Samenvatting ‘Zicht op effectiviteit’ T. van Yperen, J.W. Veerman & Bas Bijl
Hoofdstuk 1: Naar meer effect; resultaatgerichte ontwikkeling van interventies
1.1 effectief vanuit praktijkperspectief: wanneer gestelde doelen worden
gerealiseerd en cliënten tevreden zijn. Vanuit beleidsmakers: als jeugdigen in een
samenleving passende ondersteuning krijgen en zich optimaal ontwikkelen tot
participerende burgers. Vanuit wetenschappelijk perspectief: als het effect door
onderzoek is aangetoond, waarbij derde factoren zijn uitgesloten. ResultaatGerichte
Ontwikkeling van Interventies: samenwerking tussen praktijkwerkers, cliënten,
onderzoekers en beleidsmakers om een beweging te meten, spreken en verbeteren in
gat te zetten en te houden, die leidt tot steeds betere resultaten in de praktijk.
Interventie:
Aanpak voor de bevordering van de ontwikkeling/opvoeding, vermindering
risico/probleem
Bestemd voor doelgroep waarvan ontwikkeling/opvoeding is te bevorderen
Gericht op de jeugdige zelf, zijn opvoeders en omgeving. Wordt geleid door een
theoretisch en praktisch weldoordacht en doelgericht geheel
Gespecificeerd in termen van een doelgerichte en systematische handelswijze
(methodiek).
Evidence-based: als het beeld over de werkzaamheid is gebaseerd op kennis over wat
werkt. Kennis bestaat uit verschillende bronnen (research-based, expert/practice-
based & client-based). In jeugdhulp geld nog een 4e bron: kennis over ethische
overwegingen en waarden (value-based). Kosteneffectiviteit: de mate waarin de
interventie en de daarmee bemoeide kosten in een acceptabele verhouding staan tot de
mate van doelbereik.
1.2 er is redelijk veel onderzoek gedaan naar preventieve interventies. Over het
algemeen (kanttekening: vooral uit internationale studies) werken deze ook. Lichte
vormen van opvoedondersteuning kunnen kostenbesparend werken.
Ook redelijk veel onderzoek gedaan naar jeugdhulpinterventies, deze zijn gemiddeld
genomen effectief. Kanttekening: vooral onderzoek naar enkelvoudige problemen, niet
representatief voor dagelijkse Nederlandse hulp, de implementatie van bewezen
effectieve interventies blijft achter en er is te weinig sprake van doorontwikkeling, meer
niet-effectieve interventies dan effectieve interventies.
1.3 kritiek top-down benadering: leidt tot een disbalanas, waarin de werkelijkheid
wordt gereduceerd tot de toepassing van research-based kennis, terwijl de practice &
client-base kennis uit beeld raken. Bottom-up benadering: wordt nog te weinig benut,
gaat om het ontwikkelen van practice-based evidence. Nadeel: bewijsvoering is minder
sterk en definitie van effect is minder eenduidig. De twee benaderingen kunnen elkaar
versterken.
RGOI: resultaatgerichte ontwikkeling is een gezamenlijk zoekproces waarbij werkwijzen
van de praktijk geëxpliceerd en theoretisch onderbouwd worden en via
uitkomstenmonitoring en gerichter effectonderzoek empirisch ondersteund, met als doel
preventie en jeugdhulp verbeteren. Leidende principes RGOI:
1. Aansluiting: het heeft bijv. geen nut om experimenteel onderzoek te doen als
interventie nog niet voldoende (theoretisch) beschreven is
2. Inbedding: moet onlosmakelijk onderdeel praktijk zijn (komt er niet nog eens
bij)
3. Benutting: verzamelde gegevens moeten benut worden
4. Samenwerking: bovenstaande niveaus versterken elkaar door samen te werken.
1.4 intuition-based: in feite niveau 0 van de effectladder, de overtuiging dat interventie
werkt is er, maar argumentatie voor werkzaamheid is niet expliciet gemaakt. Dit is nog
verborgen (tacit knowledge: kennis die professionals bezitten). Effectladder: biedt
, een algemeen methodisch kader voor
praktijkgestuurd effectonderzoek. Het
gaat om het verzamelen van practice-
based evidence. Ladder geeft geen
hiërarchisch model dat RCT als beste
design aanwijst, maar is bedoeld om de
juiste onderzoeksmethode te koppelen
aan de juiste ontwikkelingsfase van een
interventie en om opwaartse druk aan
de resultaatgerichte ontwikkeling van
interventies te geven.
1.5 belang effectladder: maakt
duidelijk dat effectiviteit geen alles-of-
niets begrip is, maar altijd in
ontwikkeling is.
Hoofdstuk 2: De actoren verbinden
2.1 actoren: burgers (cliënten),
praktijkwerkers,
instellingsfunctionarissen,
beleidsfunctionarissen (gemeente) &
onderzoekers. Alle partijen aan de
‘RGOI-tafel’ die iets aan RGOI hebben
en bijdragen aan de ontwikkeling.
2.2 burger/cliënt: belangrijkste actor
in het primaire proces. Focus: gericht
op nut van de interventie en heeft
verwachtingen m.b.t. het nut van de
interventie. Ook heeft hij oordelen over het uiteindelijke nut. Ze zijn geïnteresseerd over
informatie wat wel/niet werkt, hebben zelf ook goed ideeën die ze van belang vinden,
willen actief meedoen en bepalen, zijn bereid om bij te dragen aan evaluaties en kunnen
zinvolle mede-onderzoekers zijn. Soms fungeren ex-cliënten als medebehandelaar voor
nieuwe cliënten (ervaringsdeskundige).
2.3 de praktijkwerker: concrete uitvoering staat centraal, als antwoord op de vraag
van de cliënt. Ook wel het primaire proces (core business) genoemd. Belang: cliënten
goed te bedienen. Focus: eigen cliënten/doelgroep. Regulatieve cyclus is grondvorm van
professioneel handelen.
2.4 instellingsfunctionaris: belangrijkste doelstelling om kwaliteit te leveren en dat te
laten zien & verantwoording over afleggen, maatregelen nemen. Prestatie-indicatoren:
geven aan wat belangrijkste meetpunten zijn waaraan de kwaliteit is te bepalen. Normen
zijn belangrijke ijkpunten om de gemeten prestaties tegen af te zetten, scoort
organisatie volgens de norm?
2.5 beleidsfunctionaris: kijkt niet alleen naar probleemjeugd, maar ook naar jeugdigen
met wie het goed gaat (integraal jeugdbeleid). Primaire belang: dat zoveel mogelijk
jeugdigen gezond en veilig opgroeien. Focus: lokale samenleving en de diversiteit aan
burgers die in samenleving zo goed mogelijk moeten kunnen participeren. Jeugdbeleid
meer rationaliseren, daarvoor is nodig dat instellingen helder maken hoe zij werken en
wat voor resultaten dat oplevert.
2.6 onderzoeker/kenniswerker: richten zich op het vergaren van kennis over de vijf
W’s (wat werkt wanneer, bij wie en waarom) om algemeen geldende kennis op te
bouwen over wat werkt. Focus: wil over cliënten, instellingen en gemeenten heen