Samenvatting - Het beroep in de diverse samenleving
7 Kerntaken van de social worker: (Spierings en spierts 2020) (weten)
1. Ondersteunen en wegwijs maken
Sociaal werkers ondersteunen kwetsbare mensen. Ze moeten goed de weg kennen in de
samenleving. Informatie, advies, verwijzingen en toeleiding zijn essentieel. Ook het kunnen stellen van
een diagnose of indicatie, of het doen van een assessment zitten in de gereedschapskist. Voorbeeld:
Een sociaal werker helpt een persoon met een taalachterstand bij het invullen van formulieren voor
een uitkering of het regelen van kinderopvang.
2. Voor iemand zorgen (de basis billen wassen, meelopen naar supermarkt)
Veel van het sociaal werk bestaat uit het leveren van diensten aan mensen met een beperking. Hier
spreekt men ook van ‘support’, de doorlopende ondersteuning voor mensen die dat nodig hebben
waarbij het om gaat mensen te helpen dat te doen wat zijn willen doen. Voorbeeld: Een sociaal werker
ondersteunt een oudere man met beperkte mobiliteit door boodschappen voor hem te doen en
medische afspraken te coördineren. Helpen in huishouden. VB. Woongroep
3. Ontwikkelen en opvoeden
Bij deze kerntaak kun je denken dat je vooral werkt met kinderen en jongeren. Maar de definities
beperken zich niet tot kinderen. In elke levensfase moeten mensen zich verder ontwikkelen.
Voorbeeld: Een sociaal werker biedt opvoedingsondersteuning aan jonge ouders die moeite hebben
met het stellen van grenzen voor hun kinderen. (Ontwikkel- en opvoeden, jongerenwerk,
opvoedingsondersteuning, niet alleen bij kinderen, iedereen) (leerplicht)
4. Ingrijpen (interveniëren) en optreden (interventie plegen)
Het kan nodig zijn om echt in te grijpen in een gezin, in het jongerenwerk krijg je te maken met
agressief gedrag. Maar ook kan je te maken krijgen aan taakstraffen of stellen van regels. Voorbeeld:
Een sociaal werker wordt opgeroepen om een kind tijdelijk uit huis te plaatsen vanwege een onveilige
thuissituatie. (Taakstraffen)
5. Gedrag beïnvloeden
Sociaal professionals staan vaak voor de taak om gedrag te veranderen. Dit kan door preventie;
voorkomen dat het misgaat of erger wordt. Een andere manier om dit te doen is door het versteken
van de sociale en (inter) culturele competenties van de mensen. (Speltherapie of vaardigheidstraining)
Voorbeeld: Een sociaal werker werkt met een jongere die moeite heeft met het omgaan van geld en
dan bied je een training aan.
6. Verhoudingen beïnvloeden (geen machtsbeïnvloeding)
Het accent ligt op het beïnvloeden van hoe groepen mensen zich tot elkaar verhouden. Bemiddeling:
Manier om oplopende conflicten in te dammen of uit de wereld te helpen. Eigenkrachtconferentie: Alle
mensen die ertoe doen voor een kind bij elkaar brengen om samen aan een oplossing te werken.
Voorbeeld: Een sociaal werker bemiddelt in een conflict tussen buren over geluidsoverlast, met als
doel de onderlinge verstandhouding te verbeteren. (Twee partijen bij elkaar voegen)
7. Signaleren, agenderen en politiseren (wetten, politiek etc)
Hierbij zoeken professionals voortdurend naar een evenwicht tussen een kritische houding en een
coöperatieve opstelling naar het beleid en andere partners waarmee ze samenwerken. Tegelijkertijd
kijk je naar je eigen rol bij het ontstaan en bestendigen van maatschappelijke problemen. Voorbeeld:
Een sociaal werker signaleert dat een bepaalde wijk te maken heeft met veel sociaaleconomische
problemen en brengt dit onder de aandacht van de gemeente om beleidsveranderingen te stimuleren.
Zien hoe beleidsmaatregelen uitpakken. De gevolgen zien van maatschappelijke en economische
veranderingen: Dit kan betrekking hebben op ongelijkheid, inflatie, (energie)armoede of
discriminatie. (Meerdere problemen hierin gezien, om actie te kunnen ondernemen)
Alle Bekwaamheden op 1 rij: (per taakgebied kan er een vraag gesteld worden)
Taakgebied 1 – Bevorderen van Taakgebied 2 – Coördineren en Taakgebied 3 – Professionaliteit en
sociaal functioneren organiseren professionalisering
Participatie, verbetering Handelen organisatie Jezelf
relatie tot client
B1; Relaties aangaan en B8; Coördineren van het (eigen) B12; Ontwikkelen en onderhouden van
communicatief handelen werk technisch rationele professionaliteit
(met mensen, groepen, (Methodieken, wetten, instrumenten)
1
,gemeenschappen contact (sociaal werkers organiseren
onderhouden) uitvoerende werkzaamheden)
B2; Zorg en ondersteuning B9; Samenwerken in en B13; ontwikkelen en onderhouden van
(aan hen die niet voor zichzelf bijdragen aan de kwaliteit van de normatieve professionaliteit
kunnen zorgen, lichamelijk/mentaal) organisatie (Normen en waarden)
(sociaal werker draagt bij aan de
organisatiedoelen)
B3; Hulp- en dienstverlening B10; Interprofessioneel B14; Ontwikkelen en onderhouden van
(Vragen beantwoorden rondom samenwerken reflectieve professionaliteit
sociaal functioneren) (met verschillende disciplines) (Kritisch reflecteren op eigen
handelen)
B4; Bevorderen van ontwikkeling B11; Coachen en leidinggeven B15; Ontwikkelen en onderhouden van
(men helpen met hun doelen en (Sociaal werkers coachen en onderzoekend vermogen
levensinvulling) geven leiding) (Kennis en blijven ontwikkeling)
B5; Activeren
(men activeren om hun doelen zelf of
samen te realiseren)
B6; Verbinden
(samenvoegen van mensen,
groepen, gemeenschappen om
doelen te realiseren)
B7; Beleidsbeïnvloeding
(sociaal werken dragen bij aan de
ontwikkeling en verbetering van
sociaal beleid)
Definitie van Social Work:
Deze elementen worden bevorderd door sociaal werk: (Aspecten)
Bevorderen van maatschappelijke veranderingen en ontwikkelingen.
VB: Een sociaal werker werkt met een gemeenschap om een programma op te zetten dat huisvesting,
educatie en werkgelegenheidskansen biedt aan mensen die in armoede leven.
Het bevorderen van sociale cohesie
(de mate waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen) (netwerk, familie, vrienden inzetten) VB:
Een sociaal werker organiseert buurtbijeenkomsten en sociale activiteiten om de bewoners van een
wijk met elkaar in contact te brengen.
Het bevrijden van mensen uit onderdrukking en hen bemoedigen en ondersteunen om
vastgelopen situaties los te wrikken (emancipatie)
VB: Een sociaal werker ondersteunt een vrouw die slachtoffer is van huiselijk geweld door haar te
helpen met het vinden van een veilige schuilplek, juridische hulp te bieden en haar toegang te geven
tot counseling en zelfhulpgroepen.
De 5 Beroepscodes van de Sociaal Werker: (kernwaarden)
Respect voor menselijke waardigheden en autonomie:
Professionals in sociaal werk herkennen en erkennen de inherente waarde en waardigheid van
mensen. Ze respecteren de zelfbeschikking van het individu. Bovenal hebben ze oog voor het unieke
van een mens en sluiten aan bij hun levensproject.
Betrokkenheid en de bereidheid om mensen bij te staan:
Professionals zijn betrokken bij het welzijn en de ontwikkeling van mensen in relatie tot hun sociale
omgeving. Met respect voor hun eigen welzijn, gezondheid en veiligheid plaatsen zij de belangen van
de mensen waarvoor zij zich inzetten boven hun eigen belangen. Professionals zoeken samen met
mensen naar de invulling van een betekenisvol leven, en beslissen samen over de doelen en
werkwijzen.
Sociale rechtvaardigheid en mensenrecht:
Professionals sluiten aan bij fundamentele mensen- en kinderrechten. Ze bevorderen sociale
rechtvaardigheid in het algemeen. Ze stimuleren en bevorderen het recht om te participeren in de
2
,samenleving. Ze dragen bij aan een inclusieve samenleving en sociale rechtvaardigheid en
gelijkwaardigheid.
Deskundigheid en zorgvuldigheid:
Sociaal werkers baseren hun werk op drie belangrijke dingen: wat ze weten, wat ze kunnen, en hoe
ze zich gedragen in hun beroep. Ze volgen de wet en houden zich aan regels voor goed werken. Ze
zorgen ervoor dat ze eerlijk blijven en altijd het beste doen voor hun cliënten. Ze zijn bereid om uit te
leggen waarom ze bepaalde keuzes maken. Ze denken regelmatig na over hun eigen werk om beter
te worden, blijven hun kennis verbeteren, en delen die kennis met anderen om het beroep sterker te
maken.
Betrouwbaarheid en integriteit:
Professionals zijn zich bewust van de missie, kernwaarden en ethische beginselen van het beroep en
handelen in lijn daarmee. Ze zijn zich bewust met de rol die ze hebben voor het welzijn en belang van
mensen.
Professionals erkennen dat mensen zich bewegen in sociale relaties en verbanden en voor hun
welbevinden daarvan afhankelijk zijn.
Ze bewaken de grenzen van de relatie om te voorkomen dat hierover verwarring ontstaat. Ze zijn
transparant en maken duidelijk wat anderen van hen mogen verwachten.
3
, Lesweek 2 - 10 Motieven voor sociaal werk (waarom er sociaal werk is)
'Motieven voor sociaal werk' (Van der Linde, 2020) worden tien motieven beschreven voor
het uitoefenen van sociaal werk.
Motief 1. Godsdienstige levensbeschouwing: barmhartigheid en gerechtigheid
● Bij godsdienstige levensbeschouwing gaat het om een goddelijke opdracht (vooral
armenzorg). Het gaat niet om iets wat je vrijblijvend kunt doen of laten. Het gaat om een
plicht, niet elke gelovige zal het overigens als plicht ervaren.
Het Jodendom: Investeren, ontwikkelen in diegene, dan een bijdrage kan leveren in de
maatschappij.
Het christendom: volgens de 10 geboden moet leven, dan kom je in de hemel. (Jezus)
De islam: Aan de 5 basisregels houden en dan kom je in de hemel, anders gaat het fout.
● Verantwoordelijk zijn en verantwoording afleggen over je daden hoort hier ook bij. Dit
gebeurt definitief bij “een laatste oordeel”, na de dood. God zal mild gestemd zijn bij het
laatste oordeel als je een medemens toegewijd leven hebt geleefd.
- Jouw helpen, zodat ik naar het paradijs ga
Motief 2. Medemenselijkheid: filantropia en humanitas (lief zijn voor elkaar) (caritas)
● In de Griekse en Romeinse oudheid speelden bij de zorg voor medeburgers twee
motieven een rol.
1. Eigenbelang van de gemeenschap. Bv: een gemotiveerd leger in stand houden, de
openbare orde beschermen, epidemieën tegengaan.
2. Humanitaire waarden en deugden, dit werd uitgedrukt met de begrippen philantropia
(menslievendheid) en humanitas (menselijkheid).
Onder philantropia werden onder meer de volgende deugen verstaan: welwillendheid,
zachtmoedigheid, gemeenschapszin, dienstvaardigheid, gastvrijheid.
Humanitas betekende onder andere: mildheid, billijkheid, gastvrijheid, vrijgevigheid,
onbaatzuchtigheid, beleefdheid, opofferingsgezindheid tegenover een vriend.
-Burgerlijk en menselijk zijn, die is in staat om medemenselijkheid te tonen. Dan voel je je
goed. Hulp werd gegeven vanuit verschillende motieven: goedheid, plicht, eigenbelang of
overvloed.
Motief 3. Openbare orde en welbegrepen eigenbelang (bied hulp, anders
criminaliteit)
● Belang van ordelijkheid, openbaar bestuur en veiligheid voor de burger. “Hoe minder
armoede, hoe minder criminaliteit”
● Vanuit welbegrepen eigenbelang zijn burgers bereid om belasting te betalen voor
sociale, culturele en infrastructurele voorzieningen. Investeringen in armenzorg, onderwijs,
infrastructuur en jeugdcentra dragen bij aan het verminderen van bedelarij, diefstal en
ziekten.
- Egoïsme om sociaal werk te doen. Bied ze hulp, anders komt er criminaliteit.
Motief 4. Sociale angst (opstanden)
● Angst voor opstand en revolutie. Deze bewegingen pleiten voor gezamenlijke
beheersing van productie om sociale gelijkheid te bevorderen en zijn kritisch over
kapitalistische systemen die zij als uitbuitend beschouwen.
*socialistische bewegingen: streven naar samenleving, productie en distributie gelijkheid.
*kapitalistische systemen: winstmaximalisatie en uitbuiting.
● Zorg voor de armen als middel om sociale spanningen te verminderen.
- Opstand kwamen tegen de overheid, ook wel bedrijven en edelen. De groep die eronder
zat werd alsmaar groter en creëerde onrust en chaos. Laten we er wat aan doen om dit te
voorkomen.
Motief 5. In stand houden van arbeidsreserve (activeren om te werken) jaren 50
● Belang van de arbeidsmarkt: werkloze niet aan hun lot overlaten
- Ze zijn nodig als de economie aantrekt
- Voorkomt bedelen
● Slingerbeweging door de tijd
4