Mens en gedrag 2 (jaar 1)
HBO Social Work Voltijd (Hogeschool Windesheim in Zwolle)
Samenvatting (alle hoofdstukken die de docent heeft aangegeven, zijn hier beschreven.
Waar een uitroepteken (!) vóór staat, komt op het tentamen)
Lilian de Lange
-
,Inhoudsopgave
Boek: Inleiding in de pedagogiek............................................................................................................3
H1.......................................................................................................................................................3
H2.......................................................................................................................................................5
H2.......................................................................................................................................................6
H3.2 t/m 3.7.....................................................................................................................................10
H5.....................................................................................................................................................12
Boek Levensfasen H7, 8, 9 en 10..........................................................................................................18
H7: jongvolwassene (22-40 jaar)......................................................................................................18
H8 De rijpere volwassene (40-60 jaar)..............................................................................................24
H9 De oudere volwassene................................................................................................................28
,Boek: Inleiding in de pedagogiek
H1
Pedagogiek = opvoeding van kinderen en jeugdigen tot 18 jaar/een opvoedingswetenschap met
eigen theorieën en methoden
- Opvoedkunde = de vaardigheden van de opvoeder
- Opvoedingsleer = het verzamelen/vergaren van kennis over opvoeden
- Opvoedingswetenschap = ontwikkelen van theorieën over en methoden rondom opvoeding
(hulpwetenschappen theoretische gegevens: psychologie, sociologie, filosofie, theologie/
levensbeschouwing (bijbel), andragogie/leren over volwassenen)
Opvoeding = alle omgang tussen ouder en kind waarbij gericht een relatie wordt aangegaan. In deze
omgang biedt de ouder het kind liefde, geborgenheid, veiligheid, intimiteit, aandacht, grenzen,
instructie, ondersteuning en controle. Hierdoor zal het kind tot zelfontplooiing komen en over het
nodige zelfvertrouwen en de nodige zelfstandige en zelfredzaamheid beschikken om richting te
geven aan zijn verdere leven. Er is sprake van opvoeding als:
1. Wederzijds respect tussen kind en ouder
2. Kind ervaart veiligheid bij, heeft vertrouwen in, kan rekenen op, voelt zich geaccepteerd door
en krijgt ondersteuning van de ouder
3. Kind krijgt van de ouder uitdaging om eigen beslissingen te nemen en te experimenteren met
nieuwe dingen, waardoor het kind vertrouwen krijgt in zijn omgeving
Definitie Langeveld: “opvoeding is alle omgang tussen kind en volwassenen. Er moet geborgenheid,
liefde en aandacht zijn”
Definitie Malschaert en Traas: “In een opvoedrelatie is intimiteit en veiligheid belangrijk”
Definitie Kuipers: “het opvoedgedrag van de ouder kan bij het kind leiden tot zelfstandigheid,
zelfredzaamheid en zelfvertrouwen”
Definitie Rispens, Hermanns en Meeuws: “vier dimensies aan hoe opvoeding gestalte krijgt die met
elkaar verbonden zijn/wat ouders doen als ze een kind opvoeden zodat deze volwassen kan worden:
1. Ondersteuning bieden
2. Instructie geven
3. Controle uitoefenen
4. Grenzen stellen
Ook studenten hebben deze basisdimensies nodig om te kunnen presteren op school
Ondersteuning bieden (Dekovic, Groenendaal, Noom, Gerrits) = opvoedgedrag van de ouder dat
liefde en zorg voor het kind uitdrukt en dat zich richt op zijn fysieke en emotionele welzijn, waardoor
het zich begrepen en geaccepteerd voelt en is goed voor het loskomen van de ouders
Ondersteunend opvoedgedrag: bemoedigen, accepteren, helpen, samenwerken, affectie tonen en
liefdevol omgaan met het kind en aandacht en interesse tonen voor handelingen, gedragingen en
signalen en adequaat hierop reageren en vertrouwen laten blijken
Bij welzijn van kind is warmte en affectie (emotionele beschikbaarheid) van ouder belangrijk. Wordt
kind afgewezen of affectief verwaarloosd (= gebrek warmte en affectie samen met harde fysieke
straffen), dan worden kinderen agressief, vandalisme en delinquent tot ver in de volwassenheid
, Responsieve ouder: signalen worden door de ouder opgemerkt (sensitief) en er wordt adequaat op
gereageerd (responsief) wat zorgt voor een positieve ontwikkeling. Ondersteuning bestaat uit
straffen (niet uit frustratie, negeren) en belonen (knuffel, knipoog, schouderklopje) (leertheoretische
benadering, operant conditioneren)
Hoe kan je het kind ondersteunen? Bijtring voor nieuwe tandjes, schoolagenda, advies geven
Gedragsregulatie = uit de situatie gaan en nadenken over je gedrag
Instructie geven = duidelijk maken aan het kind wat de bedoeling van iets is en welk gedrag van hem
verwacht wordt en het kind hier (on)gevraagd naar handelt, dus informatie die hij krijgt voor het
ontwikkelen van kennis en vaardigheden en zelfstandig en zelfredzaam te worden (beslissingen
nemen etc)
Wat gebeurt er als het kind te veel instructies van de ouder krijgt?
- Kind durft geen eigen initiatieven te ontplooien
- Kind durft niet te handelen, omdat het te veel bezig is met wat de ouder zal denken
Controle uitoefenen = kind uitleggen waarom iets moet of niet mag (informatie en aanwijzing geven)
waardoor het kind verantwoordelijk en zelfstandig wordt (gewoonlijk autoritatieve controle)
Autoritaire controle/restrictieve controle = opvoedgedrag waarbij de ouder druk uitoefent op het
kind om correct gedrag te vertonen (macht en gezag voor onvoorwaardelijke gehoorzaamheid). Dit
heeft een negatieve invloed op sociale en cognitieve competenties. Ouder straft vaak en spreekt
voorstellen van het kind tegen, ouder hecht waarde aan rust, regelmaat en gehoorzaamheid. Er zijn
strenge gedragsregels en er is geen gelijkheid. Kind wordt moeilijk autonoom
Autoritatieve controle = gedragingen van ouder waarbij uitleg gegeven (informatie, instructie,
suggesties en aanwijzingen voor het gewenste gedrag) wordt aan kind en eisen worden gesteld aan
zelfstandigheid. Kind en ouder zijn gelijk en onderhandelen samen. Kind mag zelf dingen oplossen.
Autoritatieve controle heeft een positieve invloed op sociale en cognitieve competenties. Er wordt
beloond waar kan en gestraft waar nodig
Inductie = ouder probeert het kind zover te krijgen dat het vrijwillig tegemoetkomt aan zijn wensen
Grenzen stellen = de wijze waarop de ouder het kind bestraft of beloont voor leren gewenst gedrag.
Ouder moet standvastig zijn aan de beslissing (consequent) voor gedragsverandering. Zo krijgt het
kind duidelijke grenzen (zekerheid) voelt hij zich serieus genomen en liefde en betrokkenheid. Het
kind leert: afstemmen situatie, rekening houden, omgaan met normen en waarden, omgaan met
maatschappelijke eisen, verantwoordelijkheid nemen en dragen voor acties, grenzen stellen
Intentioneel opvoedgedrag = het toepassen van opvoedingsdoelen en deze (on)bewust bereiken
Algemene opvoedingsdoelen (Schleiermacher)
1. Zelfstandigheid (individu): kind kan zelf keuzes maken, heeft recht op eigen leven en
uitvinden wat belangrijk is en leert een eigen leven leiden met eigen beslissingen en
mogelijkheid tot ontdekken
2. Zelfredzaamheid (samenleving): kind kan keuzes maken en deze verantwoorden, kind kan
positief zijn toekomstige rol in de samenleving vormgeven
3. Zelfvertrouwen (toekomst): kind kan bijdrage leveren aan de toekomst en kan technische en
praktische problemen oplossen