen op een toets. Ze leiden verschillende niveaus van faalangst, variërend van een
zorgeloze kijk tot een invaliderende angst bij het vooruitzicht om getest te worden. Vooral
testen met tijdsdruk leiden tot meer falen bij testen voor dit soort mensen.
Ethiek
Beoefenaars hebben primaire verplichting om de vertrouwelijkheid te waarborgen van
informatie, inclusief testresultaten, die zij tijdens consultaties van cliënten verkrijgen.
Mag alleen met andere worden gedeeld als de cliënt hier toestemming voor geeft, meestal
in geschreven vorm. Het mag alleen worden gedeeld met anderen als de informatie of dit
juist niet delen zorgt voor een gevaar voor de patiënt zelf of voor de omgeving = duty to
warn
Informed consent: kandidaten of vertegenwoordigers van de test in eeen taal die zij kunnen
begrijpen, op de hoogte worden gesteld van de redenen voor het testen, het soort testen
dat zal worden gebruikt, het beoogde gebruik en de reikwijdte van de materiële gevolgen
van het beoogde gebruik. Als iets wordt opgenomen/bijgehouden hebben de kandidaten het
recht om te weten welke testinformatie wordt vrijgegeven en aan wie.
Standard of care: komt naar voren bij professionele of juridische beoordeling van specifieke
gezondheidszorgpraktijken, inclusief psychologische tests.
Stereotype threat: in essentie een verfijnde versie van self-fulfilling prophecy. Het is de
dreiging van het bevestigen, als zelfkarakteristiek, van een negatief stereotype over iemands
groep (bijv. media laat zien dat afrikanen lager IQ hebben).
Lake Wobegon Effect: overdreven optimistische beeld van de prestaties van studenten.