HC1: 8-4-2024
Dr. A. de Koomen
Groep 1&2: 23-5, groep 3: 24-5
23-5: Olympia, 9:00-13:00
23-5: Dinner Party, 11:00-15:00
24-5: Vermeer, 10:00-14:00
=> 25% cijfer
HC 1, deel A
Vakinhoud: reflectie op de ontwikkeling van het eigen vakgebied.
16e: biografische geschiedschrijving
18-19e: periodisering
19e: kennerschap en vormanalyse
20e: iconologie
1910-60: marxistische kg
!910-70: psychoanalytische duiding
1970: feministische kritiek
1920-70: semiotische analyse
1980: postkoloniale kritiek
2000: visual technologies
2000: technical art history
Oude benaderingen hebben nog steeds een rol, soms gelden ze niet meer (verouderd), maar bestaan nog wel. Het
boek is een poging om de ontwikkeling van kg te beschrijven, maar niet dé methode.
Part 2 van Hatt en Klonk behandelt ‘new art history’, ontstaan in de 1980’s
Het bestaat uit twee delen: deel 2 behandelt new art history. Kritiek is belangrijk bij deel 2. New art history is
een naam die gegeven is aan kritische reflectie over de manieren waarop kunst de uiting is van sociale kwesties.
Daarvoor werd vooral gezocht naar hoe we het verleden het beste konden uitleggen en begrijpen. New art history
heeft niet de ambitie om het verleden als verleden te begrijpen, maar de relevantie van het verleden voor
moderne sociale vraagstukken. Er zijn twee soorten werelden binnen de kg. Geen poging om bij benadering de
historische waarheid te reconstrueren, maar een kritische analyse vanuit een eigentijdse sociaal-politieke optiek.
Waarmee worden de kunstwerken gerelateerd is onderwerp per HC. Manier van denken die ervoor leidend is.
1. Kunst & Kunstenaar Kunstenaarsbiografie
2. Kunst & Tijdperk Periodisering
3a. Kunst & Stijl Toeschrijving
3b. Kunst & Stijl Vormanalyse
4. Kunst & Idee Iconologie
5. Kunst & Onderbewuste Psychoanalyse
6. Kunst & Maatschappij Sociale Kunstgeschiedenis
7. Kunst & Teken Semiotische analyse
8. Art & Gender Feministische kritiek
9. Art & Geopolitiek Postkoloniale kritiek
10. Kunst & Beschouwer Visuele theorieën
11. Kunst & Materiaal Technical Art History
Hoofdtitel: relatie tussen kunst en ander fenomeen, kenmerkend voor de onderzoeksbenadering.
Ondertitel: grondlegger-inspiratiebron-belangrijkste beoefenaar & type kunstgeschiedschrijving die het
opgeleverd heeft.
Op voorkant ‘Les Démoiselles d’Avignon’, 1907, Picasso, MOMA: je ziet het vanuit verschillende
methoden/perspectieven. Ze geven in boek aan dat je het werk op verschillende manieren kunt benaderen,
interpreteren.
,VB: Picasso (1881-73) was 25 toen hij dit schilderde, was ambitieus. Verkocht aan Jaques Dourcet, later
verkocht aan het MOMA als het sleutelstuk tot de 20e E . Eerder heette het ‘Het bordeel van Avignon’. Eigenlijk
‘Las chicas de Avignon’.
Kunst & de kunstenaar => Je kunt het biografisch bekijken, wat gebeurde er in het leven van Picasso?
Hoe was het voor een Spanjaard in Parijs? Zijn lastige liefdesverhouding met een vrouw etc. Hierdoor
kun je een schilderij duiden, door te verdiepen.
Kunst & tijdperk => Een ander benadering is dat het een sleutelstuk /startschot voor het kubisme was:
een sleutelstuk tot de -ismes van de 20e E. Hoe hebben de -ismes gewerkt? Dan gaat het niet om de
mens achter het schilderij, maar de ontwikkeling en indeling van de kg.
Kunst en stijl => Toeschrijving en authenticiteit. Het is nogal een stijlverandering. Kun je het wel aan
hem toeschrijven, past het bij de tijd? Hoe authentiek is het? Stijlkritiek, omdat er meerdere tekeningen
kunnen zijn die een voorstudie van het schilderij van Picasso zijn. Is het een echte Picasso tekening?
Dan vergelijk je kunst en stijl.
Stijl: wat doet hij met de manier waarop hij vormgeeft en hoe zette zich af tegen andere stijlen? Matisse
werd gezien als de voorman van de moderne kunst. Dit was veel meer met fluïde en een lijnenspel; een
idylle. Picasso zette hier iets anders tegenover. Andere vorm en thematiek.
Kunst en maatschappij => Bordeel als maatschappijkritiek. Bordeel is een specifieke plek in de
samenleving. Wat wilde hij ermee zeggen? Kritiek op bordeel, vrouwen, geen kritiek? Er zit een
maatschappelijk vraagstuk in.
Kunst en idee => Kan ook iconografie en interpretatie zijn. Het geven van een boodschap. Wil hij wat
zeggen over het bordeel-deze vrouwen? Iets algemeens? Er zouden mannen tussen de naakte vrouwen
gelopen hebben; het was oorspronkelijk meer een bordeel. Een heeft een schedel in zijn hand. De
schedel had dus een bepaalde betekenis. Hij was wellicht bang voor geslachtsziekten. Visuele
boodschappen ontcijferen; iconografie-iconologie.
Kunst en psyche => Picasso’s onbewuste respons: angst voor seksualiteit. De schedel hoeft niet
iconografisch te zijn, het kan onbewust zijn. Een onbewuste respons. Hier gelden dan de ideeën van
Freud, die voor kunst relevant kunnen zijn.
Kunst en teken => Semiotische analyse: referentie naar andere kunstwerken. Een verwant aan de
iconologie. Het zijn geen literaire verwijzingen, maar naar andere kunstwerken. Wat heeft het schilderij
te zeggen, is dat wat er geanalyseerd wordt.
Kunst en gender => male gaze en de de-erotisering van de vrouw. Kijken de vrouwen terug? Er
gebeuren vreemde dingen met de ogen. Hoe zit de m-v verhouding? Blik uitwisselingen.
Kunst en globale wereld => Postkoloniale analyse van de Afrikaanse maskers. Het postkoloniale
verhouding in lichaam en gezicht. De vormen werden vereenvoudigd, het waren Afrikaanse maskers.
Hij had een museum bezocht waar Afrikaanse maskers hingen. Hij dacht dat de maskers met
geestuitdrijving te maken hadden. Die magie paste hij toe voor zijn schilderij. Hoe dacht hij over
Afrika? Welke concepten komen daarbij kijken?
Kunst en toeschouwer => Kijken naar en aangekeken worden.
Kunst en materiaal=> reconstructie van het onvoltooide maakproces. Voorstudies, is het een onvoltooid
(rauw) schilderij ivm andere schilderijen? Welke materialen, is er verkleuring?
Steeds andere vraagstukken, andere relaties tot het werk. Er wordt steeds een andere vraag beantwoord. Niet
zozeer een methodisch verschil. Methode: hoe vindt je antwoord op een bepaalde vraag?
Methode => De weg erheen: Niet naar wat je onderzoekt, maar hoe je dat doet.
,De verschillen en discussie zit vooral in welke relatie tot het kunstwerk we onderzoeken.
Welke relatie wil je in het kunstwerk onderzoeken. Methoden in de kg niet gekozen, omdat het te
methodologisch klinkt (alsof alle manieren in de kg dezelfde vraag willen beantwoorden) maar benaderingen in
de kg. Het is ook geen theorie van de kg. Die bestaat niet, de kg is optelsom van alle benaderingen bij elkaar. De
kg wil kunstwerken significantie geven (kunnen uitleggen waarom ze van betekenis zijn) => dit verbindt alle
vraagstukken die we behandelen. De betekenis zit in het duidelijke maken van de relaties van kunstwerken met
andere fenomenen.
Wat wil deze cursus bereiken?
-Belangrijkste benaderingen leren herkennen.
- Meer grip krijgen op het kunsthistorisch discours.
- Stimuleren tot nadenken over het eigen vakgebied.
- Zichzelf beter binnen de kunstgeschiedbeoefening kunnen situeren.
- Bewuster worden welke vraag je wilt beantwoorden.
, Vragen bij de literatuur van 8-4-2024:
Hoe leggen Hatt en Klonk het verschil tussen
'method' en 'theory' uit?
Wat willen de auteurs duidelijk maken in het
hoofdstuk dat A Variety of Interpretations heet?
Op p. 21 geven Hatt en Klonk een korte uitleg
waarom Vasari niet als een ware geschiedschrijver
kan worden beschouwd. Wat zijn hun argumenten?
Ben je het daarmee eens?
Hoe denkt Henk van Veen hierover? Welke
argumenten brengt hij naar voren?
HC 1 deel B: Kunst en kunstenaar: Vasari en de kunstenaarsbiografie
De biografische benadering: domeinen van de kunstgeschiedenis ‘zonder kunstenaar’:
Oudheid
Middeleeuwen
Kunstnijverheid
Volkskunst
Niet-Westers
De naam doet ertoe; dat zijn we gewend. Naam wordt equivalent van het ding (Rembrandt). Uit de oudheid
kennen we weinig namen, dat geldt ook voor het overgrote deel van de ME, van de kunstnijverheid (kasten),
volkskunst (gemaakt door niet professionelen), niet-Westers. Weinig plekken in de wereld waar zo’n cult heeft
bestaan voor de maker. China, Japan etc, daar waren namen ook belangrijk. (Het is niet uniek, maar op weinig
plekken ter wereld). De fascinatie voor de makers is typerend voor kg.
Veel domeinen van menselijke creatie zijn anoniem. Het schip Le Normandie (gebouwd 1931-1932) uit de jaren
’20. Niemand weet wie het schip heeft ontworpen, dat doet er niet zo toe. Hier: Vladimir Yourkevich, uit
Rusland. Schepen waren zeer fascinerend in de jaren’20.
Hetzelfde schip werd op poster gedrukt en is ontworpen door Cassandre in 1932. In hetzelfde jaar van het schip
werd het Zwitserse paviljoen (voor studenten) door Le Corbusier ontworpen. Het Pavillion Suisse (1932) is
icoon van moderne architectuur; zijn inspiratie was ‘paquebots’ => het schip, de passagiersschepen. Zo moest je
als architect denken, ‘als de grote scheepsbouwers’. Le Corbusier wordt als heilige gezien, maar de
scheepsontwerper niet.
Beeldende kunstenaars zijn uitverkoren (geen scheepsbouwers).
Alleen bepaalde kunstenaars, maar geen goudsmeden, tapijtwevers, meubelmakers en glasblazers.
Wanneer kwalificeert een beroepscategorie/mens zich voor biografie?
Niet-uitwisselbaarheid van een prestatie. (Bv Bernini die een touw kan beeldhouwen, wat anderen niet
kunnen. Als je iets doet, kunt wat anderen niet kunnen. Het is uitzonderlijk.)
Verhevigde levensloop/persoonlijkheid. (Als je beproevingen in het leven hebt gehad, waar anderen van
griezelen, niet aan kunnen tippen. Biografie steeds belangrijker geworden bij moderne kunst, als zijnde
bijzondere figuren die los van de samenleving staan.)
Offers voor een doel dat eigen belang overstijgt. (Dapperheid. Misschien hard gewerkt?)
De mensheid tot voorbeeld gediend of verder gebracht. (De mensheid moet baat hebben bij wat iemand
gemaakt heeft. Als je kunst belangrijk vindt, geldt dit wel. Ze hebben iets verder gebracht, tot een
bepaald niveau.)
Waar komt het vandaan, de interesse in kunstenaarslevens? Wie waren zij?
De oorsprong van de kunstenaarsbiografie